ECLI:NL:RBNHO:2025:7920

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 juni 2025
Publicatiedatum
14 juli 2025
Zaaknummer
24/1355
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslaglegging op AOW-pensioen en de rechtsgeldigheid van de inhouding door de Sociale Verzekeringsbank

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eiser tegen de inhouding van een deel van zijn AOW-pensioen door de Sociale Verzekeringsbank (SVB) naar aanleiding van een beslaglegging door de gemeente Haarlemmermeer. De SVB heeft op 24 januari 2024 aan eiser meegedeeld dat er vanaf februari 2024 een bedrag van € 755,32 op zijn AOW-pensioen wordt ingehouden. Dit besluit volgde op een melding van de gemeente Haarlemmermeer dat er beslag werd gelegd op het AOW-pensioen van eiser vanwege achterstallige gemeentelijke belastingen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de SVB heeft dit ongegrond verklaard in een bestreden besluit op 12 maart 2024.

De rechtbank heeft op 6 juni 2025 de zaak behandeld, waarbij eiser aanwezig was, maar de gemachtigde van de SVB zich had afgemeld. De rechtbank stelt vast dat het in deze bestuursrechtelijke procedure enkel gaat om de vraag of de SVB het beslag op de juiste wijze uitvoert. Eiser heeft geen argumenten aangedragen tegen de uitvoering van het beslag, maar enkel tegen de geldigheid van het beslag zelf. De rechtbank verwijst naar vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, waaruit blijkt dat bezwaren tegen een beslag voorgelegd moeten worden aan de burgerlijke rechter en niet aan de bestuursrechter.

De rechtbank concludeert dat de SVB bij de uitvoering van het beslag rekening heeft gehouden met de beslagvrije voet van € 699,00 en dat er geen onjuistheden zijn aangetoond in de inhouding van het bedrag op het AOW-pensioen. Daarom oordeelt de rechtbank dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. A.R. ten Berge en is openbaar uitgesproken op 30 juni 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 24/1355

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juni 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

de raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB), verweerder

(gemachtigde: mr. J.A.H. Koning).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de inhouding van een deel van zijn uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) naar aanleiding van een gelegd beslag op zijn uitkering.
2. Met het besluit van 24 januari 2024 heeft de SVB aan eiser meegedeeld dat vanaf februari 2024 € 755,32 op zijn AOW-pensioen wordt ingehouden vanwege een beslaglegging door de gemeente Haarlemmermeer.
3. Met het bestreden besluit van 12 maart 2024 op het bezwaar van eiser is de SVB bij dat besluit gebleven.
4. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De SVB heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
5. De rechtbank heeft het beroep op 6 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft eiser deelgenomen. De gemachtigde van de SVB heeft zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
6. Eiser ontvangt van de SVB een AOW-pensioen.
7. Op 21 december 2023 heeft de gemeente Haarlemmermeer aan de SVB meegedeeld dat beslag wordt gelegd op het AOW-pensioen van eiser vanwege achterstallige betalingen van de gemeentelijke belastingen.
8. De SVB voert vanaf februari 2024 het beslag uit door € 755,32 op het AOW-pensioen in te houden. Hierbij houdt de SVB rekening met de beslagvrije voet van
€ 699,00. De SVB heeft dit aan eiser bij besluit van 24 januari 2024 meegedeeld. Het bezwaar dat eiser tegen dat besluit heeft gemaakt heeft verweerder bij het bestreden besluit van 12 maart 2024 ongegrond verklaard.
Beoordeling door de rechtbank
9. Eiser is het niet eens met de afvalstoffenheffing die hij moet betalen aan de gemeente Haarlemmermeer. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft eiser een brief van de gemeente Haarlemmermeer van 9 november 2001 overgelegd, waaruit volgens eiser blijkt dat hij in ieder geval tot 2016 geen afvalstoffenheffing hoefde te betalen. De beslaglegging is volgens eiser ten onrechte opgelegd.
10. De rechtbank stelt voorop dat het in deze bestuursrechtelijke zaak alleen gaat over de vraag of de SVB het door de gemeente Haarlemmermeer gelegde beslag op de juiste wijze uitvoert. De SVB heeft namelijk geen bevoegdheid ten aanzien van de afvalstoffenheffing. Gronden tegen het ten onrechte opleggen van de afvalstoffenheffing kan eiser in een fiscale procedure tegen de gemeente Haarlemmermeer aanvoeren.
11. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [1] (de Raad) volgt dat bezwaren betreffende een gelegd beslag kunnen worden voorgelegd aan de burgerlijke rechter en dat het niet op de weg van de derdebeslagene – in dit geval de SVB – ligt om de geldigheid van het beslag te beoordelen. De bestuursrechter mag daarover dan ook niet oordelen. Bij de beoordeling van een betalingsbeslissing als in dit geding aan de orde, moet het gelegde beslag als een gegeven worden aanvaard. De bestuursrechter dient zijn toetsing te beperken tot het beantwoorden van de vraag of het bestuursorgaan bij het nemen van deze betalingsbeslissing is gebleven binnen het kader van het beslag.
12. De rechtbank constateert dat eiser niets heeft aangevoerd tegen de wijze van uitvoering van de beslaglegging, maar alleen tegen het gelegde beslag en de daaraan ten grondslag gelegde vordering van de gemeente Haarlemmermeer. Uit de voornoemde uitspraak van de Raad volgt dat het terugdraaien van de beslaglegging alleen via de burgerlijke rechter en niet via de bestuursrechter kan worden bewerkstelligd. De rechtbank stelt vast dat de SVB bij de uitvoering van het beslag rekening heeft gehouden met de beslagvrije voet die voor eiser van toepassing is. Verder is de rechtbank niet gebleken dat de SVB een onjuist bedrag per maand op het AOW-pensioen van eiser heeft ingehouden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de SVB binnen het kader van het beslag is gebleven.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.R. ten Berge, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E. Kleijn, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 22 april 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1077.