ECLI:NL:RBNNE:2016:2849

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 juni 2016
Publicatiedatum
16 juni 2016
Zaaknummer
4662583 CV EXPL 15-16771
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van onverschuldigde betaling en beoordeling van overeenkomst tot vermelding in online bedrijvengids

In deze zaak vordert eiseres, een kapster met een eenmanszaak, terugbetaling van € 20.580,24 van gedaagde, een internetondernemer die vermeldingen in zijn online bedrijvengids aanbiedt. Eiseres heeft betalingen gedaan op basis van facturen van gedaagde, maar stelt dat er geen rechtsgrond voor deze betalingen bestaat, omdat er geen overeenkomst tot stand is gekomen. Gedaagde betwist dit en stelt dat er wel degelijk overeenkomsten zijn gesloten. De rechtbank beoordeelt de feiten en komt tot de conclusie dat gedaagde niet kan aantonen dat er een geldige overeenkomst is, omdat de door hem overgelegde opdrachtbevestiging niet door eiseres is ondertekend. De rechtbank oordeelt dat eiseres onverschuldigd heeft betaald en dat gedaagde het bedrag aan eiseres moet terugbetalen, vermeerderd met wettelijke rente en incassokosten. De rechtbank wijst de vordering van eiseres toe en veroordeelt gedaagde in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
zaaknummer / rolnummer: 4662583 CV EXPL 15-16771
Vonnis van 21 juni 2016
in de zaak van
[Eiseres],
die woont in Ede,
eiser,
gemachtigde mr. S. Scheltinga, die kantoor houdt in Amsterdam,
tegen
[gedaagde partij],
gedaagde,
gemachtigde mr. Y.M. Prins, die kantoor houdt in Groningen.
Partijen zullen hierna [Eiseres] en [gedaagde partij] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 25 november 2016;
- de conclusie van antwoord van 19 januari 2016;
- de conclusie van repliek, tevens van vermeerdering van eis van 15 maart 2016;
- de conclusie van dupliek van 10 mei 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De rechtbank zal bij de beoordeling van het geschil uitgaan van de volgende feiten
die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of niet voldoende betwist, tussen partijen vaststaan.
2.2.
[Eiseres] is kapster. Zij heeft een eenmanszaak en handelt onder de naam " [naam eenmanszaak] ".
2.3.
[gedaagde partij] is internetondernemer. Hij heeft een eenmanszaak en handelt onder de naam "Media for You". [gedaagde partij] vermarkt vermeldingen in zijn online bedrijvengids www.onlinebedrijven-gids.nl.
2.4.
[gedaagde partij] heeft aan [Eiseres] kosten gefactureerd voor de vermelding in zijn bedrijvengids en [Eiseres] heeft op grond van die facturen betalingen aan [gedaagde partij] gedaan.

