In deze zaak vordert de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [X] Holding B.V. betaling van een openstaand bedrag van € 15.529,50 van De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Dienst Landelijk Gebied (hierna: DLG). De vordering is gebaseerd op een overeenkomst van opdracht die op 5 oktober 2010 tot stand is gekomen, waarbij DLG [X] opdracht heeft gegeven voor het uitvoeren van een financieel onderzoek. De overeenkomst bevatte een budget van maximaal € 5.335,-- voor 30 uur werk tegen een uurtarief van € 150,--, inclusief reis- en verblijfskosten, maar exclusief BTW. In de overeenkomst is expliciet opgenomen dat overschrijding van het budget alleen vergoed wordt indien daarvoor vooraf schriftelijk opdracht is verleend.
Tijdens de uitvoering van de opdracht heeft [X] kosten gefactureerd die het afgesproken budget aanzienlijk overschreden. DLG heeft slechts het overeengekomen bedrag van € 5.335,-- betaald. [X] stelt dat er aanvullende opdrachten zijn gegeven, waardoor zij recht heeft op de betaling van de extra kosten. DLG betwist dit en stelt dat er geen schriftelijke opdracht is gegeven voor de extra werkzaamheden, en dat zij zich niet zodanig heeft gedragen dat [X] erop mocht vertrouwen dat er een aanvullende opdracht was verleend.
De kantonrechter overweegt dat de overeenkomst tussen partijen duidelijk is en dat de voorwaarden voor het vergoeden van extra kosten helder zijn vastgelegd. De kantonrechter concludeert dat [X] niet kan aantonen dat er aanvullende opdrachten zijn gegeven die recht geven op betaling van de extra kosten. De vordering van [X] wordt afgewezen, en [X] wordt veroordeeld in de proceskosten van DLG, die zijn begroot op € 600,-- aan salaris voor de gemachtigde. Dit vonnis is uitgesproken op 4 juni 2013 door kantonrechter mr. B.R. Tromp.