ECLI:NL:RBNHO:2025:9260

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 juli 2025
Publicatiedatum
12 augustus 2025
Zaaknummer
11578005 \ CV EXPL 25-949
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake ambtshalve toetsing van informatieplichten bij overeenkomsten op afstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 16 juli 2025 een tussenvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen [eiser] B.V. en [gedaagde]. De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard, maar deze is niet verschenen, waardoor verstek is verleend. De eisende partij vordert betaling van € 1.093,00 aan hoofdsom, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en proceskosten. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst op afstand, waarbij de kantonrechter ambtshalve heeft getoetst of de eisende partij heeft voldaan aan de wettelijke precontractuele informatieplichten zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de bestelknop van de eisende partij niet voldoet aan de eisen van artikel 6:230v lid 3 BW, omdat deze niet duidelijk maakt dat het plaatsen van de bestelling een betalingsverplichting inhoudt. Daarnaast is de eisende partij niet voldoende in haar informatieplicht nagekomen, omdat essentiële informatie over het recht van ontbinding en contactgegevens van de handelaar niet duidelijk aan de consument is verstrekt. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de eisende partij een of meerdere informatieplichten heeft geschonden en dat hier sancties aan verbonden zullen worden. De eisende partij is in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over het voorlopige oordeel van de kantonrechter over de oneerlijkheid van het incassokostenbeding in de algemene voorwaarden. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling op 13 augustus 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 11578005 \ CV EXPL 25-949
Uitspraakdatum: 16 juli 2025
Tussenvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser] B.V.
te [plaats 1]
de eisende partij
gemachtigde: [gemachtigde] gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde]
te [plaats 2]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van € 1.093,00 aan hoofdsom, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente en de proceskosten.
2.2.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst op afstand tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van de artikelen 6:230m lid 1 en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. [1]
Ambtshalve toetsing van informatieplichten: de bestelknop
2.3.
Artikel 6:230v lid 3 BW bevat een bijzondere verplichting voor overeenkomsten die op elektronische wijze worden gesloten, zoals de onderhavige overeenkomst. Deze verplichting houdt in dat de handelaar het elektronische bestelproces zo moet inrichten dat de consument een aanbod pas kan aanvaarden als hem op niet voor misverstand vatbare wijze duidelijk is gemaakt dat zijn bestelling een betalingsverplichting inhoudt. Indien de overeenkomst wordt aanvaard door gebruik van een knop of soortgelijke functie, moet die knop of soortgelijke functie worden uitgerust met een goed leesbare, ondubbelzinnige formulering waaruit blijkt dat het plaatsen van de bestelling een betalingsverplichting jegens de handelaar inhoudt.
2.4.
Om te beoordelen of de handelaar aan deze verplichting heeft voldaan, moet alleen rekening worden gehouden met de woorden op de bestelknop (of soortgelijke functie) waarmee de consument het bestelproces afrondt. Er mag geen acht worden geslagen op de verdere omstandigheden van het bestelproces. [2]
2.5.
Uit de toelichting en stukken blijkt dat op de bestelknop die de eisende partij hanteert, “Bestelling plaatsen” staat. Daarmee is naar het oordeel van de kantonrechter geen duidelijke mededeling gedaan dat de consument met het aanklikken van die knop een betalingsverplichting aangaat. Er is dan ook niet voldaan aan de verplichting van artikel 6:230v lid 3 BW. Voor deze schending zal een sanctie worden toegepast.
Ambtshalve toetsing van de overige precontractuele informatieplichten
2.6.
