3.3.2Bewijsoverweging
Feiten en omstandigheden
Op 4 februari 2023 heeft omstreeks 21:38 uur op de Schelpenbolweg in Slootdorp een eenzijdig verkeersongeval plaatsgevonden. De verdachte reed in zijn personenauto over de Schelpenbolweg komende uit de richting van de Slootweg en gaande in richting van de Rijksweg A7. Ter plaatse geldt een maximum snelheid van 60 kilometer per uur. In de auto van de verdachte zaten twee passagiers, waaronder links achterin de heer [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ). De verdachte is in een flauwe bocht naar rechts de controle over zijn auto kwijtgeraakt en in de berm, aan de linkerzijde van de weg, terecht gekomen en tegen twee bomen gebotst. Als gevolg van het ongeval heeft [slachtoffer] een complexe elleboogbreuk en een bekkenbreuk opgelopen.
De verdachte heeft erkend dat hij te hard de bocht heeft ingestuurd. Volgens [slachtoffer] reed de verdachte in de bocht met een snelheid van rond de 130 kilometer per uur.
Voorts blijkt uit het dossier dat de verdachte tijdens deze autorit voorafgaand aan het ongeval op het industrieterrein Kooypunt te Den Helder heeft getest hoe snel de auto kon optrekken van 0 tot 100 kilometer per uur. Ongeveer een kwartier voorafgaand aan het ongeval heeft de verdachte met een snelheid van 200 kilometer per uur gereden over de N99, waar een maximumsnelheid geldt van 100 kilometer per uur.
Betrouwbaarheid rapport indicatieve snelheidsbepaling
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de resultaten van het onderzoek naar de indicatieve snelheid met grenswaarden op basis van videobeelden niet als bewijs kunnen worden gebruikt, omdat het onderzoek onbetrouwbaar is. Uit de aanbevolen methodiek voor het berekenen van de snelheid volgt namelijk dat het merk en type camera en recorder fotografisch moeten worden vastgelegd. Ook moet de metadata worden geraadpleegd om de beeldsnelheid (frame rate) en beeldverhouding te achterhalen. Uit het rapport volgt niet dat dit is gebeurd. Daarnaast moeten er beelden worden geselecteerd waarin de positie van het voertuig goed waarneembaar is en goed te bepalen is in de omgeving. De afbeeldingen in het rapport zijn daarvoor te onduidelijk volgens de raadsvrouw.
De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek naar de indicatieve snelheid betrouwbaar en bruikbaar is. De rechtbank stelt voorop dat in het onderzoek niet de exact gereden snelheid tijdens het ongeval is berekend, maar slechts de indicatief gereden snelheid. De resultaten van het onderzoek geven de rechtbank daarmee een beeld van de gereden snelheid kort voor het ongeval. In het rapport is uitgebreid verslag gedaan van de wijze van onderzoek en de totstandkoming van de conclusie. Het enkele feit dat uit het rapport niet is gebleken dat het merk en type camera en recorder fotografisch zijn vastgelegd doet aan de betrouwbaarheid van de resultaten niet af. Uit het rapport volgt dat de camerabeelden door de verbalisanten deugdelijk uitgekeken konden worden en bruikbaar waren voor het onderzoek. De rechtbank ziet dan ook geen reden om, bij het ontbreken van een foto van de camera en recorder, te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de resultaten van het onderzoek. Dat geldt ook ten aanzien van de metadata die geraadpleegd zou moeten zijn volgens de raadsvrouw. Uit het rapport (paragraaf 3.3) volgt duidelijk welke werkwijze de verbalisanten hebben gehanteerd met betrekking tot de beeldfrequentie.
Tijdens het onderzoek hebben de verbalisanten bovendien de beschikking gehad over de bewegende beelden. De voertuigcontouren waren duidelijk te onderscheiden en de positie van het voertuig en de afgelegde afstand konden duidelijk worden bepaald op basis van de bewegende beelden. Dat er in het rapport slechts stills van de bewegende beelden zijn opgenomen, die volgens de raadsvrouw onduidelijk zijn, maakt niet dat de resultaten van het onderzoek onbetrouwbaar zijn.
De rechtbank heeft dan ook geen reden om het onderzoek naar de indicatieve snelheid als onbetrouwbaar aan te merken. De resultaten van dit onderzoek worden dan ook bij het oordeel betrokken.
Uit dit onderzoek is gebleken dat de verdachte kort voor het ongeval reed met een indicatieve gemiddelde snelheid van minimaal 147 kilometer per uur en maximaal 157 kilometer per uur. Op grond van deze resultaten en de verklaring van [slachtoffer] stelt de rechtbank vast dat de verdachte kort voor het ongeval met een snelheid van minimaal 130 kilometer per uur reed. Dit leidt tot de conclusie dat de verdachte de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 60 kilometer per uur kort voor het ongeval ruim tweemaal heeft overschreden.
Juridisch kader
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van artikel 6 WVW, is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte te wijten is. Schuld, in juridische zin, kan bestaan in verschillende gradaties: van aanmerkelijk onvoorzichtig tot roekeloos, waarbij deze laatste geldt als de zwaarste vorm van schuld.
