Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
vonnis van de kantonrechter van 8 oktober 2013
de besloten vennootschap [eiser],
de besloten vennootschap [gedaagde],
De procedure
De vaststaande feiten
€ 43.790,53.
De vordering en het verweer
€ 49.9775,53 vermeerderd met rente en kosten. Daartoe stelt [eiser], samengevat weergegeven, dat zij bedrijfsruimte heeft verhuurd aan [gedaagde] die de daarvoor overeengekomen huur niet, niet volledig en/of niet tijdig heeft betaald, zodat een huurachterstand is ontstaan. [eiser] stellen verder dat op grond van de huurovereenkomst en de toepasselijke algemene bepalingen, zij recht heeft op betaling van de huurachterstand, een vergoeding van rente daarover, betaling van een boete ter grootte van € 300,-- voor iedere maand dat [gedaagde] zijn betalingverplichting niet is nagekomen, een vergoeding van forfaitair te begroten incassokosten en vergoeding van proceskosten.
De beoordeling
in oprichting. Er is daarom gekozen voor een rechtsverhouding waarbij [gedaagde] zich jegens (de rechtsvoorganger van) [eiser] als huurder zou binden. Wel werd daarbij vooruitgelopen op een mogelijke wijziging in die rechtsverhouding, waartoe art. 8.10 in de huurovereenkomst is opgenomen.
handelsrente als bedoeld in art. 6:119a BW. Daarvoor is redengevend dat de kantonrechter ambtshalve moet beoordelen of de "normale" wettelijke rente voor vergoeding in aanmerking komt.
handelsrente is verschuldigd als sprake is van een handelsovereenkomst die neerkomt op een verbintenis tot levering van goederen of diensten om baat. De huurovereenkomst die partijen met elkaar hebben gesloten valt daarom buiten de reikwijdte van art. 6:119a BW.