De kantonrechter wijst de eisende partij erop dat zij haar standpunten met betrekking tot de (pre)contractuele informatieplichten strikt genomen onvoldoende heeft onderbouwd. Zij heeft weliswaar gesteld dat aan die verplichtingen is voldaan, waarbij wordt verwezen naar overgelegde schermafbeeldingen van de webwinkel, algemene voorwaarden en bestelbevestigingen, maar dit is niet voldoende. Producties kunnen stellingen ondersteunen, maar niet vervangen. De partij die producties overlegt, moet inzichtelijk maken welke delen daarvan relevant zijn voor welk standpunt van die partij. Een enkele verwijzing naar (bepaalde pagina’s van) de producties is daarom onvoldoende. Het is niet aan de kantonrechter om eigenhandig op zoek te gaan naar informatie. Dat betekent dat de eisende partij expliciet en op een duidelijke manier moet aangeven op welke schermafbeelding welke informatie van artikel 6:230m lid 1 BW en artikel 6:230v lid 3 BW te vinden is (bijvoorbeeld door de relevante onderdelen in de producties te onderstrepen of te arceren). De kantonrechter wijst de eisende partij erop dat het ontbreken van een dergelijke onderbouwing in eventuele vervolgzaken [3] kan leiden tot afwijzing van de vordering. In dit geval zal de kantonrechter, bij wijze van uitzondering, echter zelf toetsen in hoeverre de eisende partij heeft voldaan aan de op haar rustende (pre)contractuele informatieverplichtingen.
2.7.
Uit de door de eisende partij overgelegde producties blijkt niet (voldoende) dat de eisende partij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst aan de informatieplicht(en) als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 onder c, en h BW heeft voldaan. Uit de schermafbeeldingen van de webwinkel blijkt immers niet dat de consument tijdens het bestelproces wordt geïnformeerd over het geografische adres, het telefoonnummer en het
e-mailadres van de handelaar en ook niet over het recht van ontbinding van de overeenkomst. Voor zover de eisende partij stelt dat deze informatie is opgenomen in de toepasselijke algemene voorwaarden, is de kantonrechter van oordeel dat de gedaagde partij hiermee niet op duidelijke en begrijpelijke wijze op de hoogte is gebracht van deze informatie. De gedaagde partij had er vóór het sluiten van de overeenkomst tenminste expliciet op gewezen moeten worden dát deze informatie in de algemene voorwaarden te vinden is. Niet gesteld of gebleken is dat daaraan is voldaan. Voor deze schending(en) zal een sanctie worden toegepast.
Ambtshalve toetsing van de contractuele informatieplicht
2.8.
De eisende partij stelt te hebben voldaan aan de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 BW. Ter onderbouwing daarvan heeft zij verwezen naar de aan de gedaagde partij verzonden bestelbevestigingen, maar deze bevatten niet alle in artikel 6:230m lid 1 BW genoemde informatie. Daarin ontbreekt namelijk informatie over het recht van ontbinding van de overeenkomst (artikel 6:230m lid 1 onder h BW). Voor deze schending zal een sanctie worden toegepast.
Welke sanctie hoort hierbij?
2.9.
Gelet op het bovenstaande is de conclusie dat de eisende partij een of meerdere informatieplichten heeft geschonden. Voor deze schending(en) zal een sanctie worden toegepast.
2.10.
De schending met betrekking tot het herroepingsrecht heeft tot gevolg dat de herroepingstermijn van veertien dagen is verlengd tot het moment waarop alle ontbrekende gegevens alsnog op de voorgeschreven wijze aan de gedaagde partij zijn verstrekt, maar ten hoogste met twaalf maanden (artikel 6:230o lid 2 BW). Omdat deze termijn al is verstreken en niet is gesteld of gebleken dat de gedaagde partij de overeenkomst binnen die termijn heeft willen herroepen, zal aan dit gebrek enkel de hieronder te noemen sanctie worden verbonden.
2.11.
De kantonrechter moet aan de schending van de informatieplichten, inclusief artikel 6:230v lid 3 BW, gevolgen verbinden door passende maatregelen te nemen die de consument effectieve rechtsbescherming bieden. Die maatregelen moeten doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig zijn. [4] De kantonrechter zal daarom op grond van de hiervoor vastgestelde schending(en) de overeenkomst met toepassing van de sanctierichtlijn [5] gedeeltelijk vernietigen in die zin dat de betalingsverplichting van de consument wordt verminderd met 60%.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.12.
