ECLI:NL:RBNHO:2025:7925

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 juli 2025
Publicatiedatum
14 juli 2025
Zaaknummer
25/2078
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening bijzondere bijstand tandartskosten

Op 10 juli 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Edam-Volendam. Verzoeker had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) voor onder andere tandartskosten, maar deze aanvraag was afgewezen. Verzoeker ging in beroep tegen deze afwijzing en vroeg om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat niet kon worden geconcludeerd dat het beroep een redelijke kans van slagen had. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker niet voldoende had aangetoond dat er sprake was van een acute noodsituatie die het verlenen van bijstand noodzakelijk maakte. Verzoeker had niet meegewerkt aan een medisch onderzoek dat zou moeten vaststellen of het niet verlenen van bijstand ernstige gevolgen voor zijn gezondheid zou hebben. De voorzieningenrechter benadrukte dat de bewijslast bij verzoeker lag en dat de Zvw als voorliggende voorziening voor tandartskosten gold. De uitspraak heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank niet in een eventueel bodemgeding.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 25/2078

uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 juli 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Edam-Volendam,(het college), verweerder
(gemachtigde: N.B. Droste en L. Bähr).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat het over het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen. Verzoeker heeft een aanvraag om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) voor onder andere tandartskosten gedaan. Deze aanvraag is afgewezen. Verzoeker is in beroep gegaan tegen de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek om een voorlopige voorziening af. Op dit moment kan niet geconcludeerd worden dat het beroep een redelijke kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter ziet daarom geen aanleiding de gevraagde voorziening te treffen
.Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Procesverloop