3.Het geschil

3.1.
[Eiseres] vordert, na wijziging van eis en verkort weergegeven, veroordeling van [gedaagde partij] tot betaling van € 20.580,24 vermeerderd met rente, incasso- en proceskosten. Voor zover die vordering niet wordt toegewezen en vast komt te staan dat tussen partijen wel overeenkomsten tot stand zijn gekomen, vordert [Eiseres] een verklaring voor recht dat die overeenkomsten gebrekkig tot stand zijn gekomen en dat de kantonrechter die overeenkomsten vernietigt, met veroordeling van [gedaagde partij] tot betaling van € 20.580,24 vermeerderd met rente, incasso- en proceskosten. Daartoe stelt [Eiseres] , samengevat weergegeven, dat [gedaagde partij] aan haar kosten heeft gefactureerd voor de vermelding op een website en dat zij mede door de dreiging van [gedaagde partij] dat incassomaatregelen tegen haar worden genomen, in totaal € 20.580,24 aan [gedaagde partij] heeft betaald. [Eiseres] stelt dat voor die betaling geen rechtsgrond bestaat. Volgens [Eiseres] is haar voorgehouden, onder meer door middel van betalingsherinneringen, dat zij een overeenkomst met [gedaagde partij] zou hebben gesloten die haar verplicht tot betaling van aan haar gefactureerde kosten. [Eiseres] stelt dat die overeenkomst niet bestaat, maar als dit wel zo zou zijn die overeenkomst vernietigbaar is op grond van bedrog, misbruik van omstandigheden of dwaling.
3.2.
[gedaagde partij] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [Eiseres] , althans tot afwijzing van haar vordering. Daartoe voert [gedaagde partij] aan, samengevat weergegeven, dat hij met [Eiseres] tot twee maal toe een overeenkomst heeft gesloten. Volgens [gedaagde partij] heeft [Eiseres] op grond van die overeenkomsten een vermelding op zijn website afgenomen, zijn daarvoor kosten aan haar gefactureerd en heeft zij die kosten voldaan. Volgens [gedaagde partij] is geen ongeoorloofde druk tot betaling uitgeoefend en wordt het beroep op bedrog, misbruik van omstandigheden en dwaling ook niet voldoende met feiten onderbouwd.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak, samengevat weergegeven met het oog op een doelmatige bespreking, om het volgende. [Eiseres] heeft betalingen aan [gedaagde partij] gedaan, omdat zij in de veronderstelling verkeerde daartoe gehouden te zijn. Volgens haar was zij echter tot geen enkele betaling verplicht, omdat tussen partijen nooit een overeenkomst tot stand is gekomen. Dat wordt door [gedaagde partij] betwist. [gedaagde partij] stelt dat partijen twee overeenkomsten hebben gesloten die [Eiseres] verplichten de aan haar gefactureerde kosten te voldoen. Tussen partijen is verder in geschil of, als ervan moet worden uitgegaan dat zij wel overeenkomsten met elkaar hebben gesloten, die overeenkomsten vernietigbaar zijn op grond van bedrog, misbruik van omstandigheden of dwaling. Ten aanzien van de tegen deze achtergrond tussen partijen opgekomen geschilpunten wordt als volgt overwogen.
4.2.
Uit de door [gedaagde partij] tot zijn verweer betrokken stellingen blijkt dat hij door telefonische acquisitie vermeldingen verkoopt voor zijn website www.onlinebedrijven-gids.nl. Aan de totstandkoming van dergelijke overeenkomsten mogen gelet op wat in het handelsverkeer gebruikelijk is, hoge eisen worden gesteld. Dergelijke overeenkomsten kunnen door een telefonisch aanbod en aanvaarding daarvan tot stand komen. Wanneer echter - zoals in dit geval - de totstandkoming van een overeenkomst gemotiveerd wordt weersproken en is nagelaten de overeenkomst schriftelijk vast te leggen, dan komt dit in beginsel voor rekening en risico komen van degene die zich van telefonische acquisitie bedient, maar die heeft verzuimd schriftelijk vast te leggen wat met de opdrachtgever is overeengekomen.
4.3.
[gedaagde partij] die tot zijn verweer stelt dat hij twee overeenkomsten met [Eiseres] heeft gesloten, onderbouwt zijn stellingen met het overleggen van één opdrachtbevestiging die door [Eiseres] zou zijn ondertekend. [Eiseres] tegen wie de opdrachtbevestiging door ondertekening daarvan dwingend bewijs zou leveren, heeft stellig ontkend dat zij haar handtekening onder de opdrachtbevestiging heeft gezet. Op grond van art. 159 Rv brengt die stellige ontkenning met zich dat de opdrachtbevestiging geen bewijs oplevert, zolang niet is bewezen van wie de ondertekening afkomstig is.
4.4.
De kantonrechter ziet echter geen aanleiding om [gedaagde partij] tot bewijs van de ondertekening door [Eiseres] toe te laten. Daarvoor is redengevend dat de opdrachtbevestiging niet tot het bewijs van het bestaan van overeenkomsten kan leiden die [gedaagde partij] recht geven op betaling van de door hem aan [Eiseres] gefactureerde kosten.
4.5.
De door [gedaagde partij] geproduceerde opdrachtbevestiging is gedateerd op 28 augustus 2013. De opdrachtbevestiging vermeldt dat in de periode die aanvangt in augustus 2014 en die eindigt in augustus 2015, bedrijfsgegevens zullen worden vermeld op de website van [gedaagde partij] . De opdrachtbevestiging vermeldt een prijs van € 69,-- per maand die
voorafzal worden gefactureerd. Een en ander verhoudt zich op geen enkele wijze met wat aan [Eiseres] in werkelijkheid is gefactureerd. Dat klemt te meer, omdat [gedaagde partij] ondanks het ook daarop gerichte verweer van [Eiseres] , geen enkel zicht heeft gegeven op prestaties die hij heeft geleverd die het factureren van de zeer aanzienlijke kosten aan [Eiseres] kunnen rechtvaardigen.
4.6.
Onder zodanige omstandigheden komt het in beginsel voor rekening en risico van [gedaagde partij] dat hij niet door een ondertekende opdrachtbevestiging kan onderbouwen dat hij overeenkomsten heeft gesloten met een zodanige inhoud dat de door hem gezonden facturen daar naar kunnen worden herleid.
4.7.
Gelet op het voorgaande kan in deze procedure niet komen vast te staan dat [Eiseres] opdracht heeft gegeven voor de diensten die [gedaagde partij] haar in rekening heeft gebracht. Wat [Eiseres] aan [gedaagde partij] heeft betaald is daarom onverschuldigd betaald.
4.8.
Onder randnummer 11 van de conclusie van antwoord stelt [gedaagde partij] dat [Eiseres] een drietal betalingen aan hem heeft gedaan. Uit wat [gedaagde partij] stelt blijkt dat [Eiseres] in ieder geval € 19.578,36 aan [gedaagde partij] heeft betaald. [gedaagde partij] heeft als productie 2 bij antwoord een overzicht in het geding gebracht van de betalingen die [Eiseres] aan hem heeft gedaan. [Eiseres] heeft op dat overzicht een beroep gedaan. Uit dat overzicht blijkt dat [Eiseres] ook nog een bedrag van € 1.001,88 aan [gedaagde partij] heeft gedaan. Een en ander leidt tot de slotsom dat [Eiseres] in totaal
€ 20.580,24 aan [gedaagde partij] heeft betaald. [gedaagde partij] zal dit bedrag aan [Eiseres] moeten terugbetalen.
4.9.
[gedaagde partij] is gehouden wettelijke rente aan [Eiseres] te vergoeden, vanaf het moment dat hij de betalingen heeft ontvangen (art. 6:205 BW).
4.10.
De bijkomend gevorderde vergoeding van incassokosten zal worden toegewezen. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. De kantonrechter stelt verder vast dat [Eiseres] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Conform het Rapport BGK zal de kantonrechter de gevorderde incassokosten toewijzen.
4.11.
[gedaagde partij] zal als de in het ongelijk te stellen partijen worden veroordeeld in de op de voor kantonzaken gebruikelijke wijze te begroten (na-)kosten.

5.De beslissing

De kantonrechter
1. veroordeelt [gedaagde partij] tot betaling van € 20.580,24, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf het moment dat hij betaald heeft gekregen tot het moment waarop volledige betaling aan [Eiseres] plaatsvindt,
2. veroordeelt [gedaagde partij] tot betaling van de buitengerechtelijke kosten ter grootte van
€ 970,78 vermeerderd met € 203,86 aan BTW,
3. veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten die tot op heden aan de zijde van [Eiseres] worden begroot op € 99,99 aan explootkosten, € 466,-- aan griffierecht en € 800,-- aan salaris gemachtigde en € 100,-- aan nakosten,
4. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.R. Tromp, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2016. [1]

Voetnoten

1.type: