ECLI:NL:RBNHO:2025:9935

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 september 2025
Publicatiedatum
27 augustus 2025
Zaaknummer
HAA 23/7545
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor uitbreiding garage als mantelzorgwoning

Deze uitspraak betreft de omgevingsvergunning die is verleend aan de vergunninghouder voor de uitbreiding van zijn garage, zodat deze kan worden gebruikt als mantelzorgwoning. Eiser, de directe buurman van de vergunninghouder, is het niet eens met de verleende vergunning en voert aan dat de uitbreiding niet kan worden verleend op basis van de kruimelgevallenregeling, dat de mantelzorgwoning in strijd is met de goede ruimtelijke ordening en dat er geen goede belangenafweging heeft plaatsgevonden. De rechtbank oordeelt dat het college bevoegd was om de omgevingsvergunning te verlenen met gebruik van de kruimelgevallenregeling uit het Besluit omgevingsrecht (Bor). De rechtbank stelt vast dat het college de aanvraag deugdelijk heeft gemotiveerd en dat de belangenafweging die is gemaakt, in redelijkheid is geweest. Eiser krijgt geen gelijk en het beroep wordt ongegrond verklaard. De rechtbank legt uit dat de vergunning tijdelijk is en afhankelijk van de mantelzorgbehoefte van de schoonvader van de vergunninghouder. De rechtbank concludeert dat de uitbreiding van de garage niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening en dat de belangen van de vergunninghouder zwaarder wegen dan die van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/7545

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 september 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. F.H.J. Koster),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beverwijk

(gemachtigden: J. Voorhaar en A.J. Nauta).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[vergunninghouder], uit Beverwijk (vergunninghouder)
(gemachtigde: mr. L.H. Steevensz).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de aan vergunninghouder verleende omgevingsvergunning voor het uitbreiden van zijn garage aan [adres 1] in [plaats] , zodat die kan worden gebruikt als een mantelzorgwoning. Eiser is het niet eens met deze omgevingsvergunning. Hij voert daartoe aan dat de uitbreiding niet kan worden verleend op grond van de kruimelgevallenregeling, dat de mantelzorgwoning in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en dat geen goede belangenafweging is verricht. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of het college de omgevingsvergunning in redelijkheid heeft kunnen verlenen.
2. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college bevoegd was om de omgevingsvergunning te verlenen met gebruik van de kruimelgevallenregeling uit het Besluit omgevingsrecht (Bor), dat het college daarbij deugdelijk heeft gemotiveerd dat de aanvraag niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en dat het college in redelijkheid doorslaggevend gewicht heeft kunnen toekennen aan de belangen gediend bij het verlenen van de omgevingsvergunning. Eiser krijgt geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

3. Eiser woont aan [adres 2] in [plaats] . Hij is de directe buurman van vergunninghouder, die woont aan [adres 1] . Ter plaatse gelden de planregels van de beheersverordening Wijkertoren-Overbos. Het perceel van vergunninghouder heeft – voor zover voor dit beroep van belang – de bestemming ‘Zone Wonen’. De garage staat aan de achterzijde van het perceel.
3.1.
Vergunninghouder heeft op 4 januari 2021 bij het college een schetsplan ingediend voor het realiseren van een mantelzorgwoning op zijn perceel, waarvoor de garage in de tuin wordt vergroot. Bij brief van 19 januari 2021 heeft het college gereageerd dat het plan vergunningvrij kan worden gerealiseerd. Na een melding van eiser heeft het college nader onderzoek gedaan en bij herstelbrief van 13 april 2021 aan vergunninghouder bericht dat het bouwplan niet voldoet aan de criteria voor vergunningvrij bouwen. [1] Met de vergroting van de garage (tot 37 m²) is namelijk meer dan 50% van het bebouwingsgebied bebouwd.
3.2.
Op 25 januari 2023 heeft vergunninghouder een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning. De aanvraag ziet op het overschrijden van de maximale oppervlakte aan vergunningvrije bijbehorende bouwwerken met 6,76 m² zodat de garage kan worden vergroot en gebruikt als mantelzorgwoning voor zijn zorgbehoevende schoonvader. Hierbij heeft vergunninghouder een ruimtelijke onderbouwing ingediend en een mantelzorgverklaring overgelegd.
3.3.
Het college heeft de aanvraag met het primaire besluit van 18 april 2023 toegewezen en de omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten ‘bouwen’ en ‘afwijken van de beheersverordening’. [2] Aan de vergunning heeft het college het voorschrift verbonden dat de toestemming geldt zolang de schoonvader mantelzorg nodig heeft. Daarna moet de garage terug worden gebracht naar hetgeen vergunningvrij kan worden gerealiseerd. Tegen het primaire besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
3.4.
Met het bestreden besluit van 9 november 2023 op het bezwaar van eiser heeft het college de omgevingsvergunning in stand gelaten, onder aanvulling van de motivering. Aan dit besluit heeft het college het advies van de bezwarencommissie van 31 oktober 2023 ten grondslag gelegd.
3.5.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, en het beroep op
21 mei 2025 en 6 juni 2025 aangevuld. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Vergunninghouder heeft ook schriftelijk gereageerd.
3.6.
De rechtbank heeft het beroep op 11 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en mr. K. van Driel als waarnemer van zijn gemachtigde, de gemachtigden van het college, vergunninghouder met zijn echtgenote [naam 1] en de gemachtigde van vergunninghouder, samen met [naam 2] .

Beoordeling door de rechtbank

Kruimelgevallenregeling en tijdelijkheid van de vergunning
4.1.
Eiser voert aan dat het college ten onrechte de kruimelgevallenregeling heeft toegepast. Voor eiser is daarbij onduidelijk welk onderdeel uit artikel 4 van Bijlage II bij het Bor het college heeft toegepast. Daarnaast heeft het college de tijdelijkheid van de vergunning onvoldoende concreet gemaakt, zodat deze mogelijk langer geldt dan de maximaal toegestane termijn van tien jaar uit artikel 4, aanhef en onder 11, van Bijlage II bij het Bor.
4.2.
De rechtbank overweegt dat aan de omgevingsvergunning het volgende voorschrift is verbonden:
“De omgevingsvergunning wordt tijdelijk verleend voor zolang als [de schoonvader van vergunninghouder] mantelzorg nodig heeft zoals gedefinieerd in artikel 1 bijlage II Bor. Als deze omstandigheid zich niet meer voordoet, dan dient het bouwwerk te worden gereduceerd tot hetgeen vergunningsvrij kan worden gerealiseerd.”
4.3.
In het bestreden besluit heeft het college toegelicht dat de omgevingsvergunning is verleend voor een afwijking van de beheersverordening met gebruik van artikel 4, aanhef en onder 1, van Bijlage II van het Bor voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan. Het gebruik van een bestaand bouwwerk voor huisvesting in verband met mantelzorg is vergunningvrij toegestaan. [3] De tijdelijkheid van de vergunning is als voorschrift in de omgevingsvergunning opgenomen op grond van artikel 2.23, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Hierbij is het mogelijk om te kiezen voor een termijn die afhankelijk is van een bepaalde omstandigheid of een bepaald voorval. In dit geval is de tijdelijkheid verbonden aan de mantelzorgbehoefte van de schoonvader van vergunninghouder. Hiervoor heeft vergunninghouder de verklaring van 3 april 2023 ondertekend. Niet valt in te zien dat het geen tijdelijke situatie betreft. In deze zin zijn de belangen van eiser geborgd, aldus het college. In het verweerschrift stelt het college dat op grond van artikel 5, eerste lid, aanhef en onder b, van Bijlage II van het Bor het aantal woningen niet gelijk hoeft te blijven indien het huisvesting betreft in verband met mantelzorg. Daar is in dit geval sprake van.
4.4.
De rechtbank ziet in hetgeen eiser heeft aangevoerd geen aanleiding om aan de uitleg van het college te twijfelen. Ook de tijdelijkheid van de omgevingsvergunning is naar het oordeel van de rechtbank voldoende gewaarborgd. Indien vergunninghouder de vergunde mantelzorgwoning wil behouden en gebruiken voor mantelzorg voor een andere zorgbehoevende, moet hij een nieuwe aanvraag doen. Te zijner tijd zal het college de aanvraag beoordelen naar de geldende wet- en regelgeving.
Goede ruimtelijke ordening en belangenafweging
5. De rechtbank stelt voorop dat de aanvraag ziet op de uitbreiding van de bestaande garage van 25,12 m² tot 33,97 m², waarmee 6,76 m² wordt toegevoegd ten opzichte van het oppervlak dat vergunningvrij is toegestaan (27,21 m²). Tussen partijen is niet in geschil dat deze uitbreiding in strijd is met de regels over de te bebouwen oppervlakte in artikel 3.2.4 van de beheersverordening en dat niet binnenplans van de beheersverordening kan worden afgeweken. Zoals de rechtbank in rechtsoverweging 4.4 heeft geoordeeld, heeft het college terecht aan de kruimelgevallenregeling getoetst.
5.1.
Het college heeft beleidsruimte bij de beslissing om al dan niet gebruik te maken van zijn bevoegdheid om in afwijking van een planologische regeling een omgevingsvergunning te verlenen en het moet de betrokken belangen afwegen. De rechtbank oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Zij toetst deze keuze van het college terughoudend. De rechtbank beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht en of het college de omgevingsvergunning in redelijkheid heeft kunnen verlenen. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen. [4]
Maatwerk op grond van de Beleidsregels?
6.1.
Het college heeft zijn beleidsruimte ingevuld met de Beleidsregels Planologische kruimelgevallen (2016). In de Beleidsregels is als regel opgenomen dat het college in beginsel geen kruimeltoestemming verleent voor bijbehorende bouwwerken waardoor de criteria voor vergunningvrij bouwen worden overschreden. Op pagina 3 van de Beleidsregels is opgenomen dat er in dat geval ruimtelijke argumenten kunnen zijn op basis waarvan medewerking aan de afwijking toch wenselijk of verantwoord is. Dit wordt locatiespecifiek beoordeeld. In zo’n geval wordt maatwerk verricht en wordt beoordeeld of er zich bijzondere omstandigheden voordoen die vergunningverlening rechtvaardigen.
6.2.
Volgens het college is in dit geval sprake van een bijzondere situatie, waarbij slechts een toets aan de Beleidsregels voor bijbehorende bouwwerken niet toereikend is voor een zorgvuldige afweging. In dit geval is maatwerk op zijn plaats. Ter onderbouwing wijst het college op het proces dat voorafging aan de aanvraag. In reactie op het schetsplan van vergunninghouder heeft het college bij brief van 19 januari 2021 verklaard dat de uitbreiding vergunningvrij was. Bij nader inzien heeft het college dat standpunt gewijzigd, en de herstelbrief van 13 april 2021 aan vergunninghouder verstuurd. Echter was intussen een ongelukkige situatie ontstaan doordat de schoonouders van vergunninghouder hun woning hadden verkocht en bij vergunninghouder waren ingetrokken, in afwachting van de realisatie van de mantelzorgwoning. Deze kwestie rechtvaardigt een nadere belangenafweging, aldus het college.
6.3.
Eiser betwist de door het college geschetste gang van zaken voorafgaand aan de vergunningaanvraag. Ook betwist eiser dat vergunninghouder gerechtvaardigd kon vertrouwen op de verklaring vergunningvrij in de brief van 19 januari 2021. Eiser heeft op de zitting toegelicht dat hij al snel bij zijn buren en bij het college heeft gemeld dat de uitbreiding niet vergunningvrij was, en dat hij dit verder liet onderzoeken door zijn gemachtigde. Het vertrouwen dat bij vergunninghouder was ontstaan, was hierdoor al weggenomen. Dit aspect is niet meegenomen in de belangenafweging, aldus eiser.
Daarnaast is voor eiser niet gebleken hoe het bij vergunninghouder gewekte vertrouwen zich concreet heeft geëffectueerd. Ondanks dat eiser een melding had gemaakt, waren de bouwwerkzaamheden bij vergunninghouder al begonnen. Het college en vergunninghouder hebben hier niet met eiser over gecommuniceerd.
Verder mocht vergunninghouder er niet gerechtvaardigd op vertrouwen dat er ook een omgevingsvergunning zou worden verleend voor de uitbreiding, aangezien de brief van 19 januari 2021 over vergunningvrij bouwen gaat.
6.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college de voorgeschiedenis van de aanvraag in redelijkheid kunnen betrekken bij de afweging om af te wijken van de Beleidsregels, en daarin aanleiding mogen zien om maatwerk toe te passen. De brief van 19 januari 2021 heeft ertoe geleid dat de schoonouders hun oude woning al uit waren gegaan. Het college had immers groen licht gegeven voor de mantelzorgwoning. Dat eiser naar zijn zeggen snel een melding heeft gedaan bij vergunninghouder en het college, doet daar niet aan af, aangezien vergunninghouder mocht vertrouwen op het standpunt van het college als het bevoegd gezag. Door de herstelbrief van 13 april 2021 is de vervelende situatie ontstaan dat de schoonouders bij vergunninghouder en zijn gezin, onder wie een zoon met een verstandelijke beperking, in moesten blijven wonen omdat voor de realisatie van de mantelzorgwoning een vergunning nodig was.
Goede ruimtelijke ordening?
7.1.
Eiser voert aan dat hij overlast ervaart van de uitbreiding vanwege verminderd uitzicht en verminderde zonlichtinval, maar vooral vanwege het gevoel van insluiting, verlies van privacy en aanzienlijke intensivering van het gebruik van het achtererf van vergunninghouder. Er is sprake van een extra verblijf, met de daarbij behorende extra loopbewegingen, verlichting en ventilatie. Op de zitting heeft eiser bevestigd dat hij de grootste hinder ondervindt van het extra geluid dat komt door het intensief gebruik van het achtererf. Dit zorgt voor verlies van zijn woongenot in zijn woning en tuin. De tuinen van eiser en vergunninghouder liggen strak langs elkaar, en de mantelzorgwoning is ongeveer 25% groter dan het maximum dat vergunningvrij is toegestaan.
7.2.
De rechtbank stelt voorop dat het gebruik van de garage als mantelzorgwoning op zichzelf vergunningvrij is toegestaan. In de mantelzorgwoning verblijven twee personen, de zorgbehoevende en zijn vrouw. Het college dient de gevolgen voor het woon- en leefklimaat van eiser alleen te beoordelen in het licht van de 6,76 m² extra bebouwing die niet vergunningvrij is. Daarbij overweegt de rechtbank dat de woningen van eiser en vergunninghouder in stedelijk gebied liggen, waar enige vermindering van uitzicht over de schutting en van zonlicht in de tuin en enige toename van geluid van naburige erven niet kan worden vermeden.
7.3.
Eiser heeft naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat de uitbreiding wezenlijke invloed heeft op het – volgens eiser – intensievere gebruik van het achtererf door de buren, waar zijn grootste bezwaar op ziet. Het is immers toegestaan om de garage te gebruiken voor mantelzorg, waardoor er meer personen op het perceel mogen wonen.
Ook heeft eiser onvoldoende onderbouwd dat hij door de uitbreiding onevenredig zwaar wordt geraakt in zijn belang bij uitzicht over zijn schutting (‘insluiting’). De uitbreiding van de garage is niet hoger dan de garage.
Daarnaast heeft vergunninghouder een bezonningsstudie laten doen. Uit de studie volgt dat de uitbreiding slechts geringe invloed heeft op de bezonning in een deel van de tuin van eiser. Eiser heeft het tegendeel niet aannemelijk gemaakt, zodat van het rapport kan worden uitgegaan. De foto’s die eiser op de zitting heeft ingebracht, geven geen wezenlijk ander beeld dan de bezonningsstudie. Met eiser is bovendien rekening gehouden door de uitbreiding aan de zijde van zijn perceel te voorzien van een schuin dak. Uit de ruimtelijke onderbouwing bij de aanvraag volgt dat de zonuren op de gevel van eiser voldoen aan de TNO-bezonningsnorm, aangezien de uitbreiding geen invloed heeft op het zonlicht in de woning van eiser. Dit heeft eiser niet betwist.
Belangenafweging: medische behoefte voor de uitbreiding?
8.1.
Eiser voert aan dat niet is gebleken dat de uitbreiding noodzakelijk is voor de benodigde mantelzorg, omdat niet is gebleken dat de zorgbehoevende rolstoelafhankelijk is. Vergunninghouder heeft hieromtrent geen medische stukken of andere objectieve onderbouwing ingediend. De ingetekende draaicirkels op de plattegrond overtuigen eiser niet. De ruime marges zijn niet concreet onderbouwd.
Daarnaast lijkt de keuze om een extra kamer te realiseren, eerder gericht op comfort en luxe van de bewoners, dan op de zorgbehoefte. Dit is geen geldige reden om af te wijken van de Beleidsregels. Dit belang had het college dan ook niet mee mogen wegen bij de beoordeling van de aanvraag. Indien de zorg wel alleen in de voorgestelde vorm kan worden verleend, dan is de conclusie dat dit niet past op dit kleine perceel. De oplossing dient dan te worden gezocht in een ander zorgarrangement, en mag niet ten koste komen van de buurt door de bouwmogelijkheden te overschrijden.
8.2.
De rechtbank overweegt dat eiser niet heeft betwist dat de zorgbehoevende mantelzorg nodig heeft. In de ruimtelijke onderbouwing, die deel uitmaakt van de omgevingsvergunning, wordt verwezen naar het medische stuk van 22 augustus 2022. Uit dit stuk volgt dat de zorgbehoevende is gediagnosticeerd met [medische aandoening 1] , waardoor hij beperkt is in zijn mobiliteit en belastbaarheid. Ook is – als gevolg van COVID-19 – de diagnose [medische aandoening 2] met persisterende vermindering van de belastbaarheid gesteld. Op de zitting heeft het college ook naar dit medische stuk verwezen.
Daarnaast overweegt de rechtbank dat de mantelzorgwoning ook zal worden bewoond door de echtgenote van de zorgbehoevende. Een relevant gegeven is dat zij met een stok en/of een rollator loopt. Naar het oordeel van de rechtbank is het niet onredelijk dat het college de uitbreiding noodzakelijk heeft geacht om de woning geschikt te maken voor beide personen in het huishouden. De bewoners zitten gezien hun leeftijd en medische beperkingen in een broze situatie. De mantelzorgwoning zal daarom toekomstbestendig moeten worden gemaakt. Aannemelijk is dat het extra oppervlak nodig is voor bewegingsruimte vanwege de mobiliteit van de echtgenote, en in de toekomst wellicht voor de zorgbehoevende zelf met een rollator of rolstoel. De mantelzorgwoning bestaat uit drie ruimtes: een leefruimte met keuken, een slaapkamer en een badkamer met douche en toilet. Het college heeft de uitbreiding in redelijkheid nodig kunnen achten om aldus een van de keuken gescheiden slaapkamer te realiseren. De rechtbank acht het aannemelijk dat het voor de zorgbehoevende vanwege zijn diagnose [medische aandoening 1] van belang is om zich af te kunnen sluiten van de keukenwalmen, zoals in de ruimtelijke onderbouwing is toegelicht. Uit de ruimtelijke onderbouwing volgt verder dat de bewoners, en in het bijzonder de zorgbehoevende vanwege zijn benauwdheid, apart van elkaar een rustmoment willen kunnen hebben. Ook dit acht de rechtbank niet onbegrijpelijk.
8.3.
Het college heeft voldoende onderbouwd – gelet op wat hiervoor onder 7.2 en 7.3 is overwogen – dat de uitbreiding relatief beperkte gevolgen heeft voor eiser. Het college heeft in redelijkheid de belangen van vergunninghouder en de bewoners van de mantelzorgwoning bij de uitbreiding zwaarder kunnen laten wegen dan de belangen van eiser bij geen uitbreiding. Hierbij overweegt de rechtbank ook dat het gaat om een tijdelijk vergunde situatie die is gekoppeld aan de zorgbehoefte van de schoonvader, zodat geen sprake is van een permanente situatie.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt en de omgevingsvergunning in stand blijft. Ook krijgt eiser het griffierecht niet terug en krijgt hij geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J. de Vries, rechter, in aanwezigheid van
mr.I.A. Bakker, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 1 september 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.23, eerste lid:
In een omgevingsvergunning voor een voortdurende activiteit kan worden bepaald dat zij, voor zover zij betrekking heeft op die activiteit, geldt voor een daarbij aangegeven termijn.
Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht
Artikel 1, eerste lid (voor zover voor dit beroep van belang):
In deze bijlage wordt verstaan onder:
  • huisvesting in verband met mantelzorg:huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning;
  • mantelzorg:intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;
Artikel 2, aanhef en onder 22:
Een omgevingsvergunning voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a of c, van de wet is niet vereist, indien deze activiteiten betrekking hebben op:
22. het gebruiken van een bestaand bouwwerk voor huisvesting in verband met mantelzorg.
Artikel 4, aanhef en onder 1 en 11:
Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:
1. een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, wordt voldaan aan de volgende eisen:
a. niet hoger dan 5 m, tenzij sprake is van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie ten dienste van een agrarisch bedrijf,
b. de oppervlakte niet meer dan 150 m2;
11. ander gebruik van gronden of bouwwerken dan bedoeld in de onderdelen 1 tot en met 10, voor een termijn van ten hoogste tien jaar.
Artikel 5, eerste lid:
Bij de toepassing van de artikelen 2, 3 en 4 blijft het aantal woningen gelijk. Deze eis is niet van toepassing op de gevallen, bedoeld in:
a. de artikelen 2, onderdelen 3 en 22, en 3, onderdeel 1, voor zover het betreft huisvesting in verband met mantelzorg,
b. artikel 4, onderdeel 1, voor zover het betreft huisvesting in verband met mantelzorg,
c. artikel 4, onderdelen 9 en 11.
Beleidsregels planologische kruimelgevallen (2016)
Kopje Motivering en bijzondere omstandigheden
[…]“Als een aanvraag past binnen dit beleid betekent dat niet dat altijd medewerking zal worden verleend aan een afwijking van het bestemmingsplan. Er kan sprake zijn van beoordelingsaspecten die tot een weigering noodzaken. Deze weigering dient uiteraard te worden voorzien van een deugdelijke motivering. Wanneer één van de betrokken belangen naar het oordeel van het dagelijks bestuur onevenredig zwaar wordt geschaad door toepassing van de voorwaarden in deze beleidsregels, kan de aanvraag desondanks worden geweigerd.
Het omgekeerde is eveneens denkbaar. Ondanks dat een initiatief in strijd is met de hier opgenomen beleidsregels, kunnen er ruimtelijke argumenten zijn op basis waarvan medewerking toch wenselijk/verantwoord is. In dat geval wordt maatwerk geleverd. Maatwerk is van toepassing op situaties die zodanig specifiek zijn dat algemene beleidsregels niet toereikend zijn voor een zorgvuldige afweging. In zo’n geval wordt locatie-specifiek beoordeeld of het bouwplan wenselijk en verantwoord is. Bij ieder bouwplan dat niet past in de beleidsregels wordt overwogen of maatwerk aan de orde is, ofwel of er zich bijzondere omstandigheden voordoen welke vergunningverlening rechtvaardigen.”

Voetnoten

1.Artikel 2, aanhef en onder 3, aanhef en onder f, van Bijlage II bij het Bor.
2.Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
3.Artikel 2, aanhef en onder 22, van Bijlage II bij het Bor.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 december 2024, ECLI:NL:RVS:2024:5429.