2. Verzoeker heeft een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand voor diverse kosten. Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 17 december 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 21 mei 2025 op het bezwaar van verzoeker is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2.1.
Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift. Verzoeker is wegens betalingsonmacht vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen.
2.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 28 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker en de gemachtigden van het college.
2.3.
Ter zitting is afgesproken dat de gemachtigde van verweerder een onafhankelijk medisch adviseur zal inschakelen. Ook is afgesproken dat verzoeker een verklaring van de tandarts zal overleggen.
2.4.
De voorzieningenrechter heeft op 12 juni 2025 een reactie van het college en op 21 juni 2025 een reactie van verzoeker ontvangen.
2.5.
De voorzieningenrechter heeft partijen per brief van 30 juni 2025 vermeld dat het onderzoek in de zaak is gesloten.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Totstandkoming van het besluit
3. Verzoeker heeft op 18 oktober 2024 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) voor de kosten van het inrichten en opknappen van zijn woning en duurzame gebruiksgoederen.
4. Het college heeft op 29 oktober 2024 een herstelbrief naar verzoeker gestuurd om aanvullende informatie te krijgen. Verzoeker heeft op 10 november 2024 gevraagd om uitstel en daarnaast een overzicht gegeven van de kosten waarvoor hij bijzondere bijstand vraagt. Verzoeker heeft vermeld ook bijzondere bijstand te vragen voor tandartskosten, zorgkosten voor zijn hond en advocaatkosten. Verzoeker heeft vermeld niet in staat te zijn geweest om te sparen, omdat hij meerdere duurzame gebruiksgoederen heeft moeten aanschaffen.
5. Het college heeft op 12 november 2024 een tweede herstelbrief gestuurd met het verzoek om aanvullende gegevens aan te leveren. Verzoeker heeft contact opgenomen met het college en heeft vermeld niet goed geholpen te zijn bij de SVB, waardoor de gevraagde informatie niet kan worden aangeleverd. Op 27 november 2024 heeft verzoeker een e-mail verstuurd met daarin een deel van de gevraagde informatie. Op 2 december 2024 heeft het college opnieuw om aanvullende gegevens verzocht. Op 3 december 2024 heeft verzoeker per e-mail aanvullende informatie overgelegd. Het college heeft naar aanleiding van deze e-mail om informatie verzocht, onder meer omdat niet alle documenten te openen zijn.
6. Op 17 december 2024 heeft het college besloten om de aanvraag bijzondere bijstand af te wijzen. Volgens het college behoren de goederen waar verzoeker bijzondere bijstand voor vraagt, niet tot goederen die noodzakelijk zijn voor de eerste levensbehoefte. Daarnaast kon verzoeker voor sommige goederen zijn woon- of aansprakelijkheidsverzekering aanspreken. Voor de wasmachine had verzoeker behoren te reserveren. Eiser wordt geacht voldoende reserveringsruimte te hebben.
7. In de bezwaarfase stelt verzoeker - kort samengevat - dat hij geen mogelijkheden heeft tot reserveren en geen spaargeld heeft. De woningbouwvereniging [naam 1] weigert elke verplichting na te komen. Hij verzoekt het college een voorschot van
€ 10.000,00 toe te kennen.
8. In de beslissing op bezwaar heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard. Het college heeft voor kosten ten aanzien van de woning verwezen naar de woningcorporatie. Dit is volgens het college een voorliggende voorziening. Voor de tandartskosten en andere zorgkosten verwijst het college naar verzoekers zorgverzekeraar als voorliggende voorziening voor medische kosten op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw). Zorgkosten van verzoekers hond horen tot de algemene kosten van het bestaan en deze kosten dienen in beginsel uit het inkomen op bijstandsniveau te worden voldaan. Over de stofferings- en inrichtingskosten heeft het college vermeld dat deze kosten behoren tot de incidenteel voorkomende algemene noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kosten dienen in beginsel bestreden te worden uit het inkomen of door middel van reservering of gespreide betaling achteraf. De kosten voor een kattenluik, twee elektrische fietsen, vaatwasmachine, vriezer en Ipad zijn volgens het college niet aan te merken als noodzakelijke kosten van het bestaan. Ten aanzien van de wasmachine wordt vermeld dat verzoeker voldoet aan de witgoedregeling van de gemeente Edam-Volendam. De aanvraag om bijzondere bijstand is ingediend nadat de kosten zijn gemaakt. De wasmachine is al in 2023 aangeschaft. Het college kan niet beoordelen of er recht bestaat op bijzondere bijstand voor de advocaatkosten, omdat hierover geen nadere informatie is verschaft.
Standpunten partijen
9. Verzoeker stelt dat de aanvraag ten onrechte is afgewezen. Ook stelt hij dat geen behoorlijk contact of overleg mogelijk was met het college naar aanleiding van zijn aanvraag. In het kader van de voorlopige voorziening gaat het verzoeker om de tandartskosten, want de kiespijn is volgens hem niet te verdragen. Hij verzoekt om een tegemoetkoming van de tandartskosten. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft hij een overzicht van 25 februari 2025 van de kosten van de tandarts en een bericht van zijn tandarts [naam 2] overgelegd, waarin is vermeld dat langdurig uitstel van de behandeling potentieel nadelige gevolgen kan hebben. Het blijven doorlopen met kiespijn en een ontsteking kan leiden tot verdere verslechtering van de gebitssituatie, aldus de tandarts.
