2.6.[eiseres] heeft [gedaagde 1] en Profiel verzocht om de drie citaten te rectificeren. Naar aanleiding van de correspondentie die tussen partijen in dit verband heeft plaatsgevonden hebben [gedaagden] in het op 1 april 2015 verschenen deel 3B van de serie op p. 187-188 een tekst getiteld
Aanvulling en rectificatie Het Scholtenhuis 1940-1945, Deel 1, Daden (Bedum 2009)opgenomen (hierna: de Aanvulling). In de tekst wordt vermeld:
In deel I van Het Scholtenhuis 1940-1945, Daden is in hoofdstuk 7 en hoofdstuk 12 geschreven over OD-verzetsman [vader] [eiseres] . Nabestaanden van [vader] [eiseres] hebben bezwaar gemaakt tegen het geschetste beeld in de volgende passages.
[rb: de laatste zinnen van citaat 1]
Reactie:
Deze passage is gebaseerd op het Rapport Zijlema, OD-verslagen (OVCG, inv. nr. 2220). Hierin staat onder meer te lezen: ‘Belangrijke berichten doorgegeven aan de Radiodienst. In het eerst werd geregeld besprekingen gehouden te Hoogkerk, later is dit tot een minimum beperkt. Eén keer, tijdens een bespreking bij den Heer Eilander, deed de Grüne een inval. Alles liep gelukkig goed af, maar wij hebben de Chef-Staf toen gewaarschuwd de uiterste voorzichtigheid te betrachten. Dit liet o.i. wel eens iets te wensen over en nu de zaak weer rolde, moest ze eigenlijk niet weer stuk gaan.’
Naar het oordeel van de auteur en het bestuur OVCG is hiermee het gestelde met betrekking tot de waarschuwing aan [eiseres] voldoende onderbouwd. Bij het schrijven van deel 1 heeft de auteur zich gebaseerd op de in deel 1 genoemde bronnen, manuscripten en publicaties. Dat na het verschijnen van deel 1 nieuwe publicaties en andere bronnen tot een gewijzigd inzicht kunnen leiden wordt onderkend, maar dit impliceert niet dat met terugwerkende kracht het in deel 1 gestelde gerectificeerd zou moeten worden.
[rb: de eerste drie zinnen van citaat 3]
Bij deze passage ontbreekt een noot. De passage is gebaseerd op de herhaalde mondelinge getuigenissen van verzetsman [verzetsman] , die destijds als POD/PRA-medewerker onder andere Lehnhoff en Kaper over deze zaak heeft verhoord en met wie de auteur in de jaren 2000-2007 regelmatig sprak over zijn jaren bij de POD/PRA. Daarnaast refereren de Od’ers [Od' er 1] en [Od' er 2] in de BS-verslagen (OVCG, toegang 2220, resp. blz. 205 en 373) aan het feit dat [eiseres] arrestatie tot nieuwe arrestaties leidde en [Od' er 2] ook opmerkt dat [eiseres] op het Scholtenhuis zaken zou hebben opgeschreven. Het bestuur OVCG en de auteur erkennen dat op grond van deze bronnen echter niet vast te stellen is dat er door [eiseres] tijdens de verhoren een lijst met complete informatie van de NBS is aangegeven en dat de zin met betrekking tot [eiseres] dus zo niet had moeten worden geformuleerd.
Tenslotte vinden de nabestaanden dat er in hoofdstuk 12 , waarin op blz. 169 en 170 de fusillade bij Anloo wordt beschreven, waarbij ook [eiseres] om het leven wordt gebracht onvoldoende melding wordt gemaakt van de (duur van de) mishandelingen voorafgaande aan de executie.
Reactie:
In aanvulling op het gestelde op p. 169 kan worden vermeld dat in het Proces Verbaal van de Koninklijke Marechaussee d.d. 8 mei 1945 (NA, CABR, inv. Nr. 87564, Assen O-174) staat te lezen dat uit onderzoek bleek ‘dat op Zondag 8 april 1945 te omstreeks 6.00 uur ’s nam. Een grote Duitse overvalwagen, zeer waarschijnlijk voorzien van een rode kruis teken, door bedoeld bos is gereden en dit te omstreeks 9.00 uur weer heeft verlaten. Uit alles blijkt ook dat vrijzeker kan worden aangenomen, dat de slachtoffers levens naar het bos zijn vervoerd en daar ter plaatse eerst zijn verminkd en mishandeld en daarna door een nekschot zijn gedood’.
Met bovenstaande aanvullingen en rectificatie menen wij voldoende recht te doen aan de door de nabestaanden geuite bezwaren.