ECLI:NL:RBNNE:2015:4301

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 juli 2015
Publicatiedatum
11 september 2015
Zaaknummer
C/18/152760 / HA ZA 14-333
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake geschil over samenwerking en gebruik van appartementsrechten in gezondheidscentrum te Marum

In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Noord-Nederland op 15 juli 2015, gaat het om een geschil tussen twee partijen die samen een gezondheidscentrum in Marum hebben opgericht. De eiseressen, bestaande uit een mondhygiëniste en de Vereniging van Eigenaren, vorderen naleving van de bestemming van de appartementsrechten en een verbod op het gebruik van de appartementen door een mondhygiëniste die in dienst is van de gedaagde tandarts. De gedaagde verzet zich tegen deze vorderingen en stelt dat zij niet de eigenaar is van de appartementsrechten en dat haar handelen niet in strijd is met de splitsingsakte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de samenwerking tussen de partijen verstoord is geraakt, wat heeft geleid tot een beëindiging van hun samenwerking en een verslechtering van de verstandhouding. Ondanks pogingen tot mediation hebben partijen geen oplossing kunnen vinden. De rechtbank heeft besloten om een mediator aan te stellen om te onderzoeken of een minnelijke regeling mogelijk is. De zaak zal opnieuw op de rol komen voor verdere behandeling van de deskundigenrapportage en de verdeling van de kosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Groningen
zaaknummer / rolnummer: C/18/152760 / HA ZA 14-333
Vonnis van 15 juli 2015
in de zaak van

