In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 4 augustus 2016 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Nigeriaanse man geboren op 1 januari 1986, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie niet in behandeling genomen, omdat Italië als verantwoordelijk land werd aangemerkt op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, stellende dat hij als kwetsbaar persoon niet veilig naar Italië kan worden overgedragen vanwege de gebrekkige opvangvoorzieningen en de risico's op schending van artikel 3 van het EVRM.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Italiaanse autoriteiten niet tijdig op het verzoek om overname hebben gereageerd, waardoor Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft aangevoerd dat hij bij overdracht aan Italië het risico loopt op onmenselijke of vernederende behandeling, en heeft verwezen naar het arrest Tarakhel van het EHRM, waarin werd geoordeeld dat Italië onvoldoende garanties biedt voor de opvang van kwetsbare personen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris zich terecht op het interstatelijke vertrouwensbeginsel heeft beroepen, en dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat Italië zijn verdragsverplichtingen niet nakomt.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder zijn gezondheidsklachten en de vermeende tekortkomingen in de Italiaanse asielprocedure, niet overtuigend geacht. De rechtbank concludeert dat er geen individuele garanties van de Italiaanse autoriteiten vereist zijn voor de overdracht van eiser, en dat de staatssecretaris niet gehouden is om van zijn bevoegdheid gebruik te maken om de asielaanvraag zelf te behandelen. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.