ECLI:NL:RBNHO:2025:972

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
3 februari 2025
Zaaknummer
11323368 \ CV FORM 24-6699
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatieverzoek passagiers na annulering vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft Stichting Achmea Rechtsbijstand namens een aantal passagiers compensatie verzocht van de vervoerder Easyjet Europe Airline GmbH vanwege een geannuleerde vlucht. De vervoerder betwistte dat de passagiers hun vorderingsrechten aan Achmea hadden overgedragen, omdat de cessieaktes de verkeerde partij vermeldden. De kantonrechter oordeelde echter dat de cessieaktes voldoende duidelijk waren en dat de passagiers hun vorderingsrechten geldig aan Achmea hadden overgedragen. De vervoerder voerde aan dat de annulering van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een capaciteitsbeperking op Schiphol door personeelstekort. De kantonrechter oordeelde dat het verweer van de vervoerder slaagde, omdat hij voldoende had aangetoond dat hij alle redelijke maatregelen had getroffen om de annulering te voorkomen. Het verzoek van Achmea werd afgewezen, en de proceskosten werden aan Achmea opgelegd. De beschikking is gegeven door kantonrechter S.N. Schipper en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11323368 \ CV FORM 24-6699
Uitspraakdatum: 15 januari 2025
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
Stichting Achmea Rechtsbijstandgevestigd te Apeldoorn
verzoekende partij
verder te noemen: Achmea
gemachtigde: [gemachtigde] (ProBe-ASP B.V., handelend onder de naam Aviclaim)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Easyjet Europe Airline GmbH
gevestigd te Wenen, Oostenrijk
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. B. Koolhaas (BK Legal)
De zaak in het kort
Achmea heeft namens een aantal passagiers compensatie verzocht vanwege een geannuleerde vlucht. De vervoerder betwist dat de passagiers hun eventuele vorderingsrechten aan Achmea hebben overgedragen omdat de cessieaktes de verkeerde partij vermelden. Dit betoog van de vervoerder slaagt niet omdat het uit de cessieaktes voldoende duidelijk wordt dat het om de vorderingen op de vervoerder vanwege de annulering gaat. Daarnaast stelt de vervoerder dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een capaciteitsbeperking op Schiphol vanwege een personeelstekort. Het verweer van de vervoerder slaagt en het verzoek van Achmea wordt afgewezen.

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A);
  • het verweerschrift.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene 1], [betrokkene 2] en [betrokkene 3] (hierna: de passagiers) hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 26 september 2022 vervoeren van Fiumicino Airport, Rome, Italië, naar Amsterdam-Schiphol Airport, met vlucht EZY7976 (hierna: de vlucht).
2.2.
De vervoerder heeft de vlucht geannuleerd.
2.3.
Achmea heeft compensatie van de vervoerder verzocht.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
Achmea verzoekt de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 750,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 september 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
- € 112,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
Achmea baseert haar verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Achmea stelt dat de passagiers hun eventuele vorderingsrechten aan haar hebben overgedragen. Zij stelt dat de vervoerder haar daarom en vanwege de annulering van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 250,00 per passagier. [1]
3.3.
De vervoerder voert verweer. Op zijn verweer wordt ingegaan bij de beoordeling.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder betwist dat de passagiers hun eventuele vorderingsrechten aan Achmea hebben overgedragen. Hij voert daartoe aan dat de cessieaktes die de passagiers in het geding hebben gebracht, de verkeerde partij vermelden. In de cessieaktes staat namelijk dat zij hun vordering op ‘Easyjet Airline Company’ overdragen aan Achmea. De vervoersovereenkomst is echter gesloten met de vervoerder (Easyjet Europe Airline GmbH). Achmea beschikt daarom niet over een vorderingsrecht op de vervoerder, aldus de vervoerder.
4.3.
De kantonrechter overweegt als volgt. Voor een overdracht van een vordering gelden twee vereisten: een daartoe bestemde akte en mededeling daarvan aan de schuldenaar. [2] De cessieakte moet ook voldoende bepaald zijn. Dat betekent dat de te leveren vordering voldoende door de akte moet worden bepaald. [3] Niet in geschil is dat de vermeende cessie aan de vervoerder is medegedeeld. De kantonrechter begrijpt dat de vervoerder echter betwist dat de cessieaktes voldoende bepaald zijn omdat deze de verkeerde partij vermelden.
4.4.
Het betoog van de vervoerder slaagt niet. Een vordering hoeft namelijk niet in de cessieakte zelf te worden gespecificeerd door vermelding van bijzonderheden als de naam van de debiteur. Voldoende is dat de akte zodanige gegevens bevat dat, eventueel achteraf, aan de hand daarvan kan worden vastgesteld om welke vordering het gaat. [4] Dit is ook het geval als de akte een onjuistheid bevat. [5]
4.5.
De cessieaktes in kwestie vermelden dat het gaat om vorderingen tot compensatie vanwege de annulering van de vlucht. De vervoerder heeft niet betwist dat hij de uitvoerende luchtvaartmaatschappij van de vlucht was en dat de passagiers daarom in beginsel een vorderingsrecht jegens hem hebben. Daarom is het naar het oordeel van de kantonrechter voldoende duidelijk dat de cessieaktes betrekking hebben op de vorderingen tot compensatie op de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht. Daarom zijn de cessieaktes, ondanks de vermelding van de verkeerde partij, voldoende bepaald. Dit betekent dat de passagiers hun eventuele vorderingsrechten geldig aan Achmea hebben overgedragen.
4.6.
Vast staat dat de vlucht is geannuleerd. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de annulering van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. [6] Volgens vaste rechtspraak van het Hof is een omstandigheid buitengewoon als deze niet inherent is aan de bedrijfsactiviteit van de vervoerder en hij daar ook geen invloed op kon uitoefenen. [7]
4.7.
De vervoerder heeft een beroep op buitengewone omstandigheden gedaan. Hij voert aan dat de vlucht geannuleerd moest worden vanwege een capaciteitsbeperking op Schiphol. Er was sprake van een personeelstekort, waardoor de luchthaven niet in staat was om het geplande aantal passagiers te verwerken. Zes dagen voor de vlucht stuurde de ‘slot-coördinator’ van Schiphol daarom een instructie aan de luchtvaartmaatschappijen, waaronder de vervoerder, om het aantal passagiers op de luchthaven te verminderen. De vervoerder was verplicht om aan deze instructie te voldoen. Daarop heeft hij besloten om de vlucht te annuleren, aldus de vervoerder.
4.8.
Het verweer van de vervoerder slaagt. Een capaciteitsbeperking is een buitengewone omstandigheid als de vervoerder toelicht dat hij vanwege de mate en duur van de beperking geen andere keuze had dan tot annulering van de vlucht over te gaan. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder voldoende heeft onderbouwd dat het beheer van Schiphol hem heeft verplicht om het aantal passagiers op de datum van de vlucht te verminderen en dat er daarvoor vluchten geannuleerd moesten worden. Een luchtvaartmaatschappij moet daarbij de mogelijkheid hebben om een zelfstandige afweging te maken welke vluchten specifiek geannuleerd worden. Daarom was de annulering van de vlucht het gevolg van buitengewone omstandigheden.
4.9.
Resteert de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers vanwege de annulering te voorkomen en te beperken. De vervoerder stelt dat hij de passagiers een keuze heeft geboden tussen terugbetaling, omboeking of op eigen initiatief boeken bij een alternatieve luchtvaartmaatschappij, waarbij de kosten hiervan kunnen worden teruggevraagd bij de vervoerder. Uiteindelijk hebben de passagiers op eigen initiatief een vlucht op de volgende dag geboekt, aldus de vervoerder.
4.10.
Het verweer van de vervoerder slaagt. Niet valt in te zien wat er onder deze omstandigheden meer of anders van hem kon worden verwacht. Achmea heeft ook niets aangevoerd in dit verband. Daarmee heeft hij alle redelijke maatregelen getroffen. Dit betekent dat het verzoek van Achmea zal worden afgewezen.
4.11.
De proceskosten komen voor rekening van Achmea omdat zij ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van Achmea, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De verzochte rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking.

5.De beslissingDe kantonrechter:

5.1.
wijst het verzochte af;
5.2.
veroordeelt Achmea tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de vervoerder tot en met vandaag worden begroot op € 135,00 aan salaris gemachtigde;
en veroordeelt Achmea tot betaling van € 67,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
verklaart deze beschikking – wat de proceskostenveroordeling betreft – uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 3:94 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
3.HR 14 oktober 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1488.
4.HR 14 oktober 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1488.
5.HR 20 juni 1997, ECLI:NL:HR:1997:AG7248.
6.Artikel 5 lid 3 van de Verordening.
7.Zie onder meer HvJEU 22 december 2008, C-549/07, ECLI:EU:C:2008:771.