In het algemeen geldt dat onder ‘schuld’ als delictsbestanddeel een grove of aanmerkelijke schuld wordt verstaan die bestaat in verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Of daarvan sprake is, wordt bepaald door de manier waarop die schuld in de tenlastelegging nader is geconcretiseerd, en is verder afhankelijk van het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Het komt er daarbij op aan of de verdachte tekortschoot in vergelijking met een gemiddelde andere persoon in vergelijkbare omstandigheden en met een vergelijkbare hoedanigheid.
Onder roekeloosheid als zwaarste schuldvorm moet worden verstaan een buitengewoon onvoorzichtige gedraging van de verdachte waardoor een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, terwijl de verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn.
Oordeel van de rechtbank
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte geen schuld heeft aan het ongeval, zoals bedoeld in artikel 6 WVW. De rechtbank verwerpt dit verweer.
Met de Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelictenheeft de wetgever het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan willen verbreden. Daartoe is in artikel 175 WVW, dat de strafbepaling van artikel 6 WVW bevat, aan het tweede lid toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt.
De rechtbank begrijpt deze bepaling zo, dat zij dient te beoordelen of het gedrag van de verdachte dat heeft geleid tot het aan zijn schuld te wijten ongeval ook voldoet aan de delictsomschrijving van artikel 5a, eerste lid, WVW. Is dat het geval, dan bestaat de schuld daarmee in roekeloosheid.
Artikel 5a WVW
Beoordeeld moet worden of de verdachte met het verkeersgedrag dat heeft geleid tot het ongeval a) de verkeersregels heeft geschonden, b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
a.
a) De verkeersregels
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de ter plaatse geldende maximumsnelheid ruim tweemaal heeft overschreden. Te hard rijden is in artikel 5a, eerste lid onder g, WVW uitdrukkelijk benoemd als voorbeeld van het schenden van de verkeersregels. De verdachte heeft dus de verkeersregels geschonden, als bedoeld in dat artikel.
b) In ernstige mate
Artikel 5a WVW heeft alleen betrekking op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Hoewel daarbij eerder gedacht zal worden aan een samenstel van gedragingen, heeft de wetgever niet uitgesloten dat het ook om één (type) gedraging kan gaan. In dat geval zullen de aard en
ernst van de overtreding (bij de vaststelling waarvan de herhaling of het voortduren ervan kunnen worden betrokken) in het licht van de overige feiten en omstandigheden moeten rechtvaardigen dat sprake was van het in ernstige mate schenden van de verkeersregels. Als
voorbeeld is door de wetgever genoemd het gedurende een langere periode met een (veel) te hoge snelheid rijden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de snelheid van de verdachte kort voor het ongeval ruim tweemaal de aldaar toegestane maximum snelheid was. Dat is zonder meer een veel te hoge snelheid. Dit verkeersgedrag vond bovendien plaats op een relatief smalle eenbaansweg die bestemd is voor verkeer in beide richtingen met een flauwe bocht en aan weerzijden bomen. Ook bevinden zich op deze weg uitritten van woningen. Op de plaats van het ongeval is geen straatverlichting aanwezig en was het ten tijde van het ongeval donker. Ook vervoerde de verdachte twee passagiers in zijn auto.
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte tijdens zijn rit voorafgaand aan het ongeval meerdere keren met een veel te hoge snelheid heeft gereden. De verdachte heeft op een industrieterrein getest hoe snel zijn auto kon optrekken van 0 tot 100 kilometer per uur. Ook heeft de verdachte ongeveer een kwartier voorafgaand aan het ongeval met een snelheid van 200 kilometer per uur gereden over de N99, waar een maximumsnelheid geldt van 100 kilometer per uur.
De verdachte heeft dus gedurende een langere periode met een veel te hoge snelheid gereden. Dit rechtvaardigt het oordeel dat sprake was van het in ernstige mate schenden van de verkeersregels.
c) Opzettelijk
Het opzet van de verdachte moet zowel gericht zijn geweest op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels. Bij het antwoord op de vraag of sprake was van opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Het komt onder meer aan op de feiten en omstandigheden die zicht bieden op “de algehele instelling van de verdachte waar het in het concrete geval zijn deelname aan het verkeer betreft”.Daaruit moet kunnen worden afgeleid dat de gedragingen in samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels gericht zijn geweest.
De rechtbank is van oordeel dat het rijden met een zo veel te hoge snelheid op een openbare weg niet anders dan opzettelijk kan worden gedaan. De rechtbank is verder van oordeel dat de verdachte ook het opzet had op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels. Daarbij betrekt de rechtbank de omstandigheid dat de verdachte voorafgaand aan het ongeval ook aanzienlijke snelheidsovertredingen heeft begaan.
Deze omstandigheden moeten in onderlinge samenhang worden bezien, waarbij de conclusie is dat de verdachte in juridische zin en naar uiterlijke verschijningsvorm opzet heeft gehad op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels.
d) Gevaar te duchten
In zijn algemeenheid acht de rechtbank het voorzienbaar dat een zeer gevaarlijke situatie ontstaat door het veel te hard rijden zoals de verdachte heeft gedaan. Het gevaar heeft zich ook daadwerkelijk verwezenlijkt. De verdachte heeft een ongeval heeft veroorzaakt waarbij [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Conclusie
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het door de verdachte getoonde verkeersgedrag tot het verkeersongeval heeft geleid en dat dit tevens kan worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a WVW. Daarmee heeft de verdachte de zwaarste vorm van schuld aan dat ongeval, namelijk roekeloosheid.