ECLI:NL:RBNNE:2016:5669

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 december 2016
Publicatiedatum
2 januari 2017
Zaaknummer
18-730124-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 71-jarige man wegens medeplichtigheid aan mensenhandel met betrekking tot twee Braziliaanse vrouwen

Op 19 december 2016 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, een 71-jarige man uit Drogeham veroordeeld voor medeplichtigheid aan mensenhandel, meermalen gepleegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een jonge Braziliaanse vrouw, die onder valse voorwendselen naar Nederland was gehaald, heeft gehuisvest en naar escortafspraken heeft gebracht. De rechtbank achtte niet bewezen dat de verdachte heeft geprofiteerd van de verdiensten van het slachtoffer. De verdachte werd vrijgesproken van medeplegen van en medeplichtigheid aan mensenhandel ten opzichte van een ander slachtoffer. De zaak kwam aan het licht na aangifte door de slachtoffers, die verklaarden dat zij door de verdachte en zijn medeverdachten onder druk waren gezet om in de prostitutie te werken. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor dwang en uitbuiting van het eerste slachtoffer, maar dat er wel sprake was van medeplichtigheid aan mensenhandel ten aanzien van het tweede slachtoffer. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730124-14

vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

19 december 2016 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
10, 11, 15 en 17 november 2016 en 5 december 2016.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.C.L. Crozier, advocaat te Sneek.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2010 tot 1 januari 2011, te
[pleegplaats 1] en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, een ander, genaamd [slachtoffer 1] (roepnaam [slachtoffer 1] )
A. (sub 1) door dwang, geweld of een andere feitelijkheid of door dreiging met geweld of
een andere feitelijkheid en/of door misleiding en/of door misbruik van uit
feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een
kwetsbare positie, heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of
opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1]
en/of
B. (sub 4) met een van de onder A. genoemde middelen, heeft gedwongen of bewogen zich
beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten dan wel onder
een of meer van de onder A. genoemde omstandigheden enige handelingen heeft
ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of
redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar
stelde tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard)
C. (sub 9) een ander, te weten die [slachtoffer 1] met een van de onder A.genoemde middelen,
heeft gedwongen dan wel heeft bewogen verdachte en/of verdachtes mededader(s)
te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met of voor een derde
immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen:
- die [slachtoffer 1] en/of diens partner opgehaald vanaf Schiphol en/of
ondergebracht in zijn, verdachtes, woning in [pleegplaats 1] en/of
- die [slachtoffer 1] naar een man gebracht en/of (daarbij) condooms verstrekt en/of
gezegd dat zij daar één uur moest blijven en dan 200,- euro zou krijgen en/of
- die [slachtoffer 1] en/of diens partner geslagen en/of geschopt en/of
- tegen [slachtoffer 1] gezegd dat zij moest werken, omdat zij nog een schuld open
had staan van het vliegticket en/of
- ( een) (escort)advertentie(s) in de krant geplaatst, waarin [slachtoffer 1]
zich aanbood voor het verlenen van seksuele diensten tegen betaling en/of
- [slachtoffer 1] sexy kleding en/of condooms en/of een sponsje verstrekt ten
behoeve van het werken in de prostitutie en/of
- ( een gedeelte van) het door [slachtoffer 1] verdiende geld ingenomen en/of
afgepakt en/of door [slachtoffer 1] laten afstaan en/of
- de paspoorten van [slachtoffer 1] en/of diens partner afgepakt en/of laten
afstaan en/of
- afspraken met klanten voor prostitutie voor [slachtoffer 1] gemaakt en/of
[slachtoffer 1] naar klanten voor prostitutie gebracht en/of
terwijl [slachtoffer 1] de Nederlandse taal niet of onvoldoende sprak/beheerste
en/of onbekend was in Nederland en/of (bijna) niemand in Nederland kende
en/of niet over eigen huisvesting en/of inkomsten in Nederland beschikte en/of
illegaal in Nederland verbleef en/of/aldus bewerkstelligd dat [slachtoffer 1]
van hem, verdachte, en/of diens mededader(s) afhankelijk was;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] in of omstreeks de periode van 1
mei 2010 tot 1 januari 2011, te [pleegplaats 1] en/of (elders) in Nederland, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een ander, genaamd
[slachtoffer 1] (roepnaam [slachtoffer 1] )
A. (sub 1) door dwang, geweld of een andere feitelijkheid of door dreiging met geweld of
een andere feitelijkheid en/of door misleiding en/of door misbruik van uit
feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een
kwetsbare positie, heeft/hebben geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of
opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1]
en/of
B. (sub 4) met een van de onder A. genoemde middelen, heeft/hebben gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten dan wel
onder een of meer van de onder A. genoemde omstandigheden enige handelingen
heeft ondernomen waarvan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of diens
mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1]
zich daardoor beschikbaar stelde tot het verrichten van arbeid of diensten
(van seksuele aard)
en/of
C. (sub 9) een ander, te weten die [slachtoffer 1] met een van de onder A.genoemde middelen,
heeft/hebben gedwongen dan wel heeft bewogen die [medeverdachte 1] en/of
[medeverdachte 2] en/of diens mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van de
seksuele handelingen van [slachtoffer 1] met of voor een derde
immers heeft/hebben die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] , tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen:
- die [slachtoffer 1] en/of diens partner opgehaald vanaf Schiphol en/of
ondergebracht in een woning in [pleegplaats 1] en/of
- die [slachtoffer 1] naar een man gebracht en/of (daarbij) condooms verstrekt en/of
gezegd dat zij daar één uur moest blijven en dan 200,- euro zou krijgen en/of
- die [slachtoffer 1] en/of diens partner geslagen en/of geschopt en/of
- tegen [slachtoffer 1] gezegd dat zij moest werken, omdat zij nog een schuld open
had staan van het vliegticket en/of
- ( een) (escort)advertentie(s) in de krant geplaatst, waarin die [slachtoffer 1]
zich aanbood voor het verlenen van seksuele diensten tegen betaling en/of
- die [slachtoffer 1] sexy kleding en/of condooms en/of een sponsje verstrekt ten
behoeve van het werken in de prostitutie en/of
- ( een gedeelte van) het door die [slachtoffer 1] verdiende geld ingenomen en/of
afgepakt en/of door die [slachtoffer 1] laten afstaan en/of
- de paspoorten van die [slachtoffer 1] en/of diens partner afgepakt en/of laten
afstaan en/of
- afspraken met klanten voor prostitutie voor die [slachtoffer 1] gemaakt en/of
die [slachtoffer 1] naar klanten voor prostitutie gebracht en/of
terwijl die [slachtoffer 1] de Nederlandse taal niet of onvoldoende sprak/beheerste
en/of onbekend was in Nederland en/of (bijna) niemand in Nederland kende
en/of niet over eigen huisvesting en/of inkomsten in Nederland beschikte en/of
illegaal in Nederland verbleef en/of/aldus bewerkstelligd dat die [slachtoffer 1]
van die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of diens mededader(s)
afhankelijk was,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de
periode van 1 augustus 2010 tot 1 januari 2011, te [pleegplaats 1] en/of elders in
Nederland opzettelijk gelegenheid heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam
is geweest door:
- zijn, verdachtes, woning ter beschikking te stellen voor onderdak en/of
prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 1] en/of
- die [slachtoffer 1] te vervoeren naar klanten voor prostitutie;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2010 tot 1 januari 2011, te
[pleegplaats 1] en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de
uitbuiting van een ander, te weten [slachtoffer 1] (roepnaam [slachtoffer 1] ),
immers heeft hij, verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen:
- die [slachtoffer 1] en/of diens partner opgehaald vanaf Schiphol en/of
ondergebracht in zijn, verdachtes, woning in [pleegplaats 1] en/of
- die [slachtoffer 1] naar een man gebracht en/of (daarbij) condooms verstrekt en/of
gezegd dat zij daar één uur moest blijven en dan 200,- euro zou krijgen en/of
- [slachtoffer 1] en/of diens partner geslagen en/of geschopt en/of
- tegen [slachtoffer 1] gezegd dat zij moest werken, omdat zij nog een schuld open
had staan van het vliegticket en/of
- ( een) (escort)advertentie(s) in de krant geplaatst, waarin die [slachtoffer 1]
zich aanbood voor het verlenen van seksuele diensten tegen betaling en/of
- die [slachtoffer 1] sexy kleding en/of condooms en/of een sponsje verstrekt ten
behoeve van het werken in de prostitutie en/of
- ( een gedeelte van) het door die [slachtoffer 1] verdiende geld ingenomen en/of
afgepakt en/of door die [slachtoffer 1] laten afstaan aan hem verdachte, en/of diens
mededader(s) en/of
- de paspoorten van die [slachtoffer 1] en/of diens partner afgepakt en/of laten
afstaan en/of
- afspraken met klanten voor prostitutie voor die [slachtoffer 1] gemaakt en/of
die [slachtoffer 1] naar klanten voor prostitutie gebracht en/of
terwijl die [slachtoffer 1] de Nederlandse taal niet of onvoldoende sprak/beheerste
en/of onbekend was in Nederland en/of (bijna) niemand in Nederland kende
en/of niet over eigen huisvesting en/of inkomsten in Nederland beschikte en/of
illegaal in Nederland verbleef en/of/aldus bewerkstelligd dat die [slachtoffer 1]
van hem, verdachte, en/of diens mededader(s) afhankelijk was;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2011 tot 1 januari 2012, te
[pleegplaats 1] en/of (elders) in Nederland en in Duitsland (Frankfurt) en in
Brazilië, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een ander, genaamd [slachtoffer 2] (roepnaam [slachtoffer 2] )
A. (sub 1) door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden
voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie, heeft
geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van
uitbuiting van die [slachtoffer 2]
en/of
B. (sub 3) heeft aangeworven en/of meegenomen en/of ontvoerd met het oogmerk die [slachtoffer 2]
in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het
verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
en/of
C. (sub 4) met een van de onder A. genoemde middelen, heeft gedwongen of bewogen
zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten dan wel onder
een of meer van de onder A. genoemde omstandigheden enige handelingen heeft
ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of
redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 2] zich daardoor
beschikbaar stelde tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard)
en/of
D. (sub 9) een ander, te weten die [slachtoffer 2] met een van de onder A. genoemde
middelen, heeft gedwongen dan wel heeft bewogen verdachte en/of verdachtes
mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met
of voor een derde
immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen:
- die [slachtoffer 2] opgehaald vanaf het vliegveld (te Frankfurt) en/of
ondergebracht in zijn, verdachtes, woning in [pleegplaats 1] en/of
- die [slachtoffer 2] verteld dat er geen werk voor die [slachtoffer 2] als manicure
gevonden kon worden en/of
- die [slachtoffer 2] verteld dat zij in de prostitutie kon werken en dat zij het
geld zouden delen en/of dat die [slachtoffer 2] het geld voor het vliegticket
moest terug betalen en/of
- het paspoort van die [slachtoffer 2] afgepakt en/of laten afstaan en/of
- ( een) (topless) foto('s) van die [slachtoffer 2] gemaakt en/of (een)
advertentie(s) op de website [website] geplaatst, waarin die [slachtoffer 2]
zich aanbood voor het verlenen van seksuele diensten tegen betaling en/of
- ( een gedeelte van) het door die [slachtoffer 2] verdiende geld ingenomen en/of
door die [slachtoffer 2] laten afstaan en/of
- tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat zij moest werken of weg moest gaan,
- afspraken met klanten voor prostitutie voor die [slachtoffer 2] gemaakt en/of
- die [slachtoffer 2] naar klanten voor prostitutie gebracht,
terwijl die [slachtoffer 2] de Nederlandse taal niet of onvoldoende
sprak/beheerste en/of onbekend was in Nederland en/of (bijna) niemand in
Nederland kende en/of niet over eigen huisvesting en/of inkomsten in Nederland
beschikte en/of illegaal in Nederland verbleef en/of/aldus bewerkstelligd dat
die [slachtoffer 2] van verdachte en/of diens mededader(s) afhankelijk was;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte 1] in of omstreeks de periode van 1 november 2011 tot 1
januari 2012, te [pleegplaats 1] en/of (elders) in Nederland en in Duitsland
(Frankfurt) en in Brazilië, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, een ander, genaamd [slachtoffer 2] (roepnaam [slachtoffer 2] )
A. (sub 1): door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden
voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie, heeft
geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van
uitbuiting van die [slachtoffer 2]
en/of
B. (sub 3) heeft aangeworven en/of meegenomen en/of ontvoerd met het oogmerk die
[slachtoffer 2] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het
verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
en/of
C. (sub 4) met een van de onder A. genoemde middelen, heeft gedwongen of bewogen
zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten dan wel onder
een of meer van de onder A. genoemde omstandigheden enige handelingen heeft
ondernomen waarvan die [medeverdachte 1] en/of diens mededader(s) wist(en) of
redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 2] zich daardoor
beschikbaar stelde tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard)
en/of
D. (sub 9) een ander, te weten die [slachtoffer 2] met een van de onder A. genoemde
middelen, heeft gedwongen dan wel heeft bewogen die [medeverdachte 1] en/of
diens mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen
met of voor een derde
immers heeft die [medeverdachte 1] in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen:
- die [slachtoffer 2] opgehaald vanaf het vliegveld (te Frankfurt) en/of
ondergebracht in een woning in [pleegplaats 1] en/of
- die [slachtoffer 2] verteld dat er geen werk voor die [slachtoffer 2] als manicure
gevonden kon worden en/of
- die [slachtoffer 2] verteld dat zij in de prostitutie kon werken en dat zij het geld zouden
delen en/of dat die [slachtoffer 2] het geld voor het vliegticket moest terug betalen en/of
- het paspoort van die [slachtoffer 2] afgepakt en/of laten afstaan en/of
- ( een) (topless) foto('s) van die [slachtoffer 2] gemaakt en/of (een)
advertentie(s) op de website [website] geplaatst, waarin die [slachtoffer 2] zich
aanbood voor het verlenen van seksuele diensten tegen betaling en/of
- ( een gedeelte van) het door die [slachtoffer 2] verdiende geld ingenomen en/of
door die [slachtoffer 2] laten afstaan en/of
- tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat zij moest werken of weg moest gaan,
- afspraken met klanten voor prostitutie voor die [slachtoffer 2] gemaakt en/of
- die [slachtoffer 2] naar klanten voor prostitutie gebracht,
terwijl [slachtoffer 2] de Nederlandse taal niet of onvoldoende
sprak/beheerste en/of onbekend was in Nederland en/of (bijna) niemand in
Nederland kende en/of niet over eigen huisvesting en/of inkomsten in Nederland
beschikte en/of illegaal in Nederland verbleef en/of/aldus bewerkstelligd dat
[slachtoffer 2] van die [medeverdachte 1] en/of diens mededader(s)
afhankelijk was;
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de
periode van 1 november 2011 tot 1 januari 2012, te [pleegplaats 1] en/of elders in
Nederland en in Duitsland, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- [slachtoffer 2] op te halen vanaf het vliegveld (te Frankfurt) en/of
- zijn, verdachtes, woning ter beschikking te stellen voor onderdak en/of
prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 2] en/of
- [slachtoffer 2] te vervoeren naar klanten voor prostitutie;
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2011 tot 1 januari 2012, te
[pleegplaats 1] en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de
uitbuiting van een ander, te weten [slachtoffer 2] (roepnaam [slachtoffer 2] ),
immers heeft hij, verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen:
- [slachtoffer 2] ondergebracht in zijn, verdachtes, woning in [pleegplaats 1] en/of
- [slachtoffer 2] verteld dat er geen werk voor [slachtoffer 2] als manicure
gevonden kon worden en/of
- [slachtoffer 2] dat zij in de prostitutie kon werken en dat zij het
geld zouden delen en/of dat [slachtoffer 2] het geld voor het vliegticket
moest terug betalen en/of
- het paspoort van [slachtoffer 2] afgepakt en/of laten afstaan en/of
- ( een) (topless) foto('s) van [slachtoffer 2] gemaakt en/of (een)
advertentie(s) op de website [website] geplaatst, waarin [slachtoffer 2]
zich aanbood voor het verlenen van seksuele diensten tegen betaling en/of
- ( een gedeelte van) het door [slachtoffer 2] verdiende geld ingenomen en/of
door [slachtoffer 2] laten afstaan en/of
- tegen [slachtoffer 2] gezegd dat zij moest werken of weg moest gaan,
- afspraken met klanten voor prostitutie voor [slachtoffer 2] gemaakt en/of
- [slachtoffer 2] naar klanten voor prostitutie gebracht,
terwijl [slachtoffer 2] de Nederlandse taal niet of onvoldoende
sprak/beheerste en/of onbekend was in Nederland en/of (bijna) niemand in
Nederland kende en/of niet over eigen huisvesting en/of inkomsten in Nederland
beschikte en/of illegaal in Nederland verbleef en/of/aldus bewerkstelligd dat
[slachtoffer 2] van verdachte en/of diens mededader(s) afhankelijk was.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het aan verdachte ten laste gelegde, kort gezegd medeplegen van dan wel medeplichtigheid aan mensenhandel, ten aanzien van [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) niet kan worden bewezen. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Uit onder meer de verklaringen van [slachtoffer 1] en haar (toenmalige) partner [partner slachtoffer 1] (hierna: [partner slachtoffer 1] ) blijkt dat [slachtoffer 1] prostitutiewerk heeft verricht, waarbij [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) betrokken was en dat [medeverdachte 1] mogelijk een deel van de verdiensten van heeft ontvangen. Er dient echter bewezen te worden dat daarbij dusdanige omstandigheden aan de orde waren dat sprake is van dwang en daadwerkelijke uitbuiting. De verklaringen van [slachtoffer 1] en [partner slachtoffer 1] zijn op dit punt onvoldoende betrouwbaar, want ze zijn onvoldoende eenduidig en consistent en vinden bovendien onvoldoende steun in ander (objectief) bewijsmateriaal. Dit maakt dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de uitbuiting van [slachtoffer 1] en dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde onder 1. en 2.
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat verdachte tevens dient te worden vrijgesproken van het onder 3. primair ten laste gelegde medeplegen van mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ), maar dat de onder 3. subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid alsmede het onder 4. ten laste gelegde medeplegen van voordeel trekken uit de uitbuiting van [slachtoffer 2] wel bewezen kan worden.
Hiertoe heeft de officier van justitie het volgende aangevoerd.
De verklaringen van [slachtoffer 2] zijn betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs, want deze zijn innerlijk consistent en worden ondersteund door onder meer de verklaringen van verdachte, [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) en [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ). Uit de bewijsmiddelen kan duidelijk worden opgemaakt dat sprake is van omstandigheden van seksuele uitbuiting waarbