ECLI:NL:RBNNE:2014:6890

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 januari 2014
Publicatiedatum
22 augustus 2022
Zaaknummer
Awb 12/746 en Awb 12/859
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluiten inzake woonvoorziening, hulp bij het huishouden en gehandicaptenparkeerkaart

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland zich gebogen over de vraag of de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bedum om eiseres geen woonvoorziening (elektrische deuropener), geen hulp bij het huishouden op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en geen gehandicaptenparkeerkaart toe te kennen, terecht zijn gehandhaafd. Eiseres had eerder aanvragen ingediend voor deze voorzieningen, maar deze waren afgewezen op basis van adviezen van medische deskundigen die onvoldoende medische onderbouwing voor de aanvragen hadden gevonden. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt en uiteindelijk beroep ingesteld. De rechtbank heeft besloten een onafhankelijke deskundige in te schakelen om de beperkingen van eiseres te onderzoeken. De deskundigen, drs. A. Coster en dr. D.M. Tulner, kwamen tot de conclusie dat eiseres wel degelijk recht heeft op de gevraagde voorzieningen, omdat haar beperkingen ernstiger zijn dan eerder aangenomen. De rechtbank oordeelt dat de bestreden besluiten niet op een deugdelijke motivering berusten en vernietigt deze besluiten op grond van strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft ook de nieuwe besluiten van verweerder, waarbij eiseres tijdelijk hulp bij het huishouden en een gehandicaptenparkeerkaart zijn toegekend, beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat deze besluiten voldoende compensatie bieden voor de gebreken die eiseres ondervindt, maar dat de termijn van toekenning van één jaar niet in lijn is met de aanbevelingen van de deskundigen. De rechtbank heeft de proceskosten van eiseres toegewezen en bepaald dat verweerder het griffierecht vergoedt.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN

Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Zaaknummers: Awb 12/746 en 12/859
Uitspraak in de geschillen tussen
[eiseres], wonende te [plaats], eiseres,
gemachtigde: mr. A.Z. van Braam, advocaat te Groningen
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bedum, verweerder

1.Procesverloop

Bij besluit van 19 juni 2012 (besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 31 oktober 2011, waarbij de aanvraag om een woonvoorziening en hulp bij het huishouden is afgewezen, ongegrond verklaard.
Bij besluit van 19 juni 2012 (besluit II) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 31 oktober 2011, waarin het verzoek om een gehandicaptenparkeerkaart is afgewezen, ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de bestreden besluiten op 30 juli 2012 beroep ingesteld.
Verweerder heeft de gedingstukken en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 november 2012, waar beide beroepen gezamenlijk zijn behandeld. Eiseres is samen met haar gemachtigde in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door W.J.N. Otto en S. Heida. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst.
In opdracht van de rechtbank is een deskundige ingeschakeld. Nadat deze op 15 april 2013 aan de rechtbank heeft gerapporteerd zijn partijen in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. Beide partijen hebben stukken aan de rechtbank toegezonden.
Nadat van partijen met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de daarvoor vereiste toestemming was verkregen, heeft de rechtbank het onderzoek zonder nadere zitting vervolgens gesloten.

2.Overwegingen

Feiten
Eiseres heeft op 5 juni 2011 bij verweerder een aanvraagformulier Wet maatschappelijke ondersteuning ingediend, waarin zij een woonvoorziening (elektrische deuropener) en een voorziening voor hulp bij het huishouden aanvraagt.
Op 5 juni 2011 heeft eiseres bij verweerder een verzoek ingediend om verstrekking van een gehandicaptenparkeerkaart.
Bij primair besluiten van 31 oktober 2011 heeft verweerder de aanvragen afgewezen. Aan deze besluiten ligt een advies van Scio Consult van 15 september 2011 en beantwoording van aanvullende vragen op 11 oktober 2011 ten grondslag. De arts van Scio Consult heeft geadviseerd de aanvragen van eiseres af te wijzen aangezien er onvoldoende medische onderbouwing is voor de gevraagde voorzieningen. Uit informatie van de behandelend sector blijkt dat er geen objectieve basis is voor de geclaimde beperkingen. Eiseres heeft volgens de arts verder een lichte energetische beperking die een psychische oorzaak heeft. Daarbij is wel sprake van een diagnose. Deze beperking is echter niet zodanig dat eiseres daardoor problemen zou moeten hebben met het bewonen van de woning en het voeren van de huishouding. Voorts heeft het wel verstrekken van de voorzieningen een anti revaliderend effect. Eiseres wordt, voor wat betreft het verzoek om een gehandicaptenparkeerkaart, in staat geacht meer dan 100 meter aan één stuk te voet te kunnen overbruggen.
Tegen deze besluiten heeft eiseres bij brief van 21 december 2011 bezwaar gemaakt. Eiseres is van mening dat er geen sprake is van een psychische stoornis die haar klachten veroorzaakt. Dit blijkt ook uit psychologisch onderzoek dat zij onder leiding van dr. Van Paasen van het UMCG heeft ondergaan.
Eiseres is in de gelegenheid gesteld haar bezwaren mondeling toe te lichten tegenover de intergemeentelijke commissie bezwaarschriften (hierna: de Commissie) op de hoorzitting van 12 maart 2012. Van deze gelegenheid heeft zij gebruik gemaakt. De zitting is hierna aangehouden om eiseres in de gelegenheid te stellen een deskundigenrapportage over te leggen. Eiseres heeft vervolgens geen rapportage ingebracht. Op de hoorzitting van 4 juni 2012 zijn eiseres en haar gemachtigde niet verschenen.
Bij thans bestreden besluiten van 19 juni 2012 heeft verweerder, in overeenstemming met de adviezen van de Commissie, het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Hierbij is overwogen dat geen aanleiding bestaat te twijfelen aan het advies van Scio Consult. De bevindingen van Scio Consult zijn niet onderbouwd weerlegd, zo is er is geen tegenadvies ingebracht.
Eiseres heeft in beroep een rapportage van verzekeringsarts R.A. Hollander van 27 augustus 2012 overgelegd. In zijn rapportage stelt de verzekeringsarts dat er wel degelijk sprake is van een verklaarbare reden voor het forse energieverlies. Eiseres heeft een meervoudige whiplash. Ondanks het positieve herstelgedrag heeft eiseres forse energetische problemen gehouden. Deze energetische problemen leiden ertoe dat eiseres niet zelf in staat is om het zwaardere huishoudelijke werk te verrichten. Indien zij dit wel zou doen, zou dit leiden tot staken van haar deelname aan het arbeidsproces. Daarnaast ligt overbelasting van haar moeder (mantelzorger) op de loer. Ook heeft eiseres een forse beperking op duwen/trekken en kan daardoor geen activiteiten uitoefenen waarbij forse trekkracht uitgeoefend moet worden. Het oordeel van de verzekeringsarts is in overeenstemming met het standpunt van de behandelende sector alsmede het UWV.
Wettelijk kader
Artikel 1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) luidt, voor zover hier van belang:
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
(…)
g. maatschappelijke ondersteuning:
(…)
5. het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijke verkeer en van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem.
6. het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en aan mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behouden en het bevorderen van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijke verkeer.
Ingevolge artikel 4, eerste lid en onder c, van de Wmo, voor zover hier van belang, treft het college van burgemeester en wethouders ter compensatie van de beperkingen die een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 4°, 5° en 6°, ondervindt in zijn zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie, voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning die hem in staat stellen een huishouden te voeren en zich te verplaatsen in en om de woning.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Wmo stelt de gemeenteraad met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze wet bij verordening regels vast over de door het college van burgemeester en wethouders te verlenen individuele voorzieningen en de voorwaarden waaronder personen die aanspraak hebben op dergelijke voorzieningen recht hebben op het ontvangen van die voorziening in natura, het ontvangen van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget.
Ter uitvoering van het bepaalde in artikel 5, eerste lid, van de Wmo heeft de gemeenteraad van de gemeente Bedum op 1 juli 2011 de Verordening voorzieningen WMO gemeente Bedum (hierna: de Verordening) vastgesteld.
Ingevolge artikel 24, eerste lid, kan een voorziening slechts worden toegekend voor zover:
a. de noodzaak voor het te bereiken resultaat langdurig is, tenzij kortdurende hulp bij het huishouden leidt tot het te bereiken resultaat;
b. de te verstrekken voorziening als de goedkoopst-compenserende voorziening aan te merken is;
c. de te verstrekken voorziening in overwegende mate op het individu is gericht.
Ingevolge het tweede lid, onder i, wordt geen voorziening toegekend voor zover de aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college of achteraf de noodzaak alsnog kan worden vastgesteld.
Regeling gehandicaptenparkeerkaart
Op grond van artikel 1 van de Regeling kunnen, voor zover relevant, voor een gehandicaptenparkeerkaart in aanmerking komen: bestuurders (…) die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij –met de gebruikelijke loophulpmiddelen- in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen.
BeoordelingDe rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of verweerder op goede gronden zijn besluit heeft gehandhaafd om eiseres geen woonvoorziening (elektrische deuropener), geen voorziening voor hulp bij het huishouden op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en geen gehandicaptenparkeerkaart toe te kennen.
Gelet op de adviezen van Scio en van verzekeringsarts Haverman, die beiden afwijkende conclusies hebben, heeft de rechtbank aanleiding gezien een onafhankelijke deskundige in te schakelen. De rechtbank heeft drs. A. Coster, revalidatiearts werkzaam bij Cavari Clinics, gevraagd onderzoek te verrichten naar de beperkingen van eiseres. Na onderzoek heeft drs. Coster geadviseerd eiseres te laten onderzoeken door een psychiater. Na toestemming van de rechtbank is eiseres gezien door dr. D.M. Tulner, psychiater werkzaam bij Cavari Clinics. Gezamenlijk zijn zij tot de volgende beoordeling gekomen. Op 9 juni 2011 had eiseres uitgebreide klachten en ervoer zij beperkingen die op lichamelijk terrein niet te verklaren waren. Wel waren er op datum geding op psychiatrisch gebied afwijkingen die een verklaring kunnen geven voor de genoemde klachten en beperkingen. De deskundigen kunnen niet instemmen met de vaststelling van de beperkingen zoals gedaan door Scio Consult. Eiseres had vanuit psychiatrisch gezichtspunt bezien zodanige beperkingen in haar algemeen functioneren dat zij was aangewezen op voorzieningen zoals GPK passagier, hulp bij het huishouden en woonvoorziening. De beperkingen zijn op alle onderdelen veel ernstiger dan destijds werd aangenomen. De artsen spreken de hoop uit dat genoemde voorzieningen op tijdelijke basis kunnen worden verstrekt, uitgaande van de aanname dat de rapportage ertoe zal leiden dat de revalidatiebehandelingen worden verbeterd. Er is in dat geval geen sprake van een anti-revaliderend effect.
De rechtbank overweegt dat in vaste rechtspraak besloten ligt dat het oordeel van een door de bestuursrechter ingeschakelde onafhankelijke medische deskundige in beginsel dient te worden gevolgd, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden die nopen tot het maken van een uitzondering op die regel.
Van feiten of omstandigheden op grond waarvan het aangewezen voorkomt in dit geval van dat uitgangspunt af te wijken is de rechtbank niet gebleken. Daartoe overweegt de rechtbank dat het door de deskundigen Coster en Tulner verrichte onderzoek volledig en zorgvuldig is geweest en dat de conclusies van de deskundigen op inzichtelijke en overtuigende wijze aan de hand van de onderzoeksbevindingen zijn onderbouwd.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de bestreden besluiten niet op een deugdelijke motivering berust. De beroepen gericht tegen voornoemde besluiten slagen. De rechtbank zal deze besluiten wegens strijd met artikel 7:12 Awb vernietigen.
In reactie op het deskundigenonderzoek heeft verweerder bij brief van 21 mei 2013 bericht bereid te zijn aan eiseres per week 3 uren hulp bij het huishouden (HH1) toe te kennen, voor de duur van één jaar. Ook is verweerder bereid een gehandicaptenparkeerkaart – bestuurder toe te kennen voor de duur van één jaar. Beide indicaties vervallen indien eiseres zich niet houdt aan de voorwaarden en niet het geadviseerde behandelingstraject volgt. Volgens verweerder is het toekennen van terugwerkende kracht aan beide indicaties niet nodig, aangezien tot heden verschillende mantelzorgers deze taken hebben overgenomen. Voor wat betreft de woningaanpassing (elektrische deuropener) herziet verweerder het initiële besluit niet. Eiseres is met haar beperking verhuisd naar een niet adequate woning, zodat op grond van artikel 24, tweede lid onder i van de Verordening voorzieningen Wmo geen voorziening wordt toegekend.
Eiseres heeft bij brief van 9 juli 2013 laten weten niet akkoord te gaan met dit voorstel van verweerder. Eiseres is van mening dat er geen reden is om terugwerkende kracht aan de indicaties te onthouden. De deskundige koppelt de voorzieningen aan de duur van de behandelingen, en niet aan een termijn van een jaar. Op het moment dat eiseres de woning betrok was dat de meest geschikte woning.
Hierover overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank duidt het schrijven van verweerder als een nieuw besluit in de zin van artikel 6:19 Awb, waarbij als volgt wordt besloten: aan eiseres wordt met ingang van 21 mei 2013
3 uren huishoudelijk hulp eiseres toegekend en met ingang van 21 mei 2013 een gehandicaptenparkeerkaart-bestuurder verleend. Beide indicaties zijn geldig voor één jaar en onder de voorwaarde dat eiseres het geadviseerde behandelingstraject gaat volgen. Het verzoek om een woningaanpassing wordt op grond van artikel 24, tweede lid onder i van de Verordening voorzieningen Wmo afgewezen. Op grond van artikel 6:19, eerste lid, Awb richt het aanhangige beroep zich eveneens tegen dit nieuwe besluit.
Gelet op de inhoud van het rapport van de deskundigen van Cavari Clinics is de rechtbank van oordeel dat verweerder eiseres hiermee voldoende compenseert voor de gebreken die zij ondervindt. De bezwaren van eiseres richten zich ook niet op de hoeveelheid uren die aan haar worden verstrekt, maar enkel op de termijn waarvoor ze worden verstrekt. Het deskundigenrapport vermeldt echter dat er sprake moet zijn van tijdelijke verstrekking van de voorzieningen. Mocht eiseres na ommekomst van een jaar nog steeds onder behandeling staan en beperkingen ondervinden, gaat de rechtbank ervan uit dat verweerder hier bij de beoordeling van een eventuele nieuwe aanvraag rekening mee zal houden.
Ook de beslissing om geen terugwerkende kracht aan de toekenning van huishoudelijke hulp te verlenen, acht de rechtbank in de gegeven omstandigheden juist. De taken zijn uitgevoerd door mantelzorgers. Niet is gebleken dat eiseres hiervoor kosten heeft gemaakt.
De weigering van de woonvoorziening heeft eiseres niet gemotiveerd weersproken. Nu eiseres de woning is ingetrokken zonder daarvoor, vooraf, toestemming van het college te hebben verkregen, ligt het bovendien volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep, onder andere in een uitspraak van 13 april 2011, LJN: BQ2868, op de weg van eiseres om aan de hand van controleerbare gegevens aannemelijk te maken dat er ten tijde hier van belang geen geschikte woning voor haar beschikbaar was. Eiseres is hierin niet geslaagd.
Het beroep tegen het besluit van 21 mei 2013 is gelet op bovenstaande ongegrond.
Wat betreft het verzoek om vergoeding van de proceskosten, waaronder de kosten van de door eiseres ingeschakelde deskundige Hollander/Karu ter hoogte van € 780,94 overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van artikel 1, aanhef en onder b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), komen kosten van een deskundige, die aan een partij verslag heeft uitgebracht, voor vergoeding in aanmerking. Daarbij wordt de maatstaf voor vergoeding van de kosten van een deskundige vastgesteld ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van het Bpb en overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken (Wtsz).
Op grond van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit tarieven in strafzaken (Btsz) geldt voor werkzaamheden als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de Wtsz, verricht door geneeskundigen, een tarief van ten hoogste € 116,09 per uur. Met inachtneming van deze bepaling wordt de vergoeding van de kosten van de medisch adviseur vastgesteld op 4 x € 116,09,- zijnde € 464,36. Dit bedrag dient te worden verhoogd met de door de deskundige gedeclareerde BTW van 19%, zijnde een bedrag van € 88,23.
De rechtbank acht zowel de inschakeling van de deskundige als de daaraan verbonden bovenvermelde kosten redelijk en zal het verzoek om vergoeding van de kosten van de door eiseres ingeschakelde deskundige toewijzen tot een bedrag van totaal € 552,59.
(inclusief BTW).
De proceskosten voor professionele rechtsbijstand stelt de rechtbank, met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht, op € 1416,- (gebaseerd op 1 punt per beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met inachtneming van een waarde per punt van
€ 472,-).
Beslist wordt derhalve als volgt.

3.Beslissing

De rechtbank Noord-Nederland,
  • verklaart de beroepen van 30 juli 2012 gegrond;
  • vernietigt de bestreden besluiten van 19 juni 2012;
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 21 mei 2013 ongegrond;
  • bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 84,- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres, welke kosten zijn vastgesteld op € 1968,59.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Veenstra, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 januari 2014.
De griffier De rechter
RechtsmiddelTegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA in Utrecht.
Afschrift verzonden aan partijen op: