ECLI:NL:RBNHO:2025:7924

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 juni 2025
Publicatiedatum
14 juli 2025
Zaaknummer
24/2718
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO) door de Sociale Verzekeringsbank

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 23 juni 2025, wordt de afwijzing van de aanvraag voor een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO) door de Sociale Verzekeringsbank (SVB) behandeld. Eiser, een inwoner van Haarlem, had op 10 oktober 2023 een aanvraag ingediend voor AIO op basis van de Participatiewet. De SVB wees deze aanvraag af op 28 december 2023, met als reden dat eiser meer vermogen had dan toegestaan. Eiser ging in beroep tegen deze afwijzing, waarbij hij verschillende beroepsgronden aanvoerde.

De rechtbank oordeelt dat de SVB de aanvraag terecht heeft afgewezen, maar dat de motivering van de afwijzing pas ter zitting adequaat werd aangevuld. De rechtbank stelt vast dat er op het moment van het bestreden besluit te veel onduidelijkheid was om een goede beoordeling te maken van het recht op AIO. De rechtbank vernietigt het besluit van de SVB, maar bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag om AIO gehandhaafd blijft. Eiser heeft recht op terugbetaling van het griffierecht, maar er worden geen proceskosten vergoed.

De rechtbank benadrukt dat de bewijslast voor bijstandbehoevendheid bij de aanvrager ligt. Eiser heeft niet voldoende duidelijkheid verschaft over zijn financiële situatie, waardoor de SVB niet kon vaststellen of hij recht had op AIO. De rechtbank concludeert dat de SVB de aanvraag terecht heeft afgewezen, maar dat de aanvankelijke motivering niet voldeed aan de eisen van de wet.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 24/2718

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juni 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit Haarlem, eiser

en

de raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB), verweerder

(gemachtigde: mr. J.A.H. Koning).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiser. Eiser heeft een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO) op grond van de Participatiewet (PW) aangevraagd. Eiser is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
2. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de SVB de aanvraag terecht heeft afgewezen. Naar het oordeel van de rechtbank was op het moment van het bestreden besluit te veel onduidelijk om tot een goede beoordeling te komen en was op basis van de beschikbare informatie het recht op een AIO niet vast te stellen. De rechtbank komt tot het oordeel tot de SVB pas ter zitting het besluit van een correcte motivering heeft voorzien. Het beroep is daarom gegrond, maar de rechtbank bepaalt dat de afwijzing van de aanvraag om AIO in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

3. Eiser heeft op 10 oktober 2023 een aanvraag ingediend voor een AIO. De SVB heeft deze aanvraag met het besluit van 28 december 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 7 mei 2024 op het bezwaar van eiser is de SVB bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
3.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
3.2.
De SVB heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
3.3.
De rechtbank heeft het beroep op 12 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van de SVB.

Totstandkoming van het bestreden besluit

4. Eiser ontvangt een pensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet. Eiser heeft op 10 oktober 2023 een aanvraag een aanvraag ingediend voor een AIO. Bij de aanvraag heeft eiser bijlagen gevoegd.
4.1.
De SVB heeft per brief van 30 oktober 2023 verzocht nadere gegevens te verstrekken. Eiser heeft per brief van 7 november 2023 gereageerd.
4.2.
Per brief van 20 november 2023 heeft de SVB nogmaals om aanvullende informatie verzocht. Eiser heeft op 24 november 2023 gereageerd en aanvullende stukken overgelegd.
4.3.
De SVB heeft de aanvraag per besluit van 28 december 2023 afgewezen, omdat eiser meer vermogen heeft dan is toegestaan. Het vermogen is vastgesteld op
€ 1.621.114,90.
4.4.
Eiser heeft bezwaar gemaakt.
4.5.
In de bezwaarprocedure heeft de SVB – naar aanleiding van wat op de hoorzitting aan de orde is gekomen – om aanvullende informatie verzocht. Eiser heeft op 29 maart 2024 aanvullende informatie verstrekt.
4.6.
Op 7 mei 2024 is het bestreden besluit genomen, waarin het bezwaar ongegrond is verklaard.

