ECLI:NL:RBNHO:2025:9108

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 augustus 2025
Publicatiedatum
8 augustus 2025
Zaaknummer
10780265 CV EXPL 23-7193
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering schadevergoeding niet afgeleverde zending van iPads

In deze civiele zaak vordert KJM Mobiel B.V. schadevergoeding van DHL Express (Netherlands) B.V. voor een niet afgeleverde zending van 59 iPads. KJM stelt dat zij op 27 oktober 2022 het pakket met de iPads aan DHL heeft overhandigd voor verzending naar een klant in België. DHL betwist echter dat KJM ooit iPads voor vervoer heeft aangeboden en stelt dat het label van het pakket opzettelijk is verwisseld door KJM, waardoor het pakket niet kon worden verwerkt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat KJM onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de iPads daadwerkelijk zijn ingepakt en aangeboden voor vervoer. De rechter concludeert dat KJM niet kan aantonen dat zij recht heeft op schadevergoeding, omdat niet is komen vast te staan dat de iPads aan DHL zijn aangeboden. KJM wordt in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen. In reconventie vordert DHL de proceskosten, maar deze vordering wordt afgewezen. Het vonnis is uitgesproken op 6 augustus 2025.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 10780265 \ CV EXPL 23-7193
Vonnis van 6 augustus 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap
KJM Mobiel B.V.,
te Hengelo,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: KJM,
gemachtigde: mr. L.E. Stam (ARAG Rechtsbijstand),
tegen
de besloten vennootschap
DHL EXPRESS (NETHERLANDS) B.V.,
te Schiphol,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: DHL,
gemachtigde: mr. T. Giesbertz.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
- de conclusie van antwoord in reconventie
- vonnis van 26 februari 2025, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald
- akte houdende overlegging aanvullende productie van DHL
- akte overlegging aanvullende producties tevens wijziging eis van KJM
- de mondelinge behandeling van 8 juli 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
KJM is een onderneming die zich bezig houdt met in- en verkopen van met name smartphones en iPads. KJM Holding B.V. is de enig aandeelhouder en bestuurder van KJM, van welke besloten vennootschap de heer [betrokkene 1] (verder: [betrokkene 1]) enig aandeelhouder en bestuurder is.
2.2.
KJM heeft veelvuldig opdrachten aan DHL verstrekt voor het leveren van pakketten aan haar klanten. Zo heeft KJM in april/mei 2022 aan DHL een opdracht gegeven om 77 iPads te leveren aan IT Rental Solutions (verder: IT) in België.
2.3.
Het pakket van april/mei 2022 voor IT is verloren gegaan en kon daarom niet worden geleverd aan IT. DHL heeft aan KJM een schadevergoeding uitgekeerd, ter waarde van het gewicht van het verloren gegane pakket. IT heeft in het najaar van 2022 KJM in kort geding gedagvaard om alsnog tot levering over te gaan op verbeurte van een dwangsom. Op 1 november 2022 is de vordering van IT toegewezen.
2.4.
Op 25 oktober 2022 geeft KJM aan DHL een nieuwe opdracht om 59 iPads te leveren aan IT. Het pakket, met pakketnummer 3715253010 (verder: het pakket) werd verzekerd voor een waarde van € 24.000,00.
2.5.
Op 27 oktober 2022 haalt DHL het pakket op bij KJM. De koerier van DHL die het pakket heeft opgehaald heeft hierover verklaard:
“(…) Toen ik uitstapte werd de deur van het pand open gedaan door een medewerkster van
KJM waarna er 2 heren met een grote doos naar mijn bus kwamen lopen. Deze werden door hen in de bus gezet. Ik bekeek de waybill en zag dat het om een ECX ging dus heb verder ook geen aandacht meer geschonken aan de waybill. Een ECX is geen bijzondere zending.
Nadat ik de zending voorzien had van een Pick-up scan gingen de mannen met elkaar in gesprek over een mogelijk missend item in de zending. Na wat overleg hebben ze de doos weer uit de auto genomen om de inhoud te controleren en mee genomen naar binnen. Ik stond buiten nog even te kletsen met de medewerkster. Na ongeveer een minuut kwam de doos weer naar buiten en hebben de heren deze weer in de bus geschoven. Ik heb deze zelf verder in de auto onder het schap geschoven maar de waybill geen aandacht meer gegeven.
Nadat de doos in de auto stond heb ik nog even met de heren staan praten. Ze spraken positief over DHL en vonden onze bussen (Mercedes) mooi.”
2.6.
Het pakket is door de koerier afgegeven in het distributiecentrum in Apeldoorn. Bij het scannen bleek dat het pakket niet verder kon worden verwerkt omdat het label op het pakket betrekking had op een al afgehandelde zending. Het pakket werd opzij gezet om te retourneren naar KJM.
2.7.
Op 28 oktober 2022 heeft DHL twee pakketten afgeleverd bij KJM. Eentje met kenmerk AWB 7607788915 en het pakket met het label dat betrekking had op een afgehandelde zending. Voor het eerste pakket werd door KJM voor ontvangst getekend. De medewerkster van KJM weigerde een handtekening voor ontvangst te geven voor het retour gebrachte pakket. De koerier heeft zelf voor ontvangst getekend en heeft het pakket achtergelaten bij KJM.
2.8.
Op 3 november 2022 meldt KJM aan DHL dat het pakker niet bij IT is afgeleverd.
2.9.
DHL start een onderzoek. Op 22 december 2022 bericht DHL aan KJM dat zij een claim kan indienen. In het verslag van de security afdeling van DHL onderzoek staat onder meer:
“4. Conclusie
Uit het onderzoek is gebleken dat de zending die vermist zou zijn is omgewisseld met een zending met een oud label. Het vermoeden is dat dit moedwillig is gedaan door de Consignor KJM om het verzekeringsbedrag te incasseren. Mogelijk om als bewijsmateriaal te gebruiken bij de rechtszaak met IT Rental Solutions. CCTV, [betrokkene 2], FleetGO, GPS en de verklaringen van beide koeriers zijn volgens de afdeling Security voldoende onderbouwing om de claim niet uit te keren.”
2.10.
Op 6 januari 2023 wijst DHL de claim van KJM af omdat de zending niet door DHL in ontvangst is genomen.
2.11.
Op 16 januari 2023 stelt KJM DHL aansprakelijk voor de verzekerde waarde van
€ 24.000,00, vermeerderd met de verzendkosten.
2.12.
Op 13 maart 2023 heeft DHL de claim overgedragen aan haar verzekeraar, AIG die op haar beurt onderzoeksbureau [bedrijf 1] heeft ingeschakeld om onderzoek te doen naar de toedracht van de gestelde vermissing. Mevrouw [betrokkene 3] (verder: [betrokkene 3]) heeft het onderzoek geleid. Zij heeft onder meer op 5 juli 2023 en 18 december 2023 gesprekken gevoerd met [betrokkene 1] over de gang van zaken.
2.13.
Naar aanleiding van haar bevindingen heeft [betrokkene 3] een rapport (van 6 februari 2025) opgesteld. In de samenvatting bij dit onderzoek is onder meer vermeld:
“Door DHL is intern een vermoeden van fraude gemeld waarna er een onderzoek heeft plaatsgevonden. Het vermoeden is ontstaan dat het originele verzendlabel van een pakket met 59 iPads door KJM is verwisseld voor een oud verzendlabel. Dat zou bij het ophalen van het pakket moeten zijn gebeurd op 27 oktober 2022.
DHL concludeert in hun onderzoek dat het verzendlabel van de zending met de iPads (3715253010) moedwillig zou zijn omgewisseld voor een oud verzendlabel (…)
De heer [betrokkene 1] verklaart niet persoonlijk aanwezig te zijn geweest bij het ophalen van het pakket op 27 oktober 2022, hij weet niet preccies hoe dit is verlopen (…) De heer [betrokkene 1] kan zich niet herinneren hoe het ophalen van het pakket op 27 oktober 2022 is verlopen. In eerste instantie weet hij niet meer of er items misten in het pakket met de 59 iPads. Dat zou wel kunnen want het komt wel eens voor maar hij weet het niet meer zeker. (…). Uit analyse van de overgelegde inkoopfacturen blijkt dat deze niet overeenkomen met betalingsbewijzen. Daarnaast komt de order op de overgelegde factuur van ENO Telecom niet overeen met de order die in het systeem staat bij ENO Telecom.
Volgens KJM zijn de iPads uiteindelijk niet bij ENO Telecom ingekocht maar bij een partij via Marktplaats en contant betaald.”
2.14.
De verzekeraar van DHL heeft op 22 april 2024 aan KJM bericht dat zij de schadeclaim afwijzen vanwege misleiding van de verzekeraar en dat aangifte zal worden gedaan van valsheid in geschrifte.
2.15.
Op 10 februari 2025 is mede namens de verzekeraar van DHL aangifte gedaan van fraude, dan wel valsheid in geschrifte door [betrokkene 1].

3.Het geschil

in conventie
3.1.
KJM vordert – samengevat – veroordeling van DHL tot betaling van € 24.285,91
(€ 23.895,00 + € 390,91) aan waarde van de verloren zending en verzendkosten, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
KJM legt aan de vordering ten grondslag dat de zending niet is afgeleverd binnen de afgesproken termijn. Op grond van het Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg (CMR) moet de zending als volledig verloren worden beschouwd en moet de waarde vergoed worden. Omdat KJM heeft gekozen voor DHL Express Worldwide service was het pakket verzekerd voor dit verlies voor € 24.000,00. Dit bedrag vermeerderd met € 390,91 verzendkosten dient aan KJM te worden uitbetaald.
3.3.
DHL voert aan dat dat sprake is van fraude van KJM, dat aan DHL nimmer iPads voor vervoer zijn aangeboden, dat daarom geen sprake is van verlies van goederen.
Er zijn geen iPads aan DHL afgegeven. Bij het afgeven van het pakket heeft KJM het label op het pakket vervangen door een oud, eerder gebruikt label, waarna dit pakket niet verwerkt kon worden. DHL heeft het pakket teruggebracht naar KJM. DHL heeft de gang van zaken rondom deze zending uitgebreid laten onderzoeken. Uit dat onderzoek blijkt dat KJM meerdere tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over de herkomst van de iPads, dat KJM meerdere keren vervalste stukken heeft overgelegd om de gestelde herkomst van de iPads te onderbouwen en meerdere keren tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over de gang van zaken op onder meer 27 oktober 2022, de dag dat KJM stelt iPads voor vervoer te hebben aangeboden, zodat DHL op goede gronden aanneemt dat KJM haar nimmer iPads voor vervoer heeft aangeboden.
in reconventie
3.4.
DHL vordert – samengevat – integrale vergoeding van de door haar gemaakte proceskosten van € 12.217,92.
3.5.
DHL legt aan de vordering ten grondslag dat KJM aantoonbaar onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven, standpunten heeft ingenomen waarvan zij de onjuistheid van kende en gebruik heeft gemaakt van niet-authentieke stukken. Er is sprake van misbruik van procesrecht en/of onrechtmatig handelen en procederen van KJM.
3.6.
KJM voert aan dat zij eerder onjuiste stukken heeft aangeleverd, maar het betrof geen opzet, maar vergissingen van de zijde van KJM. Van vervalsing is geen sprake geweest. Verder wordt de hoogte van de gevorderde kosten betwist. Deze komen niet voor vergoeding in aanmerking omdat de facturen zijn gericht aan AIG en niet DHL.
3.7.
