In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 1 oktober 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Algerijnse eiser en het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden. De eiser, die al bijna negentien jaar in Nederland verblijft zonder rechtmatig verblijf, verzocht om hulp in de vorm van 'bed, bad en brood'. Dit verzoek werd door verweerder afgewezen, met de argumentatie dat eiser zich kon melden bij een Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) en dat opvang door de gemeente niet noodzakelijk was. Eiser maakte bezwaar tegen deze beslissing en stelde dat hij in een acute noodsituatie verkeerde, waarbij zijn fundamentele mensenrechten in het geding waren.
De rechtbank oordeelde dat het verzoek van eiser niet correct was behandeld als een aanvraag voor een maatwerkvoorziening op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015. De rechtbank stelde vast dat verweerder het verzoek niet had onderzocht volgens de vereisten van de Wmo 2015 en dat de Wmo 2015 geen expliciete bepaling bevatte over voorliggende voorzieningen. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit niet deugde en dat verweerder een nieuw besluit moest nemen, waarbij de gebreken in de procedure hersteld moesten worden.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om een nieuw besluit te nemen. Tevens werd verweerder veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiser, die op € 980,-- werden vastgesteld. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.