ECLI:NL:RBNNE:2014:5230

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 september 2014
Publicatiedatum
24 oktober 2014
Zaaknummer
C18/150927/PR RK 14-327
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in kort gedingprocedure

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 22 september 2014 een verzoek tot wraking behandeld dat was ingediend door [naam] tegen mr. P.J. Duinkerken, die als rechter optrad in een kort gedingprocedure. Het wrakingsverzoek werd ingediend tijdens een mondelinge behandeling op 10 september 2014, waarbij [naam] twijfels uitsprak over de onafhankelijkheid van mr. Duinkerken. Hij stelde dat de rechter hem onvoldoende gelegenheid had gegeven om zijn standpunt toe te lichten en dat zijn wederpartij het laatste woord had gekregen. Mr. Duinkerken heeft in een brief op 11 september 2014 laten weten niet in het wrakingsverzoek te berusten. De wrakingskamer, bestaande uit mr. B.R. Tromp als voorzitter en mrs. E.M. Visser en P.G. Wijtsma als leden, heeft het verzoek op 12 september 2014 behandeld, waarbij [naam] en mr. Duinkerken niet ter zitting verschenen.

De rechtbank overwoog dat op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een rechter gewraakt kan worden indien er feiten en omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De rechtbank concludeerde dat de door [naam] aangevoerde feiten niet voldoende waren om te twijfelen aan de onpartijdigheid van mr. Duinkerken. De rechtbank stelde vast dat mr. Duinkerken de zittingsorde had bewaakt en beide partijen voldoende gelegenheid had gegeven om hun standpunten uiteen te zetten. De rechtbank wees het wrakingsverzoek af en bepaalde dat de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 22 september 2014.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Locatie Groningen
128933 / HA RK 11-30516 september 2014
Meervoudige wrakingskamer
Zaaknummer / rekestnummer: 150927 / PR RK 14-327
Datum beslissing: 22 september 2014
Beslissing op het verzoek tot wraking ingevolge artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) van
[naam],
[woonplaats],
verzoeker,
gemachtigde mr. M.G.J. Smit, advocaat.

1.Het procesverloop

1.1
Op 10 september 2014 heeft [naam], tijdens een mondelinge behandeling van zijn zaak, mr. P.J. Duinkerken als rechter in deze rechtbank gewraakt.
1.2
Bij brief van 11 september 2014 heeft mr. Duinkerken kenbaar gemaakt dat hij niet in het wrakingsverzoek berust.
1.3
Op 12 september 2014 is het wrakingsverzoek ter zitting van de wrakingskamer behandeld door mr. B.R. Tromp, voorzitter, en mrs. E.M. Visser en P.G. Wijtsma, leden.
1.4
[naam] is niet ter zitting verschenen. Mr. Duinkerken is met kennisgeving evenmin ter zitting verschenen.
1.4
Ten slotte heeft de rechtbank bepaald dat deze beslissing vandaag wordt uitgesproken.

2.Het standpunt van [naam]

2.1
legt aan zijn verzoek ten grondslag dat hij twijfelt aan de onafhankelijkheid van mr. Duinkerken, omdat mr. Duinkerken hem onvoldoende in de gelegenheid stelde zijn standpunt toe te lichten en zijn wederpartij het laatste woord gaf.

3.Het standpunt van mr. Duinkerken

3.1
Mr. Duinkerken voert aan, samengevat weergegeven en voor zover voor de beoordeling van belang, dat de door [naam] aangevoerde feiten de twijfel aan zijn onpartijdigheid niet rechtvaardigen. Mr. Duinkerken stelt dat hij als rechter de orde op de zitting heeft bewaakt, onder meer door erop toe te zijn dat beide partijen en hun advocaten een gelijke mogelijkheid kregen om een toelichting op hun standpunten te geven. [naam] is bovendien in de gelegenheid gesteld om zijn standpunt zelf te verwoorden, wat hij ook heeft gedaan. Vervolgens is zijn wederpartij in de gelegenheid gesteld te reageren op wat [naam] zelf heeft aangevoerd en is [naam] als laatste gevraagd of hij daarop wilde reageren. Dat bleek niet het geval te zijn. Mr. Duinkerken stelt dat hij vervolgens de behandeling heeft gesloten en heeft meegedeeld dat de rechtbank op 19 september 2014 uitspraak zal doen. [naam] heeft tot slot gevraagd of er niet direct uitspraak zou kunnen worden gedaan waarop mr. Duinkerken antwoordde eerst over de zaak na te willen denken. Daarop heeft [naam] mr. Duinkerken gewraakt.

4.De beoordeling

4.1
Ingevolge artikel 36 Rv kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2.
De rechtbank kan zonder nadere toelichting, die [naam] niet heeft gegeven, niet inzien hoe de door hem aangevoerde omstandigheden twijfel kunnen oproepen over de partijdigheid van een rechter.
4.3
Het is de taak van een rechter om de zittingsorde te bewaken en daarbij beide partijen voldoende gelegenheid te geven hun standpunten uiteen te zetten. Uit hetgeen mr. Duinkerken naar voren heeft gebracht - wat niet weersproken is door of namens [naam] - leidt de rechtbank af dat dit in de zaak van [naam] ook is geschied. Niet is gebleken dat [naam] onvoldoende het woord zou hebben gekregen dan wel onvoldoende in de gelegenheid is gesteld om zijn standpunt naar voren te brengen en dat dit dan tot het oordeel zou moeten leiden dat mr. Duinkerken niet onpartijdig zou zijn. De rechtbank verwijst daarbij naar hetgeen onder 3.1 is opgenomen.
4.4
Een en ander in onderling verband en samenhang beschouwd, leidt tot de slotsom dat het wrakingsverzoek van [naam] zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank
wijst het verzoek tot wraking van mr. Duinkerken af;
bepaalt dat de hoofdzaak (met zaaknummer C/18/149885 / KG ZA 14-210) wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking;
beveelt onverwijlde mededeling van deze beslissing aan [naam], mr. Duinkerken en NV Wonen Boven Winkels Groningen.
Deze beslissing is gegeven door mr. B.R. Tromp, voorzitter, en mrs. E.M. Visser en P.G. Wijtsma, leden, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 22 september 2014.
eh