ECLI:NL:RBNHO:2025:7710

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
9 juli 2025
Zaaknummer
24/1062
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroepen na faillietverklaring van eiseres

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 2 juli 2025, is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat de beroepen van eiseres niet-ontvankelijk zijn verklaard. Eiseres, een besloten vennootschap, had beroep ingesteld tegen verschillende besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen. Na het indienen van de beroepen is eiseres failliet verklaard, wat leidde tot een verzoek van verweerder om ontslag van instantie. Eiseres stelde dat zij een financieel belang had bij een inhoudelijke beoordeling van de beroepen, omdat een gegrondverklaring zou kunnen dienen als basis voor een schadevergoeding. De rechtbank oordeelde echter dat de vorderingen die voortvloeien uit de beroepen de failliete boedel raken, en dat de curator de bevoegdheid heeft om deze vorderingen te beheren. Aangezien de curator had aangegeven de beroepen niet over te willen nemen, was eiseres niet gerechtigd om de beroepen voort te zetten. De rechtbank weegt het belang van verweerder om geen verdere kosten te maken en de besluiten onherroepelijk te laten worden zwaarder dan het belang van eiseres bij voortzetting van de beroepszaken. De rechtbank heeft daarom het verzoek van verweerder om ontslag van instantie toegewezen, wat betekent dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn verklaard en de bestreden besluiten onherroepelijk zijn geworden. Eiseres krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 24/1062, 24/2755, 23/7506, 23/6145 en 23/6144
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van 2 juli 2025 in de zaak tussen

de besloten vennootschap [eiseres] ., uit [plaats 1] , eiseres

gemachtigde: mr. M.D. de Wit, advocaat te Uithoorn,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen, verweerder

gemachtigde: B. van Yperen-Leek, ambtenaar ten stadhuize.
Als derde-partij neemt aan de zaken deel: de besloten vennootschap
[derde-partij] .uit [plaats 2] ( [derde-partij] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of ontslag van instantie moet worden verleend voor de beroepen van eiseres tegen vijf verschillende besluiten van verweerder, te weten twee (niet-ontvankelijkverklaringen van bezwaren bij besluiten van 14 augustus 2023 tegen) aan [derde-partij] afgegeven gedoogbeschikkingen, een aan [derde-partij] op 6 november 2023 verleende omgevingsvergunning en (de handhaving bij besluiten op bezwaar van 12 februari 2024 en 2 mei 2024 van) de afwijzing in twee aparte besluiten van een door eiseres gedaan verzoek tot handhaving.
1.1
Eiseres heeft, na het indienen van de beroepen, de rechtbank op 13 maart 2025 bericht dat zij op 20 november 2024 failliet is verklaard. Eiseres wenst de beroepen voort te zetten vanwege “een financieel belang”.
1.2
Verweerder heeft de rechtbank op 25 maart 2025 verzocht om schorsing van de beroepsprocedure op grond van artikel 8:22, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gelezen in samenhang met artikel 27, eerste lid, van de Faillissementswet (Fw) en de curator te vragen of hij de procedures wenst over te nemen. Mocht de curator daartoe niet bereid zijn, dan verzoekt verweerder om ontslag van instantie te verlenen.
1.3
De curator heeft de rechtbank op 29 april 2025 per brief laten weten de beroepen niet over te nemen.
1.4
De rechtbank heeft partijen op 12 mei 2025 bericht dat ter zitting eerst besproken zou worden welk belang eiseres nog heeft bij voortzetting van de beroepen.
1.5
Aan de zitting op 2 juni 2025 hebben deelgenomen namens eiseres: de gemachtigde van eiseres met een kantoorgenoot, mr. S. Overwater, en [naam 1] , echtgenoot van een van de indirect bestuurders van eiseres. Namens verweerder hebben deelgenomen: de gemachtigde van verweerder en [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] en [naam 6] , behalve mevrouw [naam 4] die in dienst is van de Omgevingsdienst Noord-Holland-Noord, allen ambtenaren bij de gemeente. [derde-partij] werd vertegenwoordigd door haar bestuurder [naam 7]
1.6
Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres een e-mail van de curator overgelegd van 1 juli 2025, waarin hij meedeelt er als curator “geen bezwaar tegen te hebben als de bestuurder op eigen titel en voor eigen rekening en risico het beroep voorzet”.
1.7
Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2.1
De rechtbank oordeelt als volgt over het verzoek van verweerder om op grond van artikel 8:22, eerste lid, van de Awb, gelezen in samenhang met artikel 27, tweede lid, van de Fw ontslag van instantie te verlenen.
2.2
Op grond van artikel 27, tweede lid, van de Fw heeft verweerder het recht ontslag van de instantie te vragen. In deze procedures komt dat neer op een verzoek de beroepen niet-ontvankelijk te verklaren. De rechtbank is niet verplicht dat verzoek te honoreren. Bij haar oordeel weegt de rechtbank het belang van verweerder af tegen het belang van eiseres bij het verkrijgen van een beslissing op het aan de rechtbank voorgelegde materiële geschil. Niet-ontvankelijkverklaring blijft achterwege als is gebleken van “(gegronde) redenen de procedure voort te zetten”.
2.3
Eiseres heeft gesteld een financieel belang te hebben. De gegrondverklaring van de beroepen en de daarbij behorende vaststelling dat verweerder ten onrechte de verzoeken van eiseres tot handhaving heeft afgewezen en aan [derde-partij] ten onrechte gedoogbeschikkingen en een omgevingsvergunning heeft verleend, kan, zo begrijpt de rechtbank dat standpunt, dienen als grondslag voor een vordering tot schadevergoeding.
2.4
De rechtbank is echter van oordeel dat dan sprake is van een rechtsvordering die de failliete boedel raakt, omdat een dergelijke vordering in de boedel valt. Volgens vaste jurisprudentie [1] rust de beschikkings- en beheersbevoegdheid uitsluitend bij de curator indien de procedures zien op rechten en plichten die tot de failliete boedel behoren. Aangezien de curator twee keer heeft aangegeven de beroepen niet over te willen nemen, is eiseres niet gerechtigd de beroepen voort te zetten. Een ander eigen belang van eiseres bij het verkrijgen van een beslissing op de beroepen is niet gebleken. Dat er bij eiseres kennelijk - zoals ter zitting naar voren is gebracht - een principiële wens bestaat om verweerder te doen optreden tegen de door eiseres gestelde schending door [derde-partij] van milieunormen en normen uit het omgevingsplan, vormt namelijk niet een toereikend eigen belang van eiseres.
2.5
Gelet op het voorgaande weegt het ter zitting toegelichte belang van verweerder om geen verdere kosten te hoeven maken en de besluiten in het belang van [derde-partij] onherroepelijk te laten worden zwaarder dan het belang van eiseres bij voortzetting van de beroepszaken.

Conclusie en gevolgen

3. Het verzoek van verweerder om ontslag van instantie wordt daarom toegewezen. Dit betekent dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn, zodat voortzetting van de onderzoeken niet nodig is. De bestreden besluiten worden daarmee onherroepelijk.
4. Er is geen aanleiding aan eiseres het griffierecht te doen vergoeden. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
5. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2025 door mr. J.H.A.C. Everaerts, voorzitter, en mr. R.H.M. Bruin en mr. S.M. van Velsen, leden, in aanwezigheid van mr. A.W. Martens, griffier.
griffier
voorzitter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie onder meer, ECLI:NL:RVS:2016:2036, rechtsoverweging 3; ECLI:NL:CBB:2013:92; ECLI:NL:CBB:2014:363.