In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 21 januari 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrouw en een man, die met elkaar gehuwd zijn en drie kinderen hebben. De vrouw had een verzoek ingediend tot echtscheiding en vorderde dat de man zijn onderhoudsverplichtingen nakomt, die bij een eerdere beschikking waren vastgesteld. De man was verplicht om een aanzienlijk bedrag aan alimentatie te betalen, maar had een achterstand opgebouwd van € 32.400,59. De vrouw stelde dat de man zijn verplichtingen niet nakwam uit betalingsonwil, terwijl de man zich beriep op betalingsonmacht.
Tijdens de mondelinge behandeling op 6 januari 2015 heeft de vrouw haar vordering toegelicht, waarbij zij aangaf dat zij afhankelijk was van de door de man te betalen alimentatie en in financiële problemen verkeerde. De man voerde verweer en stelde dat hij niet in staat was om aan zijn verplichtingen te voldoen, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat hij onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling van betalingsonmacht.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vrouw voldoende belang had bij haar vordering en dat de man niet had aangetoond dat hij niet in staat was om de alimentatie te betalen. Daarom werd het verzoek van de vrouw toegewezen, en werd de man veroordeeld tot betaling van het achterstallige bedrag, met de mogelijkheid van gijzeling indien hij niet zou betalen. De kosten van de procedure werden ook aan de man opgelegd.