Op de stellingen van partijen zowel in conventie als reconventie wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
KJM stelt dat zij op 27 oktober 2022 aan DHL in een pakket 59 iPads heeft overhandigd om te vervoeren naar een klant in België. DHL heeft de gang van zaken rondom het pakket uitgebreid onderzocht en stelt zich op basis van dat onderzoek gemotiveerd op het standpunt dat op 27 oktober 2022 aan haar nimmer iPads zijn meegegeven. Om aanspraak te kunnen maken op een schadevergoeding voor deze zending moet KJM daarom concreet stellen, onderbouwen en zo nodig bewijzen dat zij op 27 oktober 2022 59 iPads heeft meegegeven aan DHL. De kantonrechter komt tot de conclusie dat KJM, tegenover de uitgebreide onderbouwde betwisting van DHL, onvoldoende concreet heeft gesteld en onderbouwd dat zij op 27 oktober 2022 iPads heeft meegegeven voor vervoer. Dit wordt als volgt toegelicht.
4.2.
Het staat vast dat KJM het pakket aan de koerier van DHL heeft afgegeven. De inhoud van dat pakket staat naar het oordeel van de kantonrechter echter niet vast. Bij hetgeen hierna wordt overwogen is van belang dat DHL de gang van zaken rondom het pakket heeft onderzocht en dat de bevindingen van dat onderzoek na het uitbrengen van de dagvaarding bekend zijn geworden. Door KJM zijn de bevindingen van dat onderzoek slechts betwist voor zover deze betrekking hebben op de waarnemingen in het distributiecentrum van DHL, die ertoe hebben geleid dat het pakket in de visie van DHL aan KJM is geretourneerd, welke retourzending door KJM eveneens is betwist. Uit hetgeen hierna wordt overwogen blijkt dat aan de beoordeling van deze retourzending echter niet wordt toegekomen.
Vermoedelijke verwisseling label
4.3.
DHL heeft zich onder verwijzing naar haar onderzoeken op het standpunt gesteld dat KJM doelbewust het op het pakket aangebrachte label heeft vervangen door een reeds gebruikt label, waardoor het pakket niet verwerkt kon worden en aan KJM is teruggegeven. De verwisseling van het label moet in de visie van DHL hebben plaatsgevonden, na het scannen van het oorspronkelijke label, op het moment dat KJM het pakket kort terugnam. Uit de onderzoeken van DHL blijkt dat de koerier, die het pakket 27 oktober 2022 bij KJM ophaalde heeft verklaard dat twee mannen het pakket hebben aangeleverd, waarna het label is gescand. Vervolgens hebben deze mannen het pakket weer uit de bestelbus gehaald en meegenomen naar binnen, uit het zicht van de koerier, waarna het pakket door hen weer terug is geplaatst in de bestelbus [1] .
KJM heeft ontkend dat het label op het pakket door haar is verwisseld, maar heeft naar het oordeel van de kantonrechter geen duidelijke en aannemelijke verklaring gegeven voor het feit dat het pakket na de ‘pick-up scan’ uit het zicht van de koerier is gebracht. KJM heeft over de gang van zaken op 27 oktober 2022 in persoon van [betrokkene 1] meerdere tegenstijdige verklaringen afgelegd. Waar hij aanvankelijk verklaarde niet aanwezig en/of betrokken te zijn geweest bij het afgeven van het pakket [2] , verklaarde hij later tegenover DHL [3] en op de zitting dat hij het pakket samen met zijn werknemer [betrokkene 4] aan DHL heeft afgegeven. Op de zitting verklaarde [betrokkene 1] dat hijzelf of [betrokkene 4] bij het teruglopen zag dat er nog iets op de tafel lag dat mee moest met het pakket, waarna hij het pakket samen met [betrokkene 4] uit de auto heeft getild en weer mee naar binnen heeft genomen en vervolgens opnieuw in de bestelbus heeft gezet. Deze verklaring op de zitting is niet te rijmen met de verklaring van de koerier van DHL, die immers heeft verklaard dat de discussie over een ontbrekend item eerder, in de bus reeds ontstond en is in strijd met de eerdere in het onderzoek opgenomen verklaring van [betrokkene 1]. In juli 2023 verklaarde [betrokkene 1] immers, zoals hiervoor al is overwogen niet aanwezig te zijn geweest bij het ophalen van het pakket en dat daarbij geen sprake was van bijzonderheden. In zijn eerdere verklaringen en op de zitting heeft [betrokkene 1] bovendien niet verklaard hoe dit ontbrekende item dan vervolgens in korte tijd aan het pakket werd toegevoegd en of daarbij de verpakking werd beschadigd en/of hoe dat is opgelost. Een schriftelijke verklaring van [betrokkene 4] over de gang van zaken ontbreekt. Hiermee heeft KJM onvoldoende concreet gesteld en onderbouwd dat zij het pakket 27 oktober 2022 heeft teruggenomen omdat een item ontbrak. Daarom heeft KJM het op onderzoek gebaseerde vermoeden van DHL van verwisseling van het label onvoldoende concreet weersproken.