10. Verweerder stelt zich op het standpunt zorgverzekeringswet een toereikende en passende voorliggende voorziening is voor tandartskosten. Er is enkel verlening van bijstand mogelijk als zeer dringende redenen dat noodzakelijk maken. Volgens het college heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een situatie waarin het niet verlenen van bijstand tot ernstige gevolgen voor de gezondheid van eiser leidt.
Oordeel voorzieningenrechter
11. Verzoeker heeft voor meerdere kosten bijzondere bijstand aangevraagd. In het kader van het verzoek om een voorlopige voorziening beoordeelt de voorzieningenrechter alleen de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand voor de tandartskosten.
12. Als uitgangspunt bij de beoordeling is het volgende van belang. Geen recht op bijstand bestaat voor kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk zijn aangemerkt. Als in de voorliggende voorziening de bewuste keus is gemaakt dat het vergoeden van deze kosten niet noodzakelijk is, kan de bijstandverlenende instantie daarvoor in beginsel geen bijzondere bijstand toekennen. Dat volgt uit artikel 15, eerste lid, tweede volzin, van de Pw.
13. Artikel 16, eerste lid, van de Pw biedt de mogelijkheid om in afwijking van artikel 15 en artikel 35 van de Pw bijstand te verlenen indien, gelet op alle omstandigheden, zeer dringende redenen daartoe noodzaken. Daarvoor dient vast te staan dat sprake is van een acute noodsituatie en dat de behoeftige omstandigheden waarin betrokkene verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen. Van een acute noodsituatie is in ieder geval sprake als een situatie levensbedreigend is of als blijvend ernstig psychisch of lichamelijk letsel of invaliditeit daarvan het gevolg kan zijn, maar is niet tot die situaties beperkt. Ook in andere gevallen kan sprake zijn van een acute noodsituatie. Bij de beoordeling of een acute noodsituatie zich voordoet, zal moeten worden meegewogen of het niet verlenen van bijstand voor de betrokkene tot ernstige gevolgen leidt, met name voor zijn gezondheid. Daarbij is verder van belang dat de wetgever bij het begrip ‘zeer dringende redenen’ heeft gedacht aan een extreme situatie en nadrukkelijk niet heeft beoogd een algemene ontsnappingsclausule te bieden. Daarom moet het gaan om een schrijnende situatie waarvan het evident is dat weigering van bijstand zonder meer onaanvaardbaar is. [1]
Acute noodsituatie
14. In de door verzoeker overgelegde brief van de tandarts zag de voorzieningenrechter aanleiding om meer duidelijkheid te krijgen over de noodzakelijkheid van de bijzondere bijstand voor tandartskosten en of mogelijk sprake is van een acute noodsituatie zoals beschreven in artikel 16 van de Pw. Ter zitting is daarom afgesproken dat het college een medisch adviseur zal inschakelen en dat verzoeker mee zou werken aan een onderzoek. Daarbij diende de vraag te worden beantwoord of het niet-verlenen van bijstand voor de tandartskosten tot ernstige gevolgen leidt voor verzoeker, met name voor diens gezondheid. Ook is afgesproken dat verzoeker een verklaring van de tandarts zal overleggen.
Na de zitting heeft de voorzieningenrechter van het college op 12 juni 2025 een terugkoppeling ontvangen. Daaruit is gebleken dat het college Medtadvies heeft ingeschakeld, en dat Medtadvies heeft vermeld dat verzoeker niet akkoord gaat met het opvragen van medische informatie van de tandarts.
Verzoeker heeft per brief van 21 juni 2025 nota’s van tandartskosten van 2, 3 en 19 juni 2025 overgelegd.
15. De voorzieningenrechter stelt voorop, dat omdat het een aanvraagsituatie betreft, het aan verzoeker is om aannemelijk te maken dat sprake is van een acute noodsituatie en het niet verlenen van bijstand leidt tot ernstige gevolgen voor verzoeker. De bewijslast ligt dus bij verzoeker. Het college heeft geprobeerd de vraag of sprake is van een acute noodsituatie – na afloop van de zitting – met behulp van een medisch adviseur vast te stellen. Verzoeker heeft er voor gekozen niet mee te werken aan dit medisch onderzoek, waardoor deze vraag niet nader kan worden onderzocht.
16. Uit de door verzoeker zelf ingebrachte stukken is naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende vast komen te staan dat sprake is van een acute noodsituatie en dat het niet verlenen van bijstand leidt tot ernstige gevolgen voor diens gezondheid. Nu verzoeker niet heeft meegewerkt aan het medisch onderzoek, is het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dat het college de aanvraag - voor wat betreft de tandartskosten - heeft kunnen afwijzen omdat de Zvw een voorliggende voorziening is.
17. Gelet op het voorgaande kan op dit moment niet geconcludeerd worden dat het beroep een redelijke kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter ziet daarom geen aanleiding de gevraagde voorziening te treffen. Het verzoek zal worden afgewezen.

Conclusie en gevolgen

18. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat verzoeker geen gelijk krijgt. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.E. Kleijn, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 juni 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:985.