De kantonrechter moet onderzoek doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. [6] Volgens Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten is een beding oneerlijk wanneer dit het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De kantonrechter moet in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet oneerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak oneerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
2.13.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat op de overeenkomst(en) de volgende algemene voorwaarden van toepassing zijn verklaard: ‘Algemene Voorwaarden Lindenhaeghe Groep’ van 20 juli 2023 (hierna: de algemene voorwaarden).
2.14.
Het rentebeding uit de algemene voorwaarden, te weten de artikel 9, lid 6, is door de kantonrechter getoetst en niet oneerlijk bevonden.
2.15.
Artikel 9 van de algemene voorwaarden bevat eveneens een incassokostenbeding. Dat luidt als volgt:
‘(…)7. Indien de betaling niet is voldaan binnen de opgegeven betalingstermijn, is Lindenhaeghe gerechtigd om (externe) incassomaatregelen te nemen. Hiervan zijn de gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten voor rekening van de Deelnemer en/of de Opdrachtgever. Deze kosten bedragen ten minste 15% (zegge: vijftien procent) van de hoofdsom met een minimum van € 50,- (zegge: vijftig euro) (…)’
2.16.
In dit beding wordt ten nadele van de consument afgeweken van het bepaalde in artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten. Er wordt immers van uitgegaan dat alle kosten verschuldigd zijn. Daarbij is ook geen maximum opgenomen, wat ertoe leidt dat onbeperkte kosten voor rekening van de consument zouden kunnen komen. Dat zou tot gevolg hebben dat de consument belast wordt met hogere kosten dan wettelijk is toegestaan. Ook is in dit geval de bedongen vergoeding altijd ten minste € 50,- en daarmee hoger dan de wettelijke vergoeding. Tot slot volgt uit de tekst van het beding dat de incassokosten al verschuldigd zijn zodra niet tijdig is betaald, terwijl de wettekst voorschrijft dat éérst nog een zogenoemde veertiendagenbrief moet worden verstuurd. Daarom is dit beding vermoedelijk oneerlijk en is de kantonrechter voornemens om dit beding te vernietigen.
2.17.
Artikel 9 van de algemene voorwaarden ziet ook op de proceskosten. Voor zover de eisende partij op grond van dit beding aanspraak kan maken op gerechtelijke kosten die boven het liquidatietarief uitkomen, is dit beding oneerlijk. Dit heeft echter geen gevolg voor de proceskostenveroordeling in deze procedure, omdat de (kanton)rechter op grond van de artikelen 237 en 242 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ertoe gehouden is om de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten te veroordelen en deze proceskosten niet lager mogen worden vastgesteld dan het liquidatietarief.
Conclusie
2.18.
De eisende partij wordt in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over het voorshands uitgesproken oordeel omtrent de oneerlijkheid van het hiervoor genoemde beding.
2.19.
Als aan de hierboven bedoelde opdracht niet of niet volledig wordt voldaan, zal de kantonrechter daaraan op grond van de artikelen 22 en 139 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de gevolgen verbinden die hij geraden acht.
2.20.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van 13 augustus 2025 om de eisende partij in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten over het voorshands uitgesproken oordeel zoals hiervoor is overwogen;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021,ECLI:NL:HR:2021:1677.
2.HvJ EU 7 april 2022, ECLI:EU:C:2022:269 (Fuhrmann), punt 28.
3.Ingeleid met een dagvaarding vanaf 1 september 2025.
4.Hoge Raad 4 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1366 en Hoge Raad 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677.
6.HvJ EU 27 januari 2021, C‑229/19 en C‑289/19, ECLI:NL:EU:C:68 (Dexia).