Standpunten partijen

5. Eiser is het niet eens met de beslissing van de SVB. Volgens eiser is in het bestreden besluit ten onrechte vermeld dat sprake is van overwaarde op het pand [adres] . Volgens eiser is het pand in totaal bezwaard met vijf hypotheken ter hoogte van € 3.180.000,00. Hypotheekakte nummer 5, ter waarde van € 1.000.000,00, is wel overgelegd, maar niet meegeteld. Het pand kan dus niet verder worden bezwaard.
Eiser stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van een verkoopbare inboedel, maar wel van een oververzekering voor de inboedel.
Ook heeft de SVB volgens eiser de voorraden verkeerd geïnterpreteerd. De voorraden zijn compleet afgeschreven, omdat zij niet meer in bezit zijn en dus ook niet ten gelde kunnen worden gemaakt. Dit is toegelicht in de brief van de accountant van 29 maart 2024. Een machinekamer met een boekwaarde van € 4.500.000,00 is door de leverancier na beslaglegging geëxecuteerd voor een bedrag van € 52.000,00, welk bedrag is verrekend met de openstaande posten. Hierdoor is het eigen vermogen van de [bedrijf 1] B.V. en daarmee [bedrijf 2] B.V. op deze datum reeds negatief geworden. Daarnaast is in januari 2024 ook de belangrijkste werkmaatschappij failliet gegaan en zijn haar voorraden in handen van de curator. De schulden zullen niet door baten kunnen worden betaald. Er is dus geen sprake van enige voorraden of eigen vermogen. Het eigen vermogen is zelfs zwaar negatief.
De mogelijke inkomsten uit crowdfunding zijn nog hoogst onzeker. In de privébelastingaangiften over 2022 is al sprake van een negatief eigen vermogen en uit de belastingaangiften 2023 zal blijken dat er uitsluitend inkomsten zijn uit eisers AOW.
Ter aanvulling op het beroepschrift heeft eiser de jaarrekening van [bedrijf 1] B.V. 2023 overgelegd, waaruit volgens eiser een aanzienlijk negatief eigen vermogen blijkt. Hierdoor is ook het eigen vermogen van [bedrijf 2] B.V. en eisers privévermogen negatief. Op 31 december 2024 heeft eiser bankafschriften over het jaar 2024 overgelegd, waaruit volgens eiser blijkt dat het enige inkomen over 2024 de ontvangen AOW is plus een totaal aan leningen van € 1.700,00. Volgens eiser is sowieso recht op een AIO over 2024.
6. Ter zitting is door de gemachtigde van de SVB – desgevraagd – het standpunt ingenomen dat de aanvraag om een AIO ook geweigerd had moeten worden, omdat het recht op een AIO niet is vast te stellen. Mede gelet op de in beroep door eiser ingediende stukken is het beeld van de situatie van eiser diffuser geworden en kan niet zonder meer gesteld worden dat het vermogen boven de vermogensgrens zit. Het is volgens de gemachtigde van de SVB evenmin aangetoond dat eiser – tijdens de te beoordelen periode – in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde.

