ECLI:NL:RBNHO:2025:9302

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 juli 2025
Publicatiedatum
12 augustus 2025
Zaaknummer
15-242350-21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtsgeldigheid van een omzettingsbeslissing van een taakstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 7 juli 2025 uitspraak gedaan over een bezwaar tegen de omzetting van een taakstraf in vervangende hechtenis. De veroordeelde had eerder een taakstraf van 100 uren opgelegd gekregen, met de waarschuwing dat bij niet-naleving vervangende hechtenis van 50 dagen zou worden toegepast. Na een eerdere beslissing van het Openbaar Ministerie om vervangende hechtenis toe te passen, heeft de veroordeelde bezwaar aangetekend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslissing tot omzetting van de taakstraf niet verifieerbaar was, omdat de handtekening van de officier van justitie niet vergezeld ging van een naam. Dit gebrek aan identificatie maakte het voor de rechtbank onmogelijk om te controleren of aan de formele vereisten voor rechtsgeldigheid was voldaan. De rechtbank heeft het bezwaar gegrond verklaard en bepaald dat de veroordeelde binnen 12 maanden de resterende taakstraf moet voltooien.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Alkmaar
parketnummer : 15-242350-21
raadkamernummer : 25-014891
datum : 7 juli 2025
beslissing op het bezwaar op grond van artikel 6:3:3 en artikel 6:6:23 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[veroordeelde],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende op het adres [adres],
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. V. Mes, advocaat te Hoorn (Nieuwstraat 23, 1621 EA Hoorn),
hierna te noemen: de veroordeelde.

Feiten

De meervoudige kamer heeft bij vonnis van 13 april 2024 aan de veroordeelde (onder meer)
een taakstraf van 100 uren met aftrek van voorarrest overeenkomstig artikel 27
van het Wetboek van Strafrecht opgelegd en bevolen dat voor het geval de veroordeelde de
taakstraf niet (naar behoren) verricht, vervangende hechtenis van 50 dagen zal
worden toegepast. Het vonnis is onherroepelijk.
Het Openbaar Ministerie heeft op 22 oktober 2024 beslist dat vervangende hechtenis wordt
toegepast en hiervan aan de veroordeelde kennis gegeven. De veroordeelde heeft op 25 oktober 2024 hiertegen een bezwaarschrift ingediend. Dit bezwaar is door de rechtbank bij beslissing van 25 november 2024 gegrond verklaard.
Het Openbaar Ministerie heeft op 1 mei 2025 (wederom) beslist dat vervangende hechtenis wordt toegepast en hiervan aan de veroordeelde kennis gegeven. De kennisgeving van deze beslissing is op 30 mei 2025 aan de veroordeelde betekend.

Procedure

Het bezwaar is op 3 juni 2025 op de griffie van deze rechtbank ingediend.
De rechtbank heeft op 1 juli 2025 het bezwaar op de openbare terechtzitting behandeld.
De rechtbank heeft de veroordeelde, de advocaat, mr. V. Mes en de officier van justitie op zitting gehoord.

Bezwaar

De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het bezwaar gegrond verklaard dient te worden omdat er op de beslissing tot omzetting taakstraf bij de handtekening geen naam van de officier van justitie staat. Subsidiair heeft de raadsman de rechtbank verzocht de veroordeelde (nog) een tweede kans te geven om de taakstraf uit te voeren.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het bezwaar ongegrond verklaard dient te worden.

Beoordeling

De rechtbank stelt op grond van het dossier en het behandelde ter terechtzitting vast dat de beslissing op verzoek omzetting taakstraf van 1 mei 2025 is ondertekend met een ‘natte’ handtekening die geplaatst is in het tekenvakje “officier van justitie”, maar dat hierbij niet staat vermeld wie de persoon is die deze handtekening heeft gezet. Wel staat in het briefhoofd een naam van een contactpersoon genoemd. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie aangevoerd dat hij ervan uitgaat dat de contactpersoon ook de persoon is die de handtekening heeft gezet.
Uit rechtspraak van de Hoge Raad (ECLI: NL:HR:2025:455) volgt dat een omzettingsbeslissing voor de veroordeelde en – in geval van een daartegen ingediend bezwaar – voor de rechter controleerbaar moet zijn. Hierdoor moet de eis worden gesteld dat uit enig voor de rechter en de veroordeelde beschikbaar processtuk rechtstreeks en ondubbelzinnig blijkt dat aan de voorwaarden voor de rechtsgeldigheid van de omzettingsbeslissing is voldaan, in het bijzonder dat de beslissing is genomen door een bevoegde autoriteit binnen de wettelijke termijn.
Naar het oordeel van de rechtbank is door het ontbreken van een naam bij de handtekening géén sprake van een verifieerbare beslissing, gedateerd en ondertekend door de met name te noemen officier van justitie. Uit het feit dat in het briefhoofd een contactpersoon staat genoemd, kan de rechtbank niet afleiden dat deze persoon inderdaad de persoon is die de handtekening heeft gezet. Ook de behandeld officier van justitie heeft ter terechtzitting aangegeven ervan uit te gaan dat de contactpersoon de handtekening heeft gezet, maar heeft dit niet met zekerheid kunnen vaststellen. Nu onduidelijk is wie de handtekening heeft gezet, kan de rechtbank onvoldoende controleren dat aan de formele vereisten voor rechtsgeldigheid van een omzettingsbeslissing is voldaan.
Het bezwaarschrift zal daarom gegrond verklaard worden.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het bezwaar gegrond;
- bepaalt het aantal uren taakstraf dat nog moet worden verricht op
22 uren;
- bepaalt dat de taakstraf
binnen 12 maanden na hedenmoet worden voltooid.
Deze beslissing is gegeven door
mr. P.A. Hesselink, rechter,
in tegenwoordigheid van D. Bokma, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2025.
De griffier is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.