Geen concrete stellingen over het inpakken van iPads
4.4
Tegenover het op onderzoeken gebaseerde standpunt van DHL dat aan haar nimmer iPads voor vervoer zijn aangeboden heeft KJM niet concreet verklaard wanneer deze zijn ingepakt en op welke wijze dat is geschied. [betrokkene 1] heeft daarover op 5 juli 2023 [4] onder meer verklaard: “
Collega’s van mij hebben het betreffende pakket ingepakt voordat het werd opgehaald. Zij pakken dat altijd zorgvuldig in met bubbeltjes folie. Wij plakken ook altijd op beide zijkanten stickers waarop staat ‘voorzichtig breekbaar’. Wij gebruiken doorzichtig of bruine tape om de doos dicht te maken. (…)”. In zijn verklaring van 18 december 2023 [5] verklaart [betrokkene 1] daarover: “
We hebben voor het ophalen het pakket klaargemaakt, daarna liepen we met het pakket naar buiten (…)” Hoewel [betrokkene 1] naar aanleiding van vragen van de kantonrechter op de zitting de gang van zaken rondom het inpakken van de gestelde iPads nader heeft geconcretiseerd in die zin dat hij verklaarde dat hij en zijn 2 personeelsleden de iPads hebben ingepakt heeft hij daarbij nog steeds geen datum of dag genoemd, zodat niet duidelijk is geworden of er kort voor de verzending is ingepakt, waardoor het vergeten van een item aannemelijk zou zijn of 1 of 2 dagen van te voren, en heeft hij bijvoorbeeld niet verklaard of de iPads reeds in het gebouw aanwezig waren of dat ze zijn opgehaald uit de opslagruimte [6] , noch heeft hij verklaringen van zijn medewerkers over het inpakken ingebracht.
Niet alleen heeft KJM aldus tegenover het op onderzoek gebaseerde standpunt van DHL onvoldoende concreet gesteld dat zij iPads heeft ingepakt om voor vervoer aan DHL aan te bieden, ook maken deze verklaringen onaannemelijk dat aan het pakket een item kon worden toegevoegd, zonder de doos zichtbaar te beschadigen. Een met doorzichtig of bruine tape dichtgeplakte doos is immers zonder nadere toelichting, die ontbreekt over het algemeen niet te openen zonder dat zichtbare beschadigingen optreden.
Geen bewijs aanschaf iPads
4.4.
DHL stelt zich op het standpunt dat KJM meerdere malen onjuiste informatie en vervalste documenten heeft verstrekt over de aanschaf van de iPads en dat ook met de laatste verklaring van [betrokkene 1] op dit punt niet vaststaat dat KJM iPads heeft aangeschaft om voor vervoer door DHL aan te bieden en voor welke prijs zij deze heeft aangeschaft.
KJM erkent dat zij eerder onjuiste, oude facturen en betaalbewijzen ter beschikking heeft gesteld om de inkoop van de iPads te kunnen bewijzen. Zo heeft KJM eerst facturen van Belsimpel, ENO Telecom en NLightened ter beschikking gesteld. Nadat DHL in deze stukken onregelmatigheden had geconstateerd, heeft KJM laatstelijk verklaard dat de iPads via Marktplaats zijn besteld en cash zijn betaald, welk standpunt ook in deze procedure is ingenomen. Deze laatste verklaring van KJM wordt daarom hier als uitgangspunt genomen. Ten bewijze van de aanschaf via Marktplaats heeft KJM kopie van berichten van Marktplaats ter beschikking gesteld. Tevens heeft KJM twee screenshots in het geding gebracht van berichten met de verkoper van Marktplaats.
DHL heeft de authenticiteit van deze stukken betwist. Zij heeft erop gewezen dat de berichten van Marktplaats ongedateerd zijn en dat de op één screenshot zichtbare datum qua kleur afwijkt van andere door KJM overgelegde communicatie. Daarnaast heeft DHL erop gewezen dat beide screenshots exact het tijdstip 20.33 uur vermelden, terwijl de levensduur van de batterij in een screenshot 50% is en in de tweede screenshot 46% is.
KJM heeft hierop niet inhoudelijk gereageerd en hiervoor dus geen, althans onvoldoende verklaring of uitleg gegeven, zodat de kantonrechter DHL volgt in standpunt dat KJM met deze stukken de aanschaf van iPads via Marktplaats niet aannemelijk heeft gemaakt.
4.5.
Daarnaast heeft DHL zich naar het oordeel van de kantonrechter terecht op het standpunt gesteld dat KJM geen bewijs heeft geleverd van de gestelde cashbetaling. Een direct verband tussen de door KJM onderbouwde cash-opnames en de betaling van iPads is niet gegeven. KJM heeft op de zitting immers verklaard dat de overgelegde bankafschriften geen bewijs van betaling van de iPads zijn maar dat deze slechts bewijzen dat KJM over contant geld beschikte. Ander bewijs heeft KJM niet in het geding gebracht, zodat de kantonrechter DHL volgt in het standpunt dat KJM de contante betaling van ingekochte iPads niet aannemelijk heeft gemaakt.
4.6.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen vloeit voort dat de kantonrechter DHL volgt in het standpunt dat KJM in het pakket geen iPads voor vervoer heeft aangeboden, omdat KJM tegenover de bevindingen uit het onderzoek van DHL onvoldoende concreet heeft gesteld en onderbouwd dat zij iPads heeft aangeschaft, voor welk bedrag zij deze heeft aangeschaft, dat deze in het pakket zijn ingepakt en voor vervoer zijn aangeboden.
Conclusie
4.5.
Omdat niet is komen vast te staan dat KJM op 27 oktober 2022 iPads aan DHL heeft aangeboden, kan KJM geen aanspraak maken op een schadevergoeding. Daarom wordt niet toegekomen aan de vraag of en zo ja hoe het pakket aan KJM is geretourneerd.
4.6.
KJM is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van DHL worden begroot op:
- salaris gemachtigde
1.086,00
(2 punten × € 543,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.221,00
in reconventie
4.7.
DHL vordert in reconventie een integrale proceskostenveroordeling van € 12.217,92 omdat KJM willens en wetens een aantoonbaar onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven en stellingen heeft ingenomen waarvan zij de onjuistheid kende.
4.8.
De kantonrechter stelt voorop dat de artikelen 237 t/m 240 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in beginsel een zowel limitatieve, als exclusieve regeling bevatten van de kosten waarin de in het ongelijk gestelde partij kan worden veroordeeld. DHL heeft er terecht op gewezen dat een volledige vergoedingsplicht van proceskosten mogelijk is in buitengewone omstandigheden, zoals misbruik van procesrecht of onrechtmatige daad en dat daarvan pas sprake als een partij een vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan zij de onjuistheid kende of had behoren te kennen of op stellingen waarvan zij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden [7] . De Hoge Raad heeft voorts meerdere malen overwogen dat daarbij terughoudendheid past, gelet op het mede door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op toegang tot de rechter.
4.9.
Voor de invulling van dit hiervoor geschetste toetsingskader beroept DHL zich op een uitspraak van deze rechtbank van 24 juli 2024 [8] . In overweging 5.12 overweegt de rechtbank in deze uitspraak:
“Uit de woorden ‘evidente ongegrondheid’ vloeit voort dat met een grote mate van zekerheid moet komen vast te staan dat Waerdse Heeren verweer heeft gevoerd dat gebaseerd is op feiten en omstandigheden waarvan zij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen.”Uit de overwegingen van de rechtbank daarna blijkt dat in de situatie die voorlag niet alleen feitelijke onjuistheden naar voren waren gebracht, maar ook in de procedure wisselende standpunten waren ingenomen, waardoor de procedure voor de andere partij onnodig kostbaar werd. Daarvan is in onderhavige procedure geen sprake. In de procedure heeft KJM een consistente proceshouding gehad, die niet heeft geleid tot hogere proceskosten aan de zijde van DHL. De door DHL in haar pleitaantekeningen vermelde uitspraken, waarin is overgegaan tot toekenning van een vergoeding van de werkelijke proceskosten hebben voorts alle betrekking op schending van artikel 21 Rv. De rechter werd in die gevallen niet volledig geïnformeerd. Daarvan is in het onderhavige geval ook geen sprake. In de dagvaarding is immers correct opgenomen dat DHL de zaak nog in onderzoek had. Voorts is eerst na het uitbrengen van de dagvaarding aan de hand van uitgebreide onderzoeken door en vanwege DHL komen vast te staan dat de door KJM ter onderbouwing van haar standpunt overgelegde bescheiden niet juist zijn en dat de verklaringen van KJM wisselend en tegenstrijdig zijn. Uit het feit dat daartoe onderzoek noodzakelijk was blijkt naar het oordeel van de kantonrechter reeds dat van ‘evidente onjuistheid’ geen sprake is. Bovendien heeft KJM niet de kantonrechter, maar DHL belast met onjuiste documenten en wisselende verklaringen, zodat daarmee, hoe storend voor DHL ook, van misbruik van procesrecht geen sprake is. Het verzoek om een integrale proceskostenveroordeling wordt daarom afgewezen.
4.10.
Dit doet er niet aan af dat de kantonrechter DHL volgt in het standpunt dat KJM onvoldoende heeft verklaard waarom de ter onderbouwing van de schade eerder aan haar overgelegde orderbevestiging van ENO van oktober 2022 hetzelfde nummer vermeldt als een authentieke factuur van mei 2022, welk probleem zich ook voordeed bij een daarvoor overgelegde factuur van NLightened. KJM heeft zich echter op het standpunt gesteld dat sprake is van vergissingen en slordigheden en heeft haar standpunt in rechte gebaseerd op de stelling dat sprake is van contant betaalde aanschaf via Marktplaats. Dat het gebruik van hetzelfde nummer op 2 documenten in deze civiele procedure onvoldoende verklaard wordt brengt niet zonder meer mee dat sprake is van fraude en omdat KJM in deze procedure haar standpunt niet op deze stukken heeft gebaseerd kan een integrale proceskostenvergoeding daarop niet worden gegrond.
4.9.
DHL is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van KJM worden begroot op:
- salaris gemachtigde
687,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
813,00

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen van KJM af,
5.2.
veroordeelt KJM in de proceskosten van € 1.221,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als KJM niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.4.
wijst de vorderingen van DHL af,
5.5.
veroordeelt DHL in de proceskosten van € 813,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als DHL niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Kleij en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2025.

Voetnoten

1.Zie overweging 2.5.
2.Bijlage 9 bij onderzoeksrapport van 6 februari 2025.
3.Bijlage 10 bij onderzoeksrapport van 6 februari 2025
4.Bijlage 9 bij onderzoeksrapport van 6 februari 2025
5.Bijlage 10 bij onderzoeksrapport van 6 februari 2025.
6.Verklaring [betrokkene 1] 5 juli 2023, pagina 2, bovenaan.
7.HR 29 juni 2007, NJ 2007/353.