3.1.De provincie Drenthe vordert, na wijziging van eis, dat de rechtbank zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht verklaart dat de huurovereenkomst tussen de provincie Drenthe en OHN
rechtsgeldig is opgezegd tegen 31 december 2013;
2. OHN veroordeelt om de locatie ‘t Klooster, kadastraal bekend gemeente Coevorden,
sectie L, nummer 449 met al het hare en al de haren te ontruimen en in onbebouwde staat
aan de Provincie Drenthe op te leveren binnen 4 weken na datum vonnis op verbeurte van
een dwangsom van € 1.000,-- per dag dat zij daarmee in gebreke blijft;
3 OHN te veroordeelt tot betaling van de huurprijs berekend volgens artikel 11 van de
privaatrechtelijke vergunning vanaf 1 januari 2015 tot aan de dag der algehele ontruiming.
subsidiair:
1. de tussen partijen bestaande overeenkomst met betrekking tot de locatie ‘t Klooster,
kadastraal bekend gemeente Coevorden, sectie L, nummer 449 beëindigt per datum
van het vonnis, althans op een in goede justitie te bepalen datum;
2. OHN veroordeelt om de locatie ‘t Klooster, kadastraal bekend gemeente Coevorden,
sectie L, nummer 449 met al het hare en al de haren te ontruimen en in onbebouwde staat
aan de provincie Drenthe op te leveren binnen 4 weken na datum vonnis, althans op een in
goede justitie te bepalen datum, op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- per dag dat
zij daarmee in gebreke blijft;
3 OHN te veroordeelt tot betaling van de huurprijs berekend volgens artikel 11 van de
privaatrechtelijke vergunning vanaf 1 januari 2015 tot aan de dag der algehele ontruiming.
primair en subsidiair:
OHN veroordeelt in de proceskosten en nakosten.
Volgens de provincie Drenthe bestaat tussen haar en OHN een huurovereenkomst (betreffende onbebouwd onroerend goed) en heeft zij deze rechtsgeldig opgezegd. Uit de Akte van privaatrechtelijke vergunning volgt dat deze opzegbaar is en de provincie Drenthe had en heeft bij opzegging (zwaarwegend) belang dat bestaat uit de noodzakelijke reconstructie van de N34. De provincie Drenthe betwist dat zij is gebonden aan afspraken uit het Convenant en de Bilaterale Overeenkomst (als er al zo'n overeenkomst zou zijn) en dat de Benzinewet van toepassing is. Daarbij is van doorslaggevend belang dat de N34 geen rijksweg meer is. Als de rechtbank anders oordeelt, meent de provincie Drenthe dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is haar aan de verplichtingen van het Convenant en de Benzinewet te houden; er is niet voorzien in de situatie waarin een rijksweg wordt overgedragen aan een provincie, zodat de provincie Drenthe niet is gehouden tot veiling van de locatie over te gaan, of een vervangende locatie aan te bieden. Zij stelt dit ook niet te kunnen.