3.1.[A] vordert dat de kantonrechter, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat de opzegging door [B] van de arbeidsovereenkomst onregelmatig is gegeven;
II. [B] veroordeelt tot betaling aan [A] tegen behoorlijk bewijs van kwijting, van:
- het achterstallig loon over de periode van april 2012 tot en met 13 november 2012 ten bedrage van EUR 10.593,75 netto minus het reeds betaalde salaris van totaal EUR 6.400,00 netto, zijnde totaal een bedrag van EUR 4.193,75 netto;
- de vakantiebijslag over de periode van april 2012 tot en met 13 november 2012 ten bedrage van 8% over het brutoloon, dat wil zeggen een bedrag van EUR 945,00 bruto;
- de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over alle gevorderde loonbedragen;
- de wettelijke rente over de som van voornoemde bedragen, voor wat betreft de bedragen die opeisbaar zijn op het tijdstip vanaf datum dagvaarding tot aan de dag van betaling;
- de buitengerechtelijke kosten van EUR 700,00;
III. [B] veroordeelt tot betaling van EUR 7.087,50 zijnde de schadevergoeding ex artikel 7:677 lid 4 BW, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding tot de dag van betaling;
IV. [B] veroordeelt tot afgifte van de loonstrookjes aan [A] over de periode van april 2012 tot aan 13 november 2012;
V. [B] veroordeelt tot betaling van de kosten van dit geding, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten, te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.