Beoordeling door de rechtbank

Toetsingskader
7. De rechtbank overweegt inleidend het volgende. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) rust de bewijslast van bijstandbehoevendheid in beginsel op de aanvrager zelf. De aanvrager dient de nodige duidelijkheid te verschaffen en volledige openheid van zaken te geven. Vervolgens is het aan de SVB om deze inlichtingen op juistheid en volledigheid te controleren. Indien de betrokkene niet aan de wettelijke inlichtingen- of medewerkingsverplichting voldoet, is dit een grond voor weigering van de bijstand indien daardoor het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. [1]
7.1.
Op grond van artikel 47a, eerste lid, van de PW heeft de SVB tot taak het verlenen van algemene bijstand in de vorm van een AIO aan alleenstaanden en gehuwden die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt en die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeren of dreigen te geraken dat zij niet over de middelen beschikken om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien.
7.2.
Op grond van artikel 53a, eerste lid, van de PW bepaalt de SVB welke gegevens ten behoeve van de verlening van bijstand dan wel de voortzetting daarvan in ieder geval worden verstrekt en welke bewijsstukken worden overgelegd, alsmede de wijze en het tijdstip waarop de verstrekking van gegevens plaatsvindt.
7.3.
De te beoordelen periode loopt vanaf de datum waarop de betrokkene zich heeft gemeld om de AIO aan te vragen (10 oktober 2023) tot en met de datum van het besluit (28 december 2023).
Inhoudelijk
8. De SVB heeft in de beslissing op bezwaar meerdere redenen aan de afwijzing ten grondslag gelegd: eiser kan zijn woning verder bezwaren om met een deel van de opbrengst in zijn onderhoud te voorzien, eisers vermogen overschrijdt de maximale vermogensvrijstelling van € 15.210,00 en eisers maandinkomen wordt schattenderwijs op een hoger bedrag vastgesteld dan het verschil tussen de voor eiser geldende bijstandsnorm en zijn AOW. De rechtbank legt in het navolgende uit waarom deze redenen niet aan de afwijzing van de aanvraag ten grondslag konden worden gelegd.
8.1.
Voor de woning geldt dat de woningwaarde op het moment van het nemen van het bestreden besluit vrijwel gelijk was aan de op de woning rustende schuldenlast. Daarmee kan naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer worden gesteld dat de woning verder had kunnen worden bezwaard. Een nadere toelichting van de SVB op dat standpunt ontbreekt.
8.2.
Ten aanzien van de vaststelling van het vermogen kan de rechtbank de conclusies van de SVB niet volgen. Zo wordt bij het vermogen het bedrag van geldleningen ter hoogte van € 2.379.000,00 genoemd, maar onduidelijk blijft welke conclusie de SVB hieraan verbindt. Ook wordt vermeld dat eiser in een pand woont – en deels eigenaar is van dat pand – met een waarde van € 2.700.000,00, maar naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende duidelijk aan wie een eventuele verkoopopbrengst ten goede komt. Daarnaast is de situatie rondom de voorraden onvoldoende helder. Met de nadere stukken van eiser is duidelijk geworden dat de machinekamer is verkocht, maar of en op welke wijze dat gevolgen heeft voor het eigen vermogen van [bedrijf 2] B.V. is niet duidelijk, zodat de SVB ook niet kon aannemen dat het vermogen de vermogensgrens oversteeg. De rechtbank kan niet uitsluiten dat wel degelijk sprake is van een vermogensoverschrijding, maar de redenen die de SVB hiervoor noemt kunnen niet zonder meer gevolgd worden.
8.3.
Voor het schatten van het maandinkomen wordt door de SVB verwezen naar mogelijke inkomsten uit crowdfunding vanaf mei 2024. Deze periode valt buiten de beoordelingsperiode, en daarmee kunnen deze (mogelijke) inkomsten niet ten grondslag worden gelegd aan de afwijzing van de aanvraag.
9. De motivering die ten grondslag is gelegd aan het bestreden besluit, kunnen het besluit dus niet dragen. De SVB heeft de motivering van het besluit ter zitting aangevuld, door het standpunt in te nemen dat niet is vast te stellen of eiser in bijstandbehoevende omstandigheden verkeert. Met deze aanvullende toelichting heeft de SVB de motivering van het bestreden besluit verbeterd. Naar het oordeel van de rechtbank is aannemelijk geworden dat op het moment van het te nemen bestreden besluit te veel onduidelijkheid bestond om tot een goede beoordeling te komen en was op basis van de beschikbare informatie het recht op een AIO niet vast te stellen. Het is, zoals overwogen, aan een aanvrager van bijstand om de nodige duidelijkheid te verschaffen en volledige openheid van zaken te geven over de omstandigheden waarin hij verkeert, zodat is vast te stellen of eiser in bijstandbehoevende omstandigheden verkeert. Hierin is eiser niet geslaagd. Zo heeft eiser geen duidelijk overzicht van zijn B.V.’s overgelegd en is ook niet duidelijk hoe deze B.V.’s zich tot elkaar verhouden, of welke geldstromen er zijn. Ook de in beroep ingebrachte documenten geven deze duidelijkheid onvoldoende. Daardoor is niet vast te stellen of eiser recht heeft op een AIO.

Conclusie en gevolgen

10. De rechtbank komt tot de conclusie dat de SVB de aanvraag terecht heeft afgewezen. Omdat de SVB pas in beroep een toereikende motivering heeft gegeven, zal de rechtbank het bestreden besluit vernietigen, maar met toepassing van artikel 8:72, derde lid, onder a, van de Algemene wet bestuursrecht bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven. Dat betekent dat de afwijzing van de aanvraag om een AIO in stand blijft.
10.1.
Omdat het bestreden besluit wordt vernietigd zal het beroep gegrond worden verklaard. Daarom moet de SVB het griffierecht aan eiser vergoeden. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die kunnen worden vergoed.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 7 mei 2024;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- bepaalt dat de SVB het griffierecht van € 51,00 aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Mons, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E. Kleijn, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 20 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:812.