1.[voornaam] [eiseressen] ,

die woont in De Wilp,
2. de vereniging
V.V.E. GEZONDHEIDSCENTRUM KAMPERFOELIELAAN 2,
die gevestigd is in Marum,
eiseressen in conventie,
verweerders in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. G.P. Wempe, die kantoor houdt in Drachten,
tegen
[voornaam] [gedaagde],
die woont in Kommerzijl,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. A. Woertman, die kantoor houdt in Drachten.
Partijen zullen hierna ook [eiseressen] c.s. en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 4 maart 2015;
  • het proces-verbaal van comparitie van 16 juni 2015.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De rechtbank gaat bij de beoordeling van het geschil uit van de volgende feiten die vaststaan omdat die feiten enerzijds zijn gesteld en anderzijds niet of niet voldoende zijn weersproken.
2.2.
In het jaar 2000 hebben [eiseressen] als mondhygiëniste, [gedaagde] als tandarts, en een viertal fysiotherapeuten het plan opgevat om een gezondheidscentrum in Marum te realiseren. Nadat aanvankelijk een samenwerking in een in maatschapsverband geëxploiteerd pand werd overeengekomen, is vervolgens gekozen voor een samenwerking die vorm en inhoud heeft gekregen door de gemeenschappelijk oprichting van een in appartementsrechten gesplitst pand.
2.3.
Met het oog op hun samenwerking hebben partijen in de op 29 maart 2002 verleden splitsingsakte bepalingen opgenomen ten aanzien van de bestemming en het gebruik van de appartementen ten dienste van het gezondheidscentrum.
2.4.
De splitsingsakte voorziet in een mogelijkheid om met toestemming van de eveneens op 29 maart 2012 opgerichte Vereniging Van Eigenaren Gezondheidscentrum Kamperfoelielaan 2 te Marum (hierna: “de VVE”) tot een afwijkend gebruik van de in de splitsingsakte gegeven bestemming te komen.
2.5.
[eiseressen] en [gedaagde] hebben van aanvang af in het gezondheidscentrum een eigen praktijk gevoerd, maar intensief samengewerkt. Beiden hadden over en weer toegang tot elkaars afsprakenboek en zij deelden het gebruik van bepaalde apparatuur. [eiseressen] en [gedaagde] verwezen ook patiënten naar elkaar en zij deelden een ruimte achter de behandelkamers ten behoeve van de sterilisatie van apparatuur.
2.6.
De verstandhouding en samenwerking tussen [eiseressen] en [gedaagde] is verstoord geraakt. Dit heeft ertoe geleid dat het gemeenschappelijke gebruik van de ruimte achter de behandelkamers niet langer mogelijk was en het gebruik van apparatuur niet meer werd gedeeld. [eiseressen] en [gedaagde] hebben vanaf een zeker moment ook geen patiënten meer naar elkaar verwezen. In de praktijk van [gedaagde] is bovendien een eigen mondhygiëniste vanuit een loondienstverband gaan werken. De verstoorde verstandhouding tussen [eiseressen] en [gedaagde] heeft ook de verstandhouding en samenwerking met de vier fysiotherapeuten onder druk gezet. Dat is mede veroorzaakt doordat [gedaagde] bepaalde wijzigingen heeft aangebracht aan installaties in het gezondheidscentrum waarvan de VVE meent dat die (zonder haar voorafgaande toestemming) niet toelaatbaar zijn.
2.7.
Op 31 maart 2012 heeft [gedaagde] twee besloten (praktijk)vennootschappen opgericht.
2.8.
Met ingang van 1 april 2012 oefent [gedaagde] haar tandartspraktijk uit in de besloten vennootschap Tandartspraktijk Marum B.V.
2.9.
Op 4 april 2012 is één van de vennootschappen van [gedaagde] – [voorletters] [gedaagde] Beheer B.V. – in plaats van [gedaagde] appartementseigenaar geworden.
2.10.
Partijen hebben getracht om hun geschillen zonder rechterlijke tussenkomst op te lossen, onder meer door mediation. Een oplossing hebben zij tot zover niet bereikt. Partijen ervaren de verstoorde verstandhouding als een belasting die de arbeidsvreugde sterk beperkt.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiseressen] c.s. vorderen in conventie, verkort weergegeven, veroordeling van [gedaagde] tot naleving van de bestemming van haar appartementsrechten en zij vorderen een met dwangsommen versterkt verbod om een mondhygiëniste in haar appartementen werkzaam te laten zijn. Voorts vorderen [eiseressen] c.s. een met dwangsommen versterkte veroordeling van [gedaagde] die ertoe strekt dat zij aangebrachte wijzigingen aan installaties in het gezondheidscentrum ongedaan maakt. Daartoe stellen [eiseressen] c.s., samengevat weergegeven, dat [gedaagde] in strijd met in de splitsingsakte neergelegde bestemming haar appartementen gebruikt, terwijl voor het van die bestemming afwijkende gebruik door de VVE geen toestemming is gegeven. [eiseressen] c.s. stellen verder dat het in de appartementen van [gedaagde] laten werken van een mondhygiëniste in de gegeven omstandigheden volstrekt ongepast en daarmee in strijd is met het geen in het maatschappelijk verkeer betaamt, zodat er sprake is van onrechtmatig handelen jegens [eiseressen] . In dat verband stellen [eiseressen] c.s. dat [eiseressen] destijds door [gedaagde] is benaderd om deel te nemen in het gezondheidscentrum en partijen vervolgens ook jarenlang intensief hebben samengewerkt.
3.2.
[gedaagde] voert in conventie verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseressen] c.s., althans tot afwijzing van hun vorderingen en veroordeling van [eiseressen] c.s. in de kosten van deze procedure. Daartoe voert [gedaagde] aan, samengevat weergegeven, dat zij ten onrechte in deze procedure is betrokken omdat zij geen eigenaar is van de appartementsrechten en evenmin de werkgeefster is van de mondhygiëniste die in dienst is (geweest) van haar praktijkvennootschap. [gedaagde] voert in dat verband verder aan dat als dat al anders zou zijn, het in de gegeven omstandigheden niet onrechtmatig is dat een van haar vennootschappen een mondhygiëniste in dienst heeft (gehad) en dat dit ook niet in strijd is met enige bepaling van de splitsingsakte. [gedaagde] betwist dat zij (ontoelaatbare) wijzigingen heeft aangebracht aan gezamenlijke installaties of dat zij overigens heeft gehandeld in strijd met enige bepaling uit het splitsingsreglement. [gedaagde] stelt verder dat wanneer de VVE in haar vorderingen wordt ontvangen, zij een tegenvordering wil instellen. [gedaagde] stelt dat zij in de gegeven omstandigheden wenst dat de rechtbank haar op de voet van art. 5:121 BW machtigt om een tweetal zogeheten “solar tubes” te plaatsen boven een van haar behandelkamers. Daartoe vordert [gedaagde] in voorwaardelijke reconventie, verkort weergegeven, dat haar een daartoe strekkende machtiging wordt verleend, met veroordeling van de VVE in de kosten van het geding.
3.3.
[eiseressen] c.s. voeren in voorwaardelijke reconventie verweer en concluderen tot afwijzing van de vordering. Daartoe voert [eiseressen] c.s. aan dat er geen sprake van is dat de gewenste medewerking of toestemming om de “solar tubes” te plaatsen zonder redelijke grond is geweigerd, zodat er geen ruimte is voor de gevorderde machtiging.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en reconventie

4.1.
Het gaat in deze zaak, samengevat weergegeven met het oog op een doelmatige bespreking, om het volgende. [eiseressen] en [gedaagde] hebben jarenlang samengewerkt totdat hun verstandhouding verstoord is geraakt en zij hun samenwerking hebben beëindigd. De ontvlechting van die samenwerking heeft er onder meer toe geleid dat [eiseressen] niet meer gebruik kan maken van bepaalde faciliteiten die de samenwerking haar bood en dat zij concurrentie ondervindt van de uitbreiding van de tandartspraktijk van [gedaagde] waarin vanuit een loondienstverband een mondhygiëniste werkzaam is (geweest). Ook [gedaagde] ondervindt negatieve gevolgen van de verbroken samenwerking. Haar verstandhouding met andere appartementseigenaren en daardoor ook met de VVE, is onder druk komen te staan met als gevolg dat men over en weer moeilijk tot geen ruimte meer kan vinden om met elkaars redelijke belangen rekening te houden. Partijen hebben zich desalniettemin over en weer ingezet om zonder rechterlijke tussenkomst hun geschillen op te lossen en zij hebben daartoe ook, maar vergeefs, mediation ingezet. Een en ander heeft met zich gebracht dat partijen hun strijd noodgedwongen voortzetten met onder meer deze procedure die, zoals ter comparitie aan de orde is gekomen, ongeacht de uitkomst slechts een beperkt aantal van de zakelijke geschillen kan oplossen en die hoe dan ook niet zal bijdragen aan een verbeterde verstandhouding, laat staan een werkbare en prettige collegiale verhouding tussen alle appartementseigenaren en gebruikers van het gezondheidscentrum.
4.2.
Partijen hebben ter comparitie verklaard dat zij zich daarom andermaal willen inzetten om via mediation hun geschillen op te lossen. De rechtbank kan en wil hierin voorzien. Zij zal daartoe één of meer mediators als deskundige kunnen benoemen aan wie de vraag wordt voorgelegd of partijen tot een allesomvattende minnelijke regeling kunnen komen.
4.3.
Voordat daartoe kan worden overgegaan, zal de rechtbank – zoals altijd bij de benoeming van één of meer deskundigen - partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de wenselijkheid van een deskundigenbericht, over het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige(n) en over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Indien partijen zich wensen uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige(n), dienen zij daarbij aan te geven over welke deskundige(n) zij het eens zijn, dan wel tegen wie zij gemotiveerd bezwaar hebben. De rechtbank zal de zaak hiertoe naar de rol verwijzen.
4.4.
Als partijen geen eensluidende voordracht doen voor de benoeming van één of meer mediator(s) die wat hen betreft als deskundige kunnen worden benoemd, dan zal de rechtbank ambtshalve één mediator tot deskundige benoemen die vrij staat ten opzichte van de partijen en die naar het zich laat aanzien een toereikende ervaring en deskundigheid heeft om partijen bij het vinden van een oplossing te begeleiden.
4.5.
De rechtbank wijst partijen erop dat het waarschijnlijk aan het vinden van een oplossing bijdraagt en mogelijk zelfs daarvoor noodzakelijk is, als de VVE zich niet laat vertegenwoordigen maar alle appartementseigenaren persoonlijk gaan deelnemen aan de mediation.
4.6.
De rechtbank ziet voorshands in de omstandigheden van het geval aanleiding om het voorschot op de kosten van de deskundige(n) over partijen te verdelen naar rato van de eigendomsverhouding van de appartementsrechten. Partijen mogen zich over deze voorgenomen verdeling van de kosten bij akte uitlaten.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
29 juli 2015voor het nemen van een akte door beide partijen waarin zij zich uitlaten over de aangekondigde deskundigenrapportage en de verdeling van het voorschot,
2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.R. Tromp en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2015. [1]

Voetnoten

1.type: