Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
vonnis van de kantonrechter ex art. 254 lid 5 Rv d.d. 19 oktober 2016
[eiser] ,
Het procesverloop
De feiten
De vordering
Het verweer
De beoordeling
€ 600,00
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 19 oktober 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, BRF Holland B.V. De werknemer vorderde onder andere om weer in staat gesteld te worden zijn werkzaamheden als accountmanager uit te oefenen, nadat hij was geïnformeerd dat zijn functie per 31 januari 2017 zou komen te vervallen als gevolg van een reorganisatie. De werknemer betwistte de rechtmatigheid van deze reorganisatie en voerde aan dat hij feitelijk al van zijn werkzaamheden was afgesloten, wat zijn positie ernstig benadeelde. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer een spoedeisend belang had bij zijn vorderingen, omdat hij door de werkgever feitelijk buiten spel was gezet. De rechter oordeelde dat BRF Holland niet als goed werkgever had gehandeld door de werknemer niet in staat te stellen zijn bedongen arbeid te verrichten. De vorderingen van de werknemer werden grotendeels toegewezen, inclusief de verplichting voor BRF Holland om de werknemer binnen 24 uur weer toegang te geven tot zijn werkzaamheden en klanten, met een dwangsom voor het geval van niet-naleving. Tevens werd BRF Holland veroordeeld tot het verspreiden van een interne rectificatie over de verantwoordelijkheden van de werknemer.