ECLI:NL:RBNNE:2015:4836

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 september 2015
Publicatiedatum
18 oktober 2015
Zaaknummer
18.730116-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor seksueel misbruik van minderjarigen door een opvoeder

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 8 september 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel misbruik van twee minderjarige meisjes, waaronder zijn eigen dochter. De rechtbank heeft vastgesteld dat het misbruik gedurende meerdere jaren heeft plaatsgevonden en dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meermalen seksuele handelingen met de slachtoffers, die beiden onder de twaalf jaar waren op het moment van de feiten. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en een behandelverplichting. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de psychische toestand van de verdachte, die verminderd toerekeningsvatbaar werd geacht. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld voor de bewezenverklaarde feiten, terwijl hij van andere ten laste gelegde feiten werd vrijgesproken. De uitspraak benadrukt de ernst van seksueel misbruik en de noodzaak van behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730116-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 8 september 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
21 juli 2015 en 25 augustus 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. Deenen, advocaat te Heerenveen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 26 augustus 2012 tot en met 25 augustus
2013 te [pleegplaats] , in de gemeente Kollumerland c.a,
meermalen, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] ,
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ,
immers heeft verdachte
- meermalen zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en/of
- meermalen de (ontblote) borsten van die [slachtoffer 1] betast en/of
- meermalen (over de kleding heen) zijn geslachtsdeel laten betasten door die
[slachtoffer 1] ,
terwijl hij die [slachtoffer 1] verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin;
2.
hij in of omstreeks de periode van 26 augustus 2013 tot en met 30 november
2014 te [pleegplaats] , in de gemeente Kollumerland c.a,
met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] , die de leeftijd van twaalf
jaren, maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of
mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer 1] ,
immers heeft verdachte;
- meermalen zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en/of
- meermalen de (ontblote) borsten van die [slachtoffer 1] betast en/of
- meermalen (over de kleding heen) zijn geslachtsdeel laten betasten door die
[slachtoffer 1] ,
terwijl hij die [slachtoffer 1] verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin;
3.
hij in of omstreeks de periode van 31 mei 2007 tot en met 30 mei 2008 te
[pleegplaats] , in de gemeente Kollumerland c.a, meermalen, met (zijn dochter) [slachtoffer 2]
, geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog
niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en)
uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer 2] , immers heeft verdachte
- meermalen, zijn vinger in de vagina, althans op de clitoris en tussen de
schaamlippen van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht en/of
- meermalen, de borsten van die [slachtoffer 2] betast;
4.
hij in of omstreeks de periode van 31 mei 2008 tot en met 30 mei 2009 te
[pleegplaats] , in de gemeente Kollumerland c.a, met (zijn dochter) [slachtoffer 2]
, geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog
niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige
handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , immers
heeft verdachte
- meermalen, zijn vinger in de vagina, althans op de clitoris en tussen de
schaamlippen van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht en/of
- meermalen, de borsten van die [slachtoffer 2] betast en/of
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen.
De rechtbank ziet de in feit 1 als einddatum van de pleegperiode opgenomen datum
25 augustus 2013 en de in feit 2 als begindatum van de pleegperiode opgenomen datum
26 augustus 2013 als kennelijke misslag en zal, gelet op de kennelijke bedoeling van de officier van justitie, als data lezen 25 augustus 2014 respectievelijk 26 augustus 2014. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren;
- oplegging van de bijzondere voorwaarde van meldplicht, behandelverplichting en contactverbod met [slachtoffer 1] , zolang de reclassering dat nodig acht.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft naast een veroordeling voor de door verdachte bekende feiten 1 en 2 tevens een veroordeling voor de feiten 3 en 4 gevorderd. De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat niet kan worden vastgesteld binnen welke periode verdachte zijn penis in de vagina van zijn dochter [slachtoffer 2] heeft gebracht, zodat deze onder het derde gedachtestreepje van feit 4 omschreven handeling niet bewezen kan worden. Gelet op de omstandigheid dat ook andere in de tenlastelegging van zowel feit 3 als feit 4 omschreven handelingen als seksueel binnendringen kunnen worden gekwalificeerd, kan er voor deze feiten niettemin een bewezenverklaring volgen, aldus de officier van justitie.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van de feiten 3 en 4 bepleit in verband met een in de tenlastelegging onjuist vermelde pleegperiode. De raadsman heeft naar voren gebracht dat hetgeen in feit 3 is opgenomen zich in de periode van 31 mei 2006 tot en met mei 2007 heeft afgespeeld en dat het in feit 4 ten laste gelegde tot mei 2008 heeft plaatsgevonden. Hieraan verbindt de raadsman de conclusie dat er een algehele vrijspraak van beide feiten dient te volgen.
Oordeel rechtbank
De rechtbank acht -mede gelet op de bekennende verklaring van verdachte- wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
Ten aanzien van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft verklaard gedurende een periode van ongeveer twee jaren seksuele handelingen met zijn dochter [slachtoffer 2] te hebben verricht, onder meer bestaande uit het seksueel binnendringen van haar lichaam. Voorts heeft hij aangegeven dat in deze periode een opbouw heeft plaatsgevonden, waarbij de handelingen stapsgewijs van verdergaande aard werden. Op enig moment heeft hij eenmalig zijn penis een stukje in de vagina van zijn dochter gebracht. Deze handeling wordt door verdachte geplaatst aan het einde van de periode van het seksueel misbruik van [slachtoffer 2] . Over het tijdvak waarbinnen verdachte de betreffende handelingen heeft verricht, heeft hij wisselende verklaringen afgelegd. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat deze handelingen na mei 2008, derhalve nadat [slachtoffer 2] de leeftijd van twaalf jaren heeft bereikt, niet meer hebben plaatsgevonden. Verdachte heeft daarnaast verklaard dat hij begin 2009 de (voormalige) echtelijke woning, waar het misbruik plaatsvond, heeft verlaten. Dat de ten laste gelegde seksuele handelingen in 2009 hebben plaatsgevonden, acht de rechtbank daarom niet aannemelijk.
Voorts overweegt de rechtbank dat uit de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] niet precies kan worden afgeleid wanneer de seksuele handelingen -en dan meer in het bijzonder het brengen van de penis van verdachte in de vagina van [slachtoffer 2] - hebben plaatsgevonden.
Gelet op het voorgaande en de door de rechtbank te bezigen bewijsmiddelen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de in feit 3 omschreven periode, te weten van 31 mei 2007 tot en met 30 mei 2008, met zijn dochter, die nog niet de leeftijd van 12 jaren had bereikt, handelingen heeft verricht, mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam. Daaraan doet de verklaring van verdachte dat het seksueel misbruik reeds in 2006 is aangevangen niet af. Voorts overweegt de rechtbank dat ook het brengen van een vinger op de clitoris en tussen de schaamlippen van het slachtoffer als seksueel binnendringen wordt aangemerkt (vgl. Hoge Raad 12 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3627 en Hoge Raad 18 mei 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6910).
Nu de rechtbank niet kan vaststellen dat er ook na mei 2008 ontuchtige handelingen, mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, hebben plaatsgevonden, is er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende bewijs voorhanden dat verdachte het onder 4 ten laste gelegde feit heeft begaan. Verdachte zal van dit feit derhalve worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Feiten 1 en 2
De rechtbank past met betrekking tot de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering:
1. De door verdachte op de terechtzitting van 25 augustus 2015 afgelegde verklaring;
2. een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015044886-6, d.d. 25 februari 2015, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] (p. 31 e.v.).
Feit 3
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 25 augustus 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb in 2007 en in 2008 meermalen seksuele handelingen verricht bij mijn dochter [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] . Dit gebeurde in de echtelijke woning in [pleegplaats] , gelegen in de gemeente Kollumerland c.a. Ik heb hierbij mijn vinger op de clitoris en tussen de schaamlippen van [slachtoffer 2] gebracht. Ook heb ik haar borsten aangeraakt.
2. De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer PL0100-2015044886, gesloten op 27 mei 2015, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
2.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015044886-8, d.d. 25 maart 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige 2] (p. 44 e.v.):
Ik ben de moeder van [slachtoffer 2] , geboren [geboortedatum slachtoffer 2] .
Haar vader [verdachte] heeft haar betast. [slachtoffer 2] vertelde mij dat [verdachte] haar betast had met zijn vingers. [verdachte] zei tegen mij dat hij het niet had moeten doen.
2.2.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015044886-21, d.d. 16 april 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige 2] (p. 48 e.v.):
Ik heb nogmaals met [slachtoffer 2] gesproken. Ik zei dat de politie was geweest en heb alles verteld wat heit heeft gedaan. Dat hij een paar keer seks had gehad en een keer met haar geneukt had. [slachtoffer 2] schrok en zei gelijk: “Dat is waar. Wat heit allemaal gezegd heeft is waar.”
2.3.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015044886-16, d.d. 9 april 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte (p. 66 e.v.):
Er is met mijn eigen dochter [slachtoffer 2] wat gebeurd. Die heb ik seksueel misbruikt. Dit is over een periode van twee jaar gebeurd. Ik ben met mijn vinger tussen de schaamlippen geweest en heb haar clitoris aangeraakt. Ook heb ik haar borsten en buik aangeraakt. Het is meerdere keren gebeurd. Er is in een periode van twee jaren een opbouw geweest. Iedere keer een stapje verder. Het gebeurde thuis, te weten in [pleegplaats] .
2.4.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015044886-22, d.d. 14 mei 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als haar bevindingen (p. 82 e.v.):
Op 14 mei 2015 benaderde ik (V) voor een gesprek [slachtoffer 2] (vrouw), geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] (S).
V: Je vader heeft verklaard dat hij ook meermalen met zijn vinger in je vagina is
geweest en aan je borsten heeft gezeten. Klopt dat?
S: Ja, dat klopt.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 26 augustus 2012 tot en met 25 augustus 2014 te [pleegplaats] , in de gemeente Kollumerland c.a, meermalen, met [slachtoffer 1] , geboren op
[geboortedatum slachtoffer 1] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ,
immers heeft verdachte
- meermalen zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer 1] gebracht en
- meermalen de (ontblote) borsten van die [slachtoffer 1] betast en
- meermalen over de kleding heen zijn geslachtsdeel laten betasten door die
[slachtoffer 1] ,
terwijl hij die [slachtoffer 1] verzorgde en opvoedde als behorend tot zijn gezin;
2.
hij in de periode van 26 augustus 2014 tot en met 30 november 2014 te [pleegplaats] , in de gemeente Kollumerland c.a, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] , die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of
mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ,
immers heeft verdachte
- meermalen zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer 1] gebracht en
- meermalen de (ontblote) borsten van die [slachtoffer 1] betast en
- meermalen over de kleding heen zijn geslachtsdeel laten betasten door die
[slachtoffer 1] ,
terwijl hij die [slachtoffer 1] verzorgde en opvoedde als behorend tot zijn gezin;
3.
hij in de periode van 31 mei 2007 tot en met 30 mei 2008 te
[pleegplaats] , in de gemeente Kollumerland c.a, meermalen, met zijn dochter [slachtoffer 2]
, geboren op [geboortedatum slachtoffer 2] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog
niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en)
uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 2]
, immers heeft verdachte
- meermalen, zijn vinger in de vagina, te weten op de clitoris en tussen de
schaamlippen van die [slachtoffer 2] gebracht en
- meermalen, de borsten van die [slachtoffer 2] betast.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl het feit is begaan tegen een kind dat hij verzorgt en opvoedt als behorend tot zijn gezin, meermalen gepleegd;
2. Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl het feit is begaan tegen een kind dat hij verzorgt en opvoedt als behorend tot zijn gezin, meermalen gepleegd;
3. Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van de minderjarige dochter van zijn vriendin met wie hij samenwoonde en eerder aan seksueel misbruik van zijn eigen dochter. Het misbruik heeft plaatsgevonden gedurende meerdere jaren ten opzichte van meerdere slachtoffers. Verdachte heeft door zijn handelen een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn dochter en de dochter van zijn vriendin en heeft hun seksuele ontwikkeling ernstig verstoord. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van incest nog gedurende langere tijd nadelige psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden. Verdachte heeft in het geheel geen rekening gehouden met het welzijn van de slachtoffers en heeft enkel gehandeld ter bevrediging van zijn eigen lustgevoelens. Daarnaast heeft de verdachte het vertrouwen dat zijn slachtoffers in hem als vader respectievelijk verzorger/opvoeder zouden moeten kunnen stellen in zeer ernstige mate beschaamd.
De rechtbank heeft acht geslagen op de over verdachte opgemaakte rapportages. Uit het psychiatrisch onderzoek volgt dat bij verdachte ten tijde van de delicten sprake was van ziekelijke stoornis bestaande uit een impulscontrole stoornis. Ook voldoet verdachte bij bewezenverklaring van de hem ten laste gelegde feiten aan de criteria van pedofilie, niet exclusieve type, incesttype. Er zijn geen aanwijzingen gevonden dat hij een kernpedofiel is. Daarnaast is sprake van een gebrekkige ontwikkeling bestaande uit een persoonlijkheidsstoornis NAO met ontwijkende trekken, gekenmerkt door conflictmijding, spanning en benauwdheid in contacten met anderen en een sterke zelfgerichtheid en gevoeligheid voor kritiek van anderen. Deze impulscontrolestoornis en persoonlijkheidsstoornis hadden een doorwerking in de gedragskeuzes van verdachte en om die reden wordt verdachte door de psychiater als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd. Het risico op herhaling wordt als hoog ingeschat, waarbij als belangrijke risicofactor de context van een kwetsbare partner met meisjes in de leeftijdscategorie van (pre)puberen wordt aangeduid. Een behandeling gericht op een delictscenario- en terugvalpreventieplan en indien de relatie met zijn vriendin wordt voortgezet systeemgesprekken wordt van belang geacht. Geadviseerd wordt een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met als voorwaarden dat verdachte zich onder toezicht stelt van de reclassering en de ambulante behandeling voortzet zoals deze in gang is gezet. Ook een lange proeftijd wordt van belang geacht. De bevindingen van de psycholoog komen in grote lijnen overeen met die van de psychiater. Ten aanzien van het strafadvies heeft de psycholoog naast het afronden van de reeds opgestarte behandeling bij GGZ Friesland de oplegging van ambulante psychotherapeutische behandeling ter vermindering van zijn persoonlijkheidspathologie en verbetering van zijn copingvaardigheden geadviseerd. De reclassering heeft de oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, het volgen van een ambulante behandeling en een contactverbod met [slachtoffer 1] geadviseerd.
De rechtbank verenigt zich met de conclusie van de psychiater en de psycholoog omtrent de toerekening van de feiten aan verdachte en maakt die conclusie tot de hare. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend, hetgeen strafverminderend werkt.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de ernst van de feiten, in het bijzonder gelet op de jonge leeftijd van de slachtoffers en de frequentie van het misbruik, een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur rechtvaardigt. Daaraan doet naar het oordeel van de rechtbank niet af dat de slachtoffers en hun familieleden tegenover de politie hebben aangegeven het met name van belang te vinden dat verdachte een behandeling ondergaat. De rechtbank is van oordeel dat de door de raadsman bepleite straf onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten, nog daargelaten dat het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf van een duur als door de raadsman bepleit op grond van het bepaalde in artikel 14a, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht niet mogelijk is.
Alles afwegende, zal de rechtbank uit het oogpunt van vergelding, maar ook uit het oogpunt van preventie een gevangenisstraf van 4 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk opleggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals deze in navolging van de deskundigen door de reclassering zijn omschreven. Met name gelet op het feit dat de veroordeelde een thans nog jong dochtertje heeft, acht de rechtbank het van groot belang dat verdachte een behandeling ondergaat. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf een proeftijd van 5 jaren verbinden, nu er gelet op de bevindingen van de deskundigen ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 244, 245 en 248 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 4 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 1 (één) jaar niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 5 (vijf) jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen 5 (vijf) dagen volgend op zijn ontslagdatum uit detentie meldt bij Reclassering Nederland op het [adres] ;
2. dat de veroordeelde zich zal laten behandelen voor zijn delictgedrag (zeden) bij de Forensische Polikliniek GGZ Friesland of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
3. dat de veroordeelde daarnaast een aanvullende psychiatrische behandeling ondergaat in een (reguliere) GGZ instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
4. dat de veroordeelde op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , geboren d.d. [geboortedatum slachtoffer 1] , woonachtig [woonadres] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.G. Wijma, voorzitter, mr. M. Jansen en mr. J.N.M. Blom, rechters, bijgestaan door mr. A. Dijkstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 september 2015.
Mr. Blom is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Wijma
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Jansen
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Dijkstra
locatie Leeuwarden,