3.Omstreeks 15:20 uur legt verdachte de boot aan op het Hoendiep te Groningen tegenover [Adres getuige 2] (Plaats Delict 2, hierna: PD2) en verlaat de boot.
Ten aanzien van de ten laste gelegde voorbedachte raad heeft de officier van justitie het volgende aangevoerd. Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachte raad' moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
In het geval dat vaststaat dat de verdachte die gelegenheid heeft gehad, is het redelijk aan te nemen dat de verdachte ook gebruik heeft gemaakt van die gelegenheid. De elementen 'nadenken' en 'rekenschap geven' maken duidelijk dat voor moord de innerlijke toestand van de verdachte onderscheidend is. Dit leent zich moeilijk voor strafrechtelijk bewijs, zeker in dit geval, wanneer de verklaringen van de verdachte geen inzicht geven in hetgeen voor en ten tijde van het begaan van het feit in de verdachte is omgegaan. Of in zo'n geval voorbedachte raad bewezen kan worden, hangt in dat geval sterk af van de hiervoor genoemde gelegenheid en van de overige feitelijke omstandigheden van het geval zoals de aard van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan alsmede de gedragingen van de verdachte voor en tijdens het begaan van het feit.
In het dossier zijn de volgende aanwijzingen te vinden voor voorbedachte raad:
- Verdachte had al in het weekend voor 4 maart zijn zinnen gezet op de boot van de slachtoffers;
- Uit het feit dat verdachte aan meerdere vrienden heeft verteld dat hij een mooie boot had gevonden en ook uit het lange telefoongesprek dat hij met de eigenaar van de boot heeft gevoerd, kan worden afgeleid dat verdachte zeer geïnteresseerd was in juist deze boot;
- Verdachte stond onder druk. Hij moest een boot hebben om een zwerversuitkering aan te kunnen vragen;
- Verdachte had helemaal geen geld om een boot te kopen;
- De enige manier om aan de boot 'Mailo' te komen was door deze te stelen. Verdachte heeft zich in strijd met de waarheid tegenover [De slachtoffers] voorgedaan als een handelaar in boten;
- Verdachte zag kennelijk geen andere mogelijkheid om het bezit over de boot te verkrijgen dan tijdens een proefvaart. Daarbij moet hij zich hebben gerealiseerd dat hij de eigenaren dan om het leven zou moeten brengen;
- Verdachte heeft tegen [Getuige 1] gezegd dat deze niet mee mocht naar de afspraak omdat hij hem er niet in wilde betrekken;
- Ten tijde van de proefvaart heeft verdachte zijn telefoon uitgezet;
- De slachtoffers worden beschreven als rustige en lieve mensen die niet snel kwaad worden. Dat er door hun handelen een hevige gemoedsbeweging bij verdachte is uitgelokt op basis waarvan hij plotseling heeft gehandeld is niet voorstelbaar;
- Uit onder andere het sporenbeeld en uit de afwezigheid van afweerletsel valt af te leiden dat verdachte [Slachtoffer 1] heeft verrast toen hij hem op het hoofd sloeg. In dit scenario heeft verdachte tijd gehad om zich te beraden op zijn handelen en hiervan af te zien;
- Uit de stukken in het dossier blijkt dat verdachte [Slachtoffer 1] zwaargewond in het ijskoude water heeft gebracht. Deze handeling moet verdachte de nodige voorbereiding en inspanning hebben gekost;
- Er is sprake van fors geweld richting de beide slachtoffers waarbij minstens twee wapens zijn gebruikt. Dat duidt op een aanzienlijk tijdsverloop waarbinnen verdachte zich rekenschap heeft moeten kunnen geven van zijn handelen;
- Uit het feit dat verdachte de slachtoffers na het geweld al dan niet levend in het ijskoude water heeft gebracht kan worden afgeleid dat het hele handelen van verdachte erop gericht was om het leven van het echtpaar te beëindigen;
- Na het delict heeft verdachte nog geprobeerd om een manier te vinden om zich het bezit van de boot te verzekeren. Hij is niet in paniek geraakt en gevlucht. Dit duidt op doelbewust en vastberaden handelen;
- De rapporteurs van het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) hebben geen uitspraak kunnen doen over een eventuele invloed van verdachtes gebrekkige ontwikkeling en cognitief intellectuele beperkingen op het hem ten laste gelegde. Het geweld kan niet worden verklaard vanuit een bij de verdachte aanwezige stoornis, wat een extra aanwijzing is voor een weloverwogen besluit.
Voorts heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde onder parketnummer 18/830026-14 wettig en overtuigend kan worden bewezen op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder parketnummers 18/850193-13 en 18/830026-14 ten laste gelegde.
De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat er geen getuigen zijn die verdachte op de boot hebben gezien ten tijde van het varen van de boot. Evenmin zijn er getuigen die hebben gezien dat verdachte de slachtoffers om het leven heeft gebracht en/of dat verdachte hun lichamen overboord heeft gezet. Er is geen aantoonbaar causaal verband tussen handelingen van verdachte en de dood van de slachtoffers. Verdachte heeft een beschadiging aan zijn rug en is fysiek niet in staat om twee mensen te doden en hun lichamen overboord te zetten. Verdachte had geen motief om de slachtoffers te doden en het gebruikte wapen is niet aangetroffen.
Er is DNA-materiaal van verdachte op het touw van de boot aangetroffen, maar dat is gecontamineerd in het laboratorium van het NFI. Daar heeft vermenging plaatsgevonden met materiaal uit de kleding van verdachte. Het onderzoek naar het DNA-materiaal op het touw is daarmee van geen enkele waarde.
De raadsman heeft nog aangevoerd dat de verklaringen van de getuige [Getuige 2] niet betrouwbaar zijn. Zo wilde getuige [Getuige 2] eerst geen verklaring afleggen en daarna wel. Voordat hij een verklaring aflegde heeft hij de zaak uitgebreid met zijn zoon, getuige [Getuige 3], kunnen bespreken.
Ook de verklaringen van de [Getuige 1] zijn niet betrouwbaar. Gebleken is dat deze getuige graag aandacht trekt met zijn verhaal. Zo heeft hij op internet de naam van verdachte gebruikt. De verklaringen van [Getuige 1] moeten met scepsis worden beoordeeld.
Tot slot heeft de raadsman gewezen op het rapport van het NFI d.d. 14 maart 2014. De verklaring van verdachte past bij de sporen die zijn aangetroffen en wordt daardoor niet weerlegd. De conclusie van het rapport, inhoudende dat hypothese 2 veel waarschijnlijker is dan hypothese 1, gaat een stap te ver. De enkele bloedspat op de broek kan namelijk net zo goed zijn veroorzaakt door impact in vloeibaar bloed als door uitgeademd bloed.
Nu niet kan worden bewezen dat verdachte heeft gevaren met de boot, kan ook het primair en subsidiair ten laste gelegde onder parketnummer 18/830026-14 niet worden bewezen.
De rechtbank past bij de beoordeling de volgende bewijsmiddelen toe.
De door verdachte op de terechtzitting van 24 maart 2014 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het kan kloppen dat ik op 3 maart 2013 heb gebeld met de slachtoffers. Ik weet dat ik gebeld heb voor een boot. Ik heb een vrouw en een man aan de telefoon gehad. Ik heb een afspraak gemaakt bij de boot.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 maart 2013 met bijlagen, opgenomen op pagina 3253 e.v. van dossier nummer ADM-013-01, inhoudende de relatering van verbalisant
M. Kijlstra, zakelijk weergegeven:
[Verdachte] verklaart dat hij de gebruiker is van het telefoonnummer
[Telefoonnummer verdachte]. Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [Telefoonnummer verdachte], zijnde het telefoonnummer welke in gebruik was bij de [Verdachte], blijkt onder andere dat er op 03-03-2013 te 19:17.36 een uitgaand contact is, naar het telefoonnummer [Telefoonnummer slachtoffers], zijnde het telefoonnummer welke in gebruik is bij de slachtoffers.
Dit contact heeft de duur van 482 seconden. Hierbij wordt door het telefoonnummer
[Telefoonnummer verdachte] de telefoonmast aangestraald aan de Zuiderweg 70 te Hoogkerk.
Een proces-verbaal d.d. 21 maart 2013, opgenomen op pagina 3208 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [Getuige 4], zakelijk weergegeven:
Mijn vader belde mij zondag om te vertellen dat hij een koper voor de boot De Mailo had. Mijn vader zei dat hij op 4 maart 2013 om 14:00 uur een afspraak gemaakt had aan de U.T. Delfiaweg, waar de boot lag.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 maart 2013 met bijlagen, opgenomen op pagina 3253 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant M. Kijlstra, zakelijk weergegeven:
[Verdachte] verklaart dat hij de gebruiker is van het telefoonnummer
[Telefoonnummer verdachte]. Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [Telefoonnummer verdachte], zijnde het telefoonnummer welke in gebruik was bij de [Verdachte], blijkt onder andere dat er op 04-03-2013 te 14:19.29 een inkomend contact is, afkomstig van het telefoonnummer [Telefoonnummer getuige 1], zijnde het telefoonnummer welke in gebruik is bij [Getuige 1]. Dit contact heeft de duur van 163 seconden. Hierbij wordt door het telefoonnummer [Telefoonnummer verdachte] de telefoonmast aangestraald aan de Zuiderweg 70 te Hoogkerk.
Een proces-verbaal d.d. 26 maart 2013, opgenomen op pagina 2475 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [Getuige 1], zakelijk weergegeven:
U houdt mij voor dat ik op maandag 4 maart om 13:12 uur heb gebeld naar [Verdachte]. Ik vroeg in dat gesprek waar hij was, want ik wilde samen met hem naar de fietsenmaker. Hij is toen met mij naar huis gelopen. Hij is toen 20 minuten of een half uur bij mij thuis geweest. Daarna is hij weggegaan. Rond 14:00 uur zouden de mensen van de boot er zijn. U houdt mij voor dat ik om 14:19:29 uur ook met [Verdachte] heb gebeld.
Ik vroeg in dat gesprek aan hem of hij er al was. Hij vertelde dat hij onderweg was en dat hij naar de boot ging. Hij zei dat hij een proefvaart wilde gaan doen en dat hij bij de brug was.
Een proces-verbaal d.d. 8 maart 2013, opgenomen op pagina 2516 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [Getuige 5], zakelijk weergegeven:
Maandagmiddag liep er een man voor het huis. Ik vond het vreemd. Om 14.00 uur zag ik hem naar de schipper gaan. Hij was toen met hem in gesprek. Hij was op de steiger. De schipper was aan boord. De man van de steiger ging ook aan boord. Achter op het schip was een luik, daar gingen ze samen naar toe en ze keken in het luik. De vrouw was ook nog op de steiger maar ging later ook op de boot. Om drie uur waren mijn dochter en ik weer thuis en toen was de boot weg.
Een proces-verbaal d.d. 11 maart 2013, opgenomen op pagina 2672 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [Getuige 6], zakelijk weergegeven:
Ik woon op het kampje aan het Hoendiep. Op maandag 4 maart 2013 ben ik om 14:47 uur in mijn taxibus weggereden vanaf mijn woonadres. Ik weet dat tijdstip zo zeker omdat er in mijn taxibus een apparaat zit waarop de opdracht voor de rit binnenkomt. Ik ben richting het centrum van Hoogkerk gereden. Ik zag toen een boot varen in de buurt van de brug die richting Hoogkerk ligt. Om 17:09 uur was ik met mijn taxibus weer thuis. Toen ik de oprit naar het kampje opreed zag ik een bootje liggen aan de kant van het Hoendiep. Ik zag dat de boot dezelfde boot was als de boot die ik had zien varen in het Hoendiep.
Een proces-verbaal van bevindingen (camerabeelden) d.d. 12 maart 2013, opgenomen op pagina 3262 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant P.M. Bol, zakelijk weergegeven:
Door middel van een schriftelijke vordering afgegeven door de officier van justitie werden de video/camerabeelden van de camera's van het bedrijf BouWatch gevorderd. Dit bedrijf heeft op het terrein van Enexis een camera staan. Dit terrein is gelegen aan de Energieweg te Groningen en wel in de directe nabijheid van de zogenoemde "zwaaikom" van het Hoendiep te Groningen.
Op dinsdag 12 maart 2013 werden de voornoemde beelden door mij, verbalisant Bol, aan een onderzoek onderworpen. De beelden van maandag 4 maart 2013 van 14:00 uur tot en met maandag 4 maart 2013 20:00 uur waren op een DVD/CD-ROM gebrand.
De weergegeven datum op de beelden kwam overeen met de datum van de beelden welke gevorderd waren. lk, verbalisant Bol, zag dat de weergegeven datum 04-03-2013 betrof. Uit navraag bij een medewerker van BouWatch kon blijken dat de camera is gekoppeld aan een tweetal zogenoemde tijdsservers. Zowel de camera als de software van de camera zijn gekoppeld aan deze tijdsservers. De medewerker gaf te kennen dat deze tijd correct is weergegeven en dat deze slechts enkele honderdsten van seconden af kan wijken.
Aan het einde van het terrein van Enexis is het Hoendiep gelegen. Het Hoendiep ligt aan het einde van het beeldbereik van de camera. Op de camerabeelden is het navolgende te zien:
15:05:55 uur : Rechts in beeld verschijnt een voorwerp. Dit betreft de zijde van de camera vanuit de richting Hoogkerk. Het voorwerp tekent wit van kleur af ten opzichte van de achtergrond. Het voorwerp beweegt zich voort in de richting van Groningen en wel op de plaats van het water. Doordat ik, verbalisant Bol, ter plaatse ben geweest is het mij ambtshalve bekend dat op deze plaats op de camerabeelden het Hoendiep is gesitueerd. Derhalve is het aannemelijk dat het voorwerp een vaartuig betreft.
15:06:54 uur Het voorwerp, aannemelijk een vaartuig, ligt stil.
15:08:45 uur Er verschijnt witte rook op de plaats alwaar het voorwerp, aannemelijk een vaartuig, stil ligt. Deze rook is duidelijk waar te nemen. De rook waait van links naar rechts over het beeld.
15:08:59 uur : Het voorwerp, aannemelijk een vaartuig, beweegt in de richting van Groningen.
15:09:16 uur : Het voorwerp, aannemelijk een vaartuig, verdwijnt links uit het beeld.
15:15:01 uur : Links in beeld is wederom een voorwerp, aannemelijk een vaartuig, waar te nemen. Dit voorwerp beweegt zich vanuit de richting Groningen in de richting Hoogkerk.
15:15:31 uur : Het voorwerp, aannemelijk een vaartuig, verdwijnt rechts uit beeld, zijnde de richting van Hoogkerk.
Op de camerabeelden zijn, behoudens het voornoemde, kennelijk geen andere mogelijke vaarbewegingen waar te nemen tussen de tijdstippen 14:00 uur en 16:00 uur.
Een proces-verbaal d.d. 27 maart 2013, opgenomen op pagina 2913 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [Getuige 7], zakelijk weergegeven:
Op maandag 4 maart 2013 tussen 14:15 en 16:00 uur heb ik een rondleiding gehad op het terrein van de Suikerfabriek. De Suikerfabriek ligt aan de Fabriekslaan 12 te Groningen. Tijdens de rondleiding heb ik rond 15:00 uur op het dak van het zeefgebouw van de Suikerunie gestaan. Hier heb ik ongeveer een kwartier gestaan. lk heb toen foto's van het terrein gemaakt. lk heb foto's gemaakt van de boot die op de achtergrond vaart. De foto is gemaakt op maandag 4 maart 2013 om 4:21 uur P.M.
Een ander geschrift, zijnde een foto, opgenomen op pagina 2916 van voornoemd dossier, zijnde een bijlage behorend bij bovengenoemd proces-verbaal
De eigen waarneming van de rechtbank van de foto, opgenomen op pagina 2916 van voornoemd dossier
Op de foto is de boot De Mailo te zien.
Een aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 maart 2013, opgenomen op pagina 2918 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant H.A. Bakker, zakelijk weergegeven:
De getuige verklaarde: "De foto's die ik heb gemaakt met mijn Sony spiegelreflexcamera kloppen qua tijdsinstelling niet. Ik heb de tijd van mijn camera samen met u bekeken en de camera gaf op dat moment aan: 27 maart 2013 te 12:01 uur. Vervolgens heeft u op het beeldscherm van uw computer gekeken en daar werd het tijdstip van 10:49 uur aangegeven."
Opmerking verbalisant: Er zit dus een verschil tussen van 1 uur en 12 minuten. Dit is de tijd die de camera voorloopt op de actuele tijd. Dus de foto die gemaakt is op maandag 4 maart 2013 te 04:21 uur PM is in werkelijkheid gemaakt op maandag 4 maart 2013 om 15:09 uur.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 april 2013, opgenomen op pagina 2920 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant H.A. Bakker, zakelijk weergegeven:
Op woensdag 27 maart 2013 omstreeks 13:45 uur heb ik telefonisch gesproken met
[Getuige 8]. Zij verklaarde dat ze op maandag 4 maart 2013 een rondleiding had gehad op het terrein van de Suikerunie. Ze stond op een gegeven moment op het dak van het zeefgebouw en had toen een goed overzicht op het terrein.
Het was een mooie dag en ze zag een bootje varen richting de stad Groningen. De boot minderde vaart bij de brug en zij zag dat de boot keerde. Ze heeft gezien dat de boot weer terugvoer.
Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 26 maart 2013, opgenomen op pagina 2905 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant H.A. Bakker, zakelijk weergegeven:
Op dinsdag 26 maart 2013, omstreeks 15:00 uur, hoorde ik vanuit het politiebureau Moleneind 77 ZZ te Drachten telefonisch [Getuige 9]. De getuige verklaarde samengevat dat zij op maandag 4 maart 2013 om ongeveer 15:10 uur thuis was. Ze was binnen op de boot en de hond sloeg aan. Hierop keek getuige door het raam naar buiten en zij zag een boot vanuit de richting Hoogkerk langzaam aan komen varen. Dit was rond 15:15 uur. Ongeveer een kwartier later stond de getuige in de keuken en ze voelde de boot heen en weer schommelen. Ze zag weer die boot, die nu weer richting Hoogkerk voer. Getuige zag dat het bootje nu hard voer.
Een proces-verbaal d.d. 5 maart 2013, opgenomen op pagina 2411 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [Getuige 3], zakelijk weergegeven:
Op maandag 4 maart 2013 zag ik dat er een boot met een redelijke snelheid voorbij voer.
De man legde de boot aan voorbij twee andere boten. Volgens mij wilde hij het touw om een boom heen gooien. Hij legde de boot aan met touw dat hij in zijn handen had. Hierna zag ik dat de man bij een steigertje zat bij de sloot. Hij liep naar de steiger en ik zag dat de man op zijn knieën ging zitten op het einde van de steiger. lk had het idee dat de man water pakte en dat op zijn hoofd deed. lk zag hem namelijk op de steiger aan zijn hoofd zitten en dat deed hij met zijn twee handen.
Deze man schudde met zijn hoofd en hij liep naar de achterzijde van de bosjes. lk zag hierna de man weer naar de wegkant lopen en dit deed hij rustig. lk zag dat de man het deurtje van de boot dichtdeed. lk zag mensen van de gemeente bij hun keet staan.
Een proces-verbaal d.d. 18 maart 2013, opgenomen op pagina 2419 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [Getuige 2], zakelijk weergegeven:
Op maandag 4 maart 2013 bevond ik mij in mijn kantoortje aan het [Adres getuige 2] te Groningen. lk zag toen een motorboot over het Hoendiep varen richting Hoogkerk.
lk zag bij het aanmeren van deze boot dat er een man uit de stuurhut kwam. lk zag deze man van boord gaan. lk zag dat hij de boot met een touw aan één van de bomen in de walkant ging vastmaken. Ik zag deze man vervolgens naar het slootje naast mijn woning lopen. De man ging daar op het aanwezige steigertje staan. lk zag dat hij gehurkt zijn beide handen in het water van het slootje stak. lk zag dat hij zijn handen aan het poedelen was. lk bedoel daarmee te zeggen dat hij zijn handen aan het wassen/schoonmaken was.
Daarna zag ik deze man naar zijn boot teruglopen. lk zag hem daarna weer uit de boot komen. lk zag dat hij de deur van de boot achter zich dichtdeed.
Een proces-verbaal d.d. 11 maart 2013, opgenomen als losse bijlage bij voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [Getuige 10], afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris, zakelijk weergegeven:
Ik ben vorige week maandag aan het werk geweest bij het nomadenkampje aan het Hoendiep. Ik heb tot ongeveer 15:30 uur doorgewerkt. Ik zag iemand op de steiger zitten. Later zat de man op een stenen blok. Volgens mij had hij bloed aan de onderkant van zijn rechteroog. Toen wij tegen 15:30 uur bij de keet waren, lag het bootje daar ook al. Volgens mij zat de man een shagje te roken op het muurtje.
De door verdachte op de terechtzitting van 24 maart 2014 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik kwam bij het kampje. Daar stond ook een schaftkeet. Ik heb die werklui ook gezien. Dat zal tegen kwart voor vier of vier uur zijn geweest. Er was daar een stoepje en er was een steigertje. Ik ben op het steigertje gaan zitten. Ik heb daar een peukje gerookt.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 april 2013, opgenomen op pagina 1625 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant E.A. Star, zakelijk weergegeven:
Hieronder volgt de door de schrijftolk uitgewerkte en door mij gecontroleerde tekst van het verhoor van 7 maart 2013 omstreeks 21.50 uur. Verhoor V-001-11, opnamenummer
VRH-2013-03-128866.
Verdachte: Ik heb op de steiger gezeten, een peuk gerookt, mijn handen in het water gedaan en de deur van de boot dichtgedaan.
Een ander geschrift, te weten het NFI-rapport 'Onderzoek naar biologische sporen en DNA- onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van de stoffelijke overschotten van [Slachtoffer 1] en [Slachtoffer 2] in het Hoendiep op 5 maart 2013' d.d. 16 juli 2013, opgenomen op pagina 2358 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Touw AAAE8596NL vanaf voorste bolder. Het deel AAAE8596NL zit met een lus om de voorste bolder en loopt over de reling omhoog naar de boom. Touwen. AAAE8596NL#01 en #02. Onvolledig DNA-mengprofiel van minimaal drie personen. Slachtoffers [Slachtoffer 2] en [Slachtoffer 1] en [Verdachte]. Matchkans DNA-profiel kleiner dan één op één miljard.
Een ander geschrift, te weten een vanuit het Duits vertaald getuigenverhoor van getuige
[Getuige 12], opgenomen op pagina 3158 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Vraag: U zei dat [Verdachte] op de boot stond, toen hij met u het laatste telefoongesprek heeft gevoerd. Zei hij: "Ik sta op het schip"?
Antwoord: Hij zei: "Ik ben met een motor bezig op het schip".
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 maart 2013 met bijlagen, opgenomen op pagina 3253 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant M. Kijlstra, zakelijk weergegeven:
[Verdachte] verklaart dat hij de gebruiker is van het telefoonnummer
[Telefoonnummer verdachte]. Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [Telefoonnummer verdachte], zijnde het telefoonnummer welke in gebruik was bij de [Verdachte], blijkt onder andere dat er op 04-03-2013 te 16:51.32 een inkomend contact is, afkomstig van het telefoonnummer [Telefoonnummer getuige 12], zijnde het telefoonnummer dat vermoedelijk in gebruik is bij [Getuige 12] (dit blijkt uit de telefoontap en uit de verklaring van [Verdachte]
). Dit contact heeft de duur van 196 seconden. Hierbij wordt door het telefoonnummer [Telefoonnummer verdachte] de telefoonmast aangestraald aan het Hoendiep 140 te Groningen.
Een proces-verbaal d.d. 26 maart 2013, opgenomen op pagina 2441 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [Getuige 11], zakelijk weergegeven:
[Getuige 1] of ik vroeg aan [Verdachte] of hij de boot had gekocht. [Verdachte] zei "ja". Er is in dat gesprek tegen me gezegd dat hij richting Groningen was gevaren en dat het daar dood liep. lk zei toen tegen hem dat hij voorlopig helemaal niet kon varen omdat hier de bruggen dicht waren en onbediend. lk heb hem dus uitgelegd, dat zodra het dubbel rood is, dat er dan geen bediening bij de brug is. lk weet wel dat [Verdachte] op een gegeven moment even weg geweest is richting de brug. Ik weet dat [Verdachte] naar de brug ging. Toen hij terugkwam zei hij namelijk dat er een bordje "sport" stond met een knopje eronder.
[Getuige 1] heeft het er wel over gehad, dat [Verdachte] het gehad had over het stelen van een bootje. Dat moet in het weekend geweest zijn, dat ik bij [Getuige 1] was geweest. [Verdachte] was het zwerverbestaan zat.
Een proces-verbaal d.d. 5 maart 2013, opgenomen op pagina 2454 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [Getuige 1], zakelijk weergegeven:
Op 4 maart 2013 rond 17:30 uur kwam [Verdachte] mijn woning binnen. Ik hoorde [Verdachte] zeggen dat hij een boot gekocht had. Hij vertelde dat hij niet afgepingeld had van de prijs, omdat er heel veel extra in de boot zat. [Verdachte] vertelde dat hij wilde gaan varen. [Verdachte] vertelde dat er een tv inzat met Digitenne en een generator. [Verdachte] vertelde dat deze boot tussen de tien en elf meter lang was en dat hij wit van kleur was. [Verdachte] heeft mij ook nog verteld dat hij met de boot naar het centrum is gevaren en dat hij daar op een gegeven moment niet meer verder kon varen, omdat daar een rotonde en het spoor lag. [Verdachte] vertelde mij dat hij later naar het centrum was gelopen om te kijken hoe de brug die daar is gesitueerd open zou kunnen gaan met de sluis die daar verderop zit.
Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut "Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood" d.d. 5 april 2013, opgemaakt door A. Maes, arts en patholoog, opgenomen op pagina 2213 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Overledene: [Slachtoffer 2]. Bij beoordeling door de radioloog werden vele fracturen in het aangezicht waargenomen. Onder andere de beide oogkassen, de neus en de bovenkaak waren gebroken, hierdoor was het aangezicht ingezakt en waren de luchtwegen geblokkeerd. Er was doorlopen van breuklijnen in de schedelbasis. Conclusie. [Slachtoffer 2], 68 jaar oud geworden, is overleden als gevolg van meermalen bij leven opgelopen heftig botsend uitwendig inwerkend mechanisch geweld op het hoofd en het gezicht. Het is niet mogelijk om vast te stellen hoelang [Slachtoffer 2] na het oplopen van de verwondingen nog heeft geleefd. Er waren goed luchthoudende, weinig vochtrijke longen, dit kan er op duiden maar is op zich niet bewijzend, dat [Slachtoffer 2] niet levend te water is geraakt.
Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut "Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood" d.d. 5 april 2013, opgemaakt door A. Maes, arts en patholoog, opgenomen op pagina 2242 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Overledene: [Slachtoffer 1]. Bij sectie toonde het gezicht als gevolg van bij leven opgelopen heftig botsend uitwendig inwerkend mechanisch geweld bloeduitstortingen, ruwrandige letsels aan het linker jukbeen en linker onderooglid en sterke voorachterwaartse afplatting van het gezicht als gevolg van vele fracturen van het aangezicht. Daarbij waren de jukbeenderen, de neus, de boven- en onderkaak zichtbaar gebroken.
Conclusie. [Slachtoffer 1], 70 jaar oud geworden, is overleden als gevolg van bij leven opgelopen heftig botsend uitwendig inwerkend geweld op het gezicht. Ziekelijke afwijkingen hebben mogelijk aan het overlijden bijgedragen. Op grond van de sectiebevindingen kan niet worden uitgesloten dat [Slachtoffer 1] levend te water is geraakt en daarna is verdronken.
Een ander geschrift, te weten het NFI-rapport 'Bloedspoorpatroononderzoek naar aanleiding van het aantreffen van de stoffelijke overschotten van [Slachtoffer 1] en [Slachtoffer 2] in het Hoendiep op 5 maart 2013' d.d. 14 maart 2014, opgenomen als losse bijlage bij voornoemd dossier, inhoudende, zakelijk weergegeven:
De vraag is gesteld om de volgende (geherformuleerde) hypothesen te toetsen: