ECLI:NL:RBNNE:2015:5495

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 november 2015
Publicatiedatum
27 november 2015
Zaaknummer
C18/160168/HA RK 15-352
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van statutair directeur en beëindiging arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 27 november 2015 uitspraak gedaan in een rekestprocedure tussen een verzoeker, die als statutair directeur werkzaam was bij Solidus Solutions Board B.V. (SSB), en de vennootschap zelf. De verzoeker, die eerder in dienst was bij Smurfit Kappa Solid Board B.V., werd op 26 augustus 2015 ontslagen door de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA) van SSSB. De verzoeker stelde dat zijn arbeidsovereenkomst op 26 augustus 2015 was geëindigd als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen van SSB en vorderde diverse vergoedingen, waaronder een transitievergoeding en een billijke vergoeding. SSB voerde verweer en stelde dat de verzoeker de verkeerde partij in rechte had betrokken, aangezien hij sinds de overname door Aurelius Lamba B.V. op 24 april 2015 in dienst was van SSSB en niet van SSB. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker inderdaad de verkeerde partij had aangeklaagd, omdat hij op basis van een Employment Agreement Managing Director met Aurelius Lamba B.V. in dienst was getreden bij SSSB. De rechtbank concludeerde dat de arbeidsovereenkomst pas op 29 februari 2016 eindigde, conform de opzegtermijn van zes maanden die in de arbeidsovereenkomst was vastgelegd. De rechtbank wees de vorderingen van de verzoeker af en bepaalde dat iedere partij de eigen kosten van de procedure draagt.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Groningen
zaaknummer / rekestnummer: C/18/160168 / HA RK 15-352
Beschikking van 27 november 2015
in de zaak van
[naam],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat mr. J.A. Gimbrère te Groningen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SOLIDUS SOLUTIONS BOARD B.V.,
gevestigd te Bad Nieuweschans,
verweerster,
advocaat mr. R.C.M. Andriessen te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [verzoeker] en SSB worden genoemd.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift
  • het verweerschrift
  • de mondelinge behandeling.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] , is op 1 december 1989 krachtens arbeidsovereenkomst in dienst getreden bij Smurfit Kappa Solid Board BV, thans SBB.
[verzoeker] was statutair bestuurder -financieel directeur- van (onder meer) die onderneming.
2.2.
Deze onderneming maakte tot medio april 2015 onderdeel uit van de Smurfit Kappa organisatie, te weten van de -voornamelijk in Nederland gevestigde- divisie die zich bezig houdt met de fabricage en verkoop van karton.
Op 24 april 2015 heeft de Duitse investeringsmaatschappij Aurelius A.G. (hierna: Aurelius) deze divisie van Smurfit Kappa overgenomen. Zij heeft daartoe -onder meer- in Nederland de vennootschap Aurelius Lamba B.V. opgericht, welke vennootschap op 24 april 2015 de aandelen van de tot voormelde divisie behorende werkmaatschappijen heeft overgenomen.
De namen van de betrokken vennootschappen zijn daarbij gewijzigd; voor zover hier van belang: - Smurfit Kappa Solid Board B.V. is gewijzigd in SBB en
- Aurelius Lamba B.V. in Solidus Solutions Solid Board B.V., hierna: SSSB.
2.3.
Op 10 april 2015 heeft [verzoeker] een Employment Agreement Managing Director ondertekend, waarin hij een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aangaat onder aldaar nader omschreven condities en voorts wordt overeengekomen dat [verzoeker] -nadat Smurfit Kappa haar aandelen heeft overgedragen- bij besluit van de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA) tot statutair directeur van de onderneming zal worden benoemd.
Blijkens dit schriftelijk contract is de partij waarmee [verzoeker] deze afspraken heeft gemaakt: Aurelius Lamba B.V., thans SSSB.
2.4.
[verzoeker] is op 26 augustus 2015 door de AVA van SSSB, te weten door Solidus Solutions Holding B.V. ,enig aandeelhouder van SSSB (hierna: SS Holding), per direct ontslagen als bestuurder van SSSB en de onder SSSB ressorterende vennootschappen.
2.5.
Tegelijkertijd is bij brief van 26 augustus 2015 door SSSB het dienstverband met [verzoeker] opgezegd -met inachtneming van de overeengekomen opzegtermijn van 6 maanden- tegen 29 februari 2016. [verzoeker] is daarbij door SSSB vrijgesteld van werk met behoud van zijn salaris.

3.Het verzoek en de beoordeling daarvan

3.1.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank thans voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op 26 augustus 2015 is geëindigd en dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen en/of nalaten van SSB. Naast een specificatie met eindaanspraken verzoekt [verzoeker] de rechtbank voorts -samengevat- SSB te veroordelen tot betaling van diverse bedragen tot een totaal bedrag van € 60.000,- ,voortvloeiend uit de arbeidsovereenkomst, alsook tot betaling van:
a. een bedrag van € 116.956 wegens onregelmatig ontslag op grond van art. 7:672 lid 9 BW b. een bedrag van € 233.907,96 als transitievergoeding op grond van artikel 7:673 BW en c. een bedrag van € 50.000,- als billijke vergoeding ex artikel 7:682 lid 3BW, met rente en (buitengerechtelijke incasso)kosten.
3.2.
[verzoeker] stelt, onder verwijzing naar de zogenoemde 15-april arresten van de Hoge Raad, dat met de beëindiging van de vennootschappelijke relatie ook de arbeidsrechtelijke relatie tussen de vennootschap en de statutair bestuurder eindigt en dat SSB dientengevolge per 26 augustus 2015 met [verzoeker] dient af te rekenen in plaats van hem nog 6 maanden "gegijzeld" te houden in een leeg dienstverband. Bij de eindafrekening maakt [verzoeker] daarbij aanspraak op de wettelijke transitievergoeding in plaats van de contractuele vergoeding nu artikel 3 lid 1c van het besluit Loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding voorziet in een ruimer bonusbegrip. Ten slotte maakt [verzoeker] aanspraak op een billijke vergoeding nu de opzegging in strijd met artikel 7:669 BW is gegeven, namelijk zonder opgave van één van de in de wet limitatief aangegeven ontslaggronden. Daarnaast is volgens [verzoeker] sprake van ernstig verwijtbaar handelen van (de directie van) Aurelius.
3.3.
SSB voert verweer, primair stellende dat de verzoeken van [verzoeker] zijn gebaseerd op twee fundamentele misvattingen, namelijk enerzijds de onjuiste aanname dat [verzoeker] (nog) in dienst is van SSB en anderzijds dat het dienstverband reeds zou zijn geëindigd. [verzoeker] heeft m.a.w. de verkeerde partij in rechte betrokken en is voorts prematuur met zijn vorderingen. Daarnaast voert SSB uitvoerig inhoudelijk verweer tegen de berekeningen en gestelde verwijten van [verzoeker] .
3.4.
De rechtbank zal vooreerst beoordelen of SSB als werkgever van [verzoeker] heeft te gelden, of dat -zoals SSB betoogt- SSSB sinds 24 april 2015 die rol vervult, zodat [verzoeker] ten onrechte SSB en niet SSSB thans in rechte aanspreekt.
3.5.
Tussen partijen is in confesso, dat [verzoeker] -voorafgaand aan de overname door Aurelius- in dienst was van SSB (toen nog Smurfit Kappa Solid Board geheten) en werkzaam was als financieel directeur (CFO) en statutair bestuurder bij die onderneming, alsook bij enkele andere werkmaatschappijen, behorend tot de divisie karton, van de Smurfit Kappa Groep. Tot de overname door Aurelius van die divisie in april 2015 kon -zo staat vast- SSB derhalve als de werkgever van [verzoeker] worden beschouwd.
3.6.
Door [verzoeker] is niet weersproken dat hij op 10 april 2015 een Employment Agreement Managing Director heeft ondertekend. Blijkens dit contract is hij een dienstverband aangegaan met Aurelius Lamba B.V., thans SSSB, en tegelijkertijd benoemd tot statutair directeur van die onderneming en een aantal daaraan verbonden werkmaatschappijen, waaronder SSB. Uit een overgelegd uittreksel van de Kamer van Koophandel blijkt dat [verzoeker] -naast SS Holding- per 20 april 2015 ook is ingeschreven als statutair directeur (CEO) van SSSB.
Evenmin is weersproken dat [verzoeker] , samen met de toenmalig CEO (algemeen directeur) van SSB, over de arbeidsvoorwaarden van dit contract heeft onderhandeld en zijn positie in dat opzicht heeft verbeterd ( waaronder, naar eigen stelling, een schadevergoedingsbepaling bij einde dienstverband, een hoger salaris en een optieprogramma). De omstandigheid dat het met de toenmalig algemeen directeur van SSB niet tot een ondertekend contract met Aurelius Lamba B.V. is gekomen (bedoelde algemeen directeur is bij de Smurfit Kappa Groep gebleven omdat geen overeenstemming werd bereikt over zijn salaris), terwijl [verzoeker] wel heeft getekend en daarbij de functie van CEO heeft overgenomen van zijn collega, voedt de stelling dat sprake was van een nieuw arbeidscontract met een andere werkgever, waarmee het contract met de oude werkgever werd beëindigd.
[verzoeker] "promoveerde" daarbij van CFO (financieel directeur) van een divisie -naast de CEO - naar de functie van CEO van de nieuw opgerichte grotere groepsholding. [verzoeker] heeft in dat verband ook erkend dat het aantal ondernemingen, waarvan hij nadien bestuurder werd, was toegenomen.
De rechtbank acht voorgaande feiten en omstandigheden bepalend voor het oordeel dat [verzoeker] ter gelegenheid van de overname bij SSSB in dienst is getreden, zodat SSB thans niet langer als zijn werkgever is aan te merken.
3.7.
[verzoeker] heeft nog aangevoerd dat "de werkelijkheid voor de schijn" gaat en dat de enkele vermelding op het contract nog niet maakt dat hij van werkgever is geswitcht; zijn loon wordt immers nog steeds door SBB betaald en ook zijn werk is hetzelfde gebleven. [verzoeker] meende dan ook nog steeds bij SBB in dienst te zijn ondanks de andere benaming in het arbeidscontract van 20 april 2015. Dit contract zou namelijk zien op door hem bij SSB bedongen nieuwe arbeidsvoorwaarden ter verbetering van zijn positie bij de overname door Aurelius. Dat het contract op naam van Aurelius Lamba B.V. was gesteld, was hem niet ontgaan, -zo stelt [verzoeker] - maar hij was afgegaan op de verklaring van de wederpartij dat zijn werkgeefster (toen nog Smurfit Kappa Solid Board) die nieuwe arbeidsvoorwaarden niet kon overeenkomen omdat Aurelius de aandelen nog niet had overgenomen.
3.8.
De rechtbank acht deze verklaring onvoldoende om de bewijskracht van het schriftelijk contract van 20 april 2015 op dit punt teniet te doen. [verzoeker] heeft immers zelf gesteld dat hij samen met zijn voormelde collega de verkoop van de divisie heeft voorbereid (zie verzoekschrift) en vervolgens intensief over de verbetering van zijn arbeidsvoorwaarden heeft onderhandeld. Ook heeft [verzoeker] erkend dat hij het contract, alvorens te tekenen, door een (bedrijfs)jurist van Smurfit Kappa heeft laten beoordelen. Dat [verzoeker] bij de ondertekening onder druk zou zijn gezet, zoals hij bij verzoekschrift heeft aangevoerd, staat haaks op zijn stelling dat hij juist belang had bij een ondertekening voorafgaand aan de aandelenovername door Aurelius. Ter zitting heeft de heer [A] , thans statutair bestuurder van SSSB, alsook van SSB, verklaard dat hij zowel voor als na de overname als directielid met [verzoeker] samenwerkte en dat [verzoeker] volledig op de hoogte was van de gang van zaken en de betekenis van de overstap naar (Aurelius Lamba) SSSB. De positie en met name financiële achtergrond van [verzoeker] maken dit ook aannemelijk.
Dat na de overname het werk voor [verzoeker] hetzelfde zou zijn gebleven, wordt reeds door de eigen stellingen van [verzoeker] weersproken. Waar [verzoeker] voor het overige geen bewijs van zijn stellingen heeft aangeboden, zal de rechtbank uitgaan van de (bewijskracht van de) tenaamstelling in het schriftelijk arbeidscontract en hetgeen [verzoeker] daartegen heeft ingebracht als onvoldoende onderbouwd tegenbewijs terzijde stellen.
3.9.
Het voorgaande leidt er toe dat [verzoeker] naar het oordeel van de rechtbank bij SSSB in dienst is, zodat hij de verkeerde partij in rechte heeft betrokken. De vorderingen van [verzoeker] tegen SSB zijn daarom niet toewijsbaar.
3.10.
Om proceseconomische redenen zal de rechtbank ook het andere verweer van SSB beoordelen, namelijk dat [verzoeker] zijn vorderingen prematuur heeft ingediend, aangezien deze alle uitgaan van een reeds beëindigd dienstverband, terwijl daarvan nog geen sprake is.
3.11.
Ook dit verweer slaagt.
Anders dan [verzoeker] betoogt kan naar het oordeel van de rechtbank uit de arresten van de Hoge Raad van 15 april 2005 slechts worden afgeleid dat in het vennootschapsrechtelijk ontslagbesluit van de vennootschap ook de bedoeling ligt besloten om een arbeidsrechtelijke opzeggingshandeling te verrichten. Deze wilsuiting maakt evenwel niet dat de arbeidsrechtelijke regels voor het overige, zoals de verplichting tot het in acht nemen van een overeengekomen opzegtermijn, niet langer gelden. Dat met een vennootschapsrechtelijk ontslag ook tegelijkertijd
van rechtswegeen met onmiddellijke ingang de arbeidsovereenkomst eindigt, zoals [verzoeker] stelt, onderschrijft de rechtbank dan ook niet. Deze lezing veronachtzaamt immers het belang van hetgeen bij arbeidsovereenkomst is overeengekomen, dan wel bij ontslagbesluit is bepaald.
3.12.
Dit blijkt ook uit de kernoverweging -in samenhang gelezen- van de betreffende arresten van de Hoge Raad:
Wanneer een natuurlijk persoon die als bestuurder van een naamloze of besloten vennootschap is benoemd en krachtens arbeidsovereenkomst zijn werkzaamheden verricht, bij een geldig besluit van het bevoegd orgaan van de vennootschap als bestuurder ontslag is verleend, verliest hij ingevolge art.2:134 lid 1 BW onderscheidenlijk art. 2: 244 lid 1 BW de hoedanigheid van bestuurder van de vennootschap en kan hij geen van de aan deze hoedanigheid verbonden bevoegdheden meer uitoefenen, maar behoeft dit niet tot gevolg te hebben dat ook de dienstbetrekking eindigt.
Het antwoord op de vraag welke gevolgen het ontslagbesluit heeft voor de arbeidsverhouding tussen de bestuurder en de vennootschap, moet worden gegeven aan de hand van het bepaalde in de arbeidsovereenkomst en in de op arbeidsovereenkomsten toepasselijke wetsbepalingen, voor zover Boek 2 deze wetsbepalingen niet uitdrukkelijk terzijde stelt (zie: HR 13 november 1992, JAR 1992/133).
Naar mede blijkt uit de wetgeschiedenis van (de voorloper van) de artikelen 2:134 en 2:244 BW (…) strekken deze bepalingen ertoe te bewerkstelligen dat door een ontslagbesluit ook een einde wordt gemaakt aan de arbeidsrechtelijke verhouding. Daarom heeft te gelden dat een ontslagbesluit in beginsel tevens beëindiging van de dienstbetrekking van de bestuurder tot gevolg heeft. Voor een uitzondering is slechts plaats indien een wettelijk ontslagverbod aan de beëindiging in de weg staat (…) of indien partijen anders overeenkomen.
(HR 15 april 2005 ECLI: NL:HR: AS2030; JAR 2005/117 en JAR 2005/153)
3.13.
In deze zaak heeft de AVA (lees: de SS Holding als enig aandeelhoudster) van SSSB bij ontslagbesluit van 26 augustus 2015 [verzoeker] met onmiddellijke ingang ontslagen als statutair bestuurder en voorts de overgebleven bestuurder belast met de (gelijktijdige) opzegging van de arbeidsovereenkomst met inachtneming van de geldende opzegtermijn. Die opzegging van de arbeidsovereenkomst is door SSSB bij brief van 26 augustus 2015 aan [verzoeker] gedaan, met inachtneming van de contractueel overeengekomen opzegtermijn van 6 maanden, tegen 29 februari 2016.
Gelet op deze opzegging is de rechtbank van oordeel dat de arbeidsovereenkomst eerst eindigt op laatstgenoemde datum (zie ook: ECLI:NL:GHARL:2014:518).
3.14.
De omstandigheid dat [verzoeker] het onredelijk, zelfs onaanvaardbaar vindt om gedurende deze opzegtermijn "gegijzeld" te worden in een inhoudsloos dienstverband, waardoor hij bovendien feitelijk langer wordt gebonden aan zijn non-concurrentiebeding, maakt dit niet anders. Daartoe staan hem andere (gerechtelijke) wegen ter beschikking.
3.15.
De rechtbank ontzegt [verzoeker] op grond van het voorgaande zijn vorderingen. De rechtbank ziet evenwel aanleiding in de aard van het geschil om de kosten van de procedure te compenseren in dier voege dat partijen ieder de eigen kosten dragen.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst af het gevorderde,
4.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten van deze procedure draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.J. Oostdijk en in het openbaar uitgesproken op 27 november 2015. [1]

Voetnoten

1.type: