In deze zaak vorderden eisers, een vennootschap onder firma, betaling van een hulploon van € 70.000,00 van gedaagde, de eigenaar van een motorjacht, voor hulpverlening die op 21 augustus 2009 had plaatsgevonden. De eisers stelden dat zij hulp hadden verleend aan het motorjacht dat water maakte, en dat hun ingrijpen had voorkomen dat het schip zou zinken. Gedaagde betwistte de hulpverlening en stelde dat de KNRM de belangrijkste hulp had geboden. De rechtbank oordeelde dat de eisers wel degelijk hulp hadden verleend, en dat er sprake was van een reëel gevaar voor het schip. De rechtbank stelde vast dat de hulp met gunstig gevolg was verleend en dat gedaagde hulploon verschuldigd was aan eisers. De rechtbank bepaalde dat de geredde waarde van het schip € 800.000,00 bedroeg, en dat een redelijk hulploon € 10.000,00 was. Gedaagde werd veroordeeld tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten werden gecompenseerd.