ECLI:NL:RBNHO:2025:7920
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beslaglegging op AOW-pensioen en de rechtsgeldigheid van de inhouding door de Sociale Verzekeringsbank
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eiser tegen de inhouding van een deel van zijn AOW-pensioen door de Sociale Verzekeringsbank (SVB) naar aanleiding van een beslaglegging door de gemeente Haarlemmermeer. De SVB heeft op 24 januari 2024 aan eiser meegedeeld dat er vanaf februari 2024 een bedrag van € 755,32 op zijn AOW-pensioen wordt ingehouden. Dit besluit volgde op een melding van de gemeente Haarlemmermeer dat er beslag werd gelegd op het AOW-pensioen van eiser vanwege achterstallige gemeentelijke belastingen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de SVB heeft dit ongegrond verklaard in een bestreden besluit op 12 maart 2024.
De rechtbank heeft op 6 juni 2025 de zaak behandeld, waarbij eiser aanwezig was, maar de gemachtigde van de SVB zich had afgemeld. De rechtbank stelt vast dat het in deze bestuursrechtelijke procedure enkel gaat om de vraag of de SVB het beslag op de juiste wijze uitvoert. Eiser heeft geen argumenten aangedragen tegen de uitvoering van het beslag, maar enkel tegen de geldigheid van het beslag zelf. De rechtbank verwijst naar vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, waaruit blijkt dat bezwaren tegen een beslag voorgelegd moeten worden aan de burgerlijke rechter en niet aan de bestuursrechter.
De rechtbank concludeert dat de SVB bij de uitvoering van het beslag rekening heeft gehouden met de beslagvrije voet van € 699,00 en dat er geen onjuistheden zijn aangetoond in de inhouding van het bedrag op het AOW-pensioen. Daarom oordeelt de rechtbank dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. A.R. ten Berge en is openbaar uitgesproken op 30 juni 2025.