ECLI:NL:RBNNE:2016:1213
Rechtbank Noord-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Sluiting van een huurwoning wegens drugshandel en de beoordeling van de voorlopige voorziening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 2 maart 2016 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoekster uit Leeuwarden. De burgemeester van Leeuwarden had op 15 februari 2016 besloten om de woning van verzoekster voor een periode van zes maanden te sluiten wegens overtreding van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet. Dit besluit volgde op meldingen van drugshandel en een bestuurlijke rapportage van de politie waarin diverse drugs en druggerelateerde voorwerpen in de woning werden aangetroffen. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, die op 25 februari 2016 werd behandeld.
De voorzieningenrechter overwoog dat er sprake was van een spoedeisend belang, aangezien de sluiting van de woning op 29 februari 2016 zou ingaan. De rechter stelde vast dat de aangetroffen hoeveelheden hard- en softdrugs de grenzen voor eigen gebruik overschreden, wat duidt op handel. Ondanks de betwisting van verzoekster dat er geen bewijs was voor drugshandel, oordeelde de voorzieningenrechter dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten op basis van de aangetroffen feiten en omstandigheden.
Echter, de voorzieningenrechter erkende ook de kwetsbaarheid van verzoekster en haar gezin, met name haar zoon die een ontwikkelingsstoornis heeft. Gezien deze bijzondere omstandigheden, en het feit dat er geen aanwijzingen waren voor overlast, besloot de voorzieningenrechter om het bestreden besluit te schorsen tot zes weken na de bekendmaking van een nieuw besluit op het bezwaarschrift van verzoekster. Tevens werd de burgemeester veroordeeld in de proceskosten van verzoekster.