ECLI:NL:RBNNE:2013:6455

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 augustus 2013
Publicatiedatum
24 oktober 2013
Zaaknummer
c18/142537/PR RK 13-286
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet ontvankelijk door ontbreken namen gewraakte rechters

Op 9 augustus 2013 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van verzoeker [A]. Dit verzoek was ingediend op 23 juli 2013 en betrof de rechters in de afdeling privaatrecht van de rechtbank, in geschillen met de zaaknummers 589919 CV EXPL 13-6621 en 587545 CV EXPL 13-5968, waarbij verzoeker als partij betrokken was. De griffie bevestigde de ontvangst van het wrakingsverzoek op 1 augustus 2013.

De rechtbank overweegt dat de beoordeling van wrakingsverzoeken is gebaseerd op artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM). Artikel 36 Rv stelt dat een rechter gewraakt kan worden op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De rechtbank benadrukt dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen.

In dit geval bevatte het wrakingsverzoek geen concrete namen van de rechters die gewraakt werden, waardoor de rechtbank moest aannemen dat verzoeker het gehele college van rechters wilde wraken. Dit is volgens een arrest van de Hoge Raad niet mogelijk. Aangezien niet aan de formele vereisten voor wraking is voldaan, verklaarde de rechtbank het verzoek niet-ontvankelijk. Er werd geen mondelinge behandeling gehouden en de procedures in de hoofdzaak werden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 9 augustus 2013.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Locatie Groningen
MEERVOUDIGE KAMER
Zaaknummer / rolnummer: C/18/142537/PR RK 13-286
Beslissing van 9 augustus 2013
op het verzoek tot wraking ingevolge artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van
[A]
wonende te[woonplaats]
verzoeker.

1.Procesverloop

1.1.
Bij brief van 23 juli 2013, heeft verzoeker een verzoek ingediend tot wraking van de rechters in de afdeling privaatrecht van deze rechtbank, in de geschillen met zaaknummers: 589919 CV EXPL 13-6621 en 587545 CV EXPL 13-5968 waarbij verzoeker als partij betrokken is.
1.2.
Bij brief van 1 augustus 2013 heeft de griffie verzoeker een ontvangstbevestiging van dit wrakingsverzoek verzonden.

2.De beoordeling

2.1.
De rechtbank overweegt dat voor de beoordeling van wrakingsverzoeken de toepasselijke norm is gegeven in artikel 36 Rv en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese Hof voor de Rechten van de Mens daaromtrent ontwikkelde criteria.
2.2.
Artikel 36 Rv bepaalt dat op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 36 Rv/artikel 6 EVRM dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van haar/zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is.
2.3.
Het wrakingsverzoek bevat geen concrete namen van de behandelende rechters zodat de rechtbank er vanuit moet gaan dat verzoeker het gehele college wraakt. Dit is volgens een arrest van de Hoge Raad d.d. 18 december 1998, gepubliceerd in NJ 1999, 271, niet mogelijk.
2.5.
Nu niet aan een formeel vereiste voor wraking is voldaan is het verzoek niet-ontvankelijk. Tot een mondelinge behandeling wordt daarom niet overgegaan.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verklaart het verzoek niet ontvankelijk,
3.2.
bepaalt dat de procedures in de hoofdzaak (met zaaknummers 589919 CV EXPL 13-6621 en 587545 CV EXPL 13-5968) worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van het indienen van het schriftelijke verzoek tot wraking,
3.3.
beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoeker.
Deze beslissing is gegeven door mrs. R.B.M. Keurentjes, voorzitter, L.H.A.M. Voncken en
M.W. de Jonge, rechters, in tegenwoordigheid de griffier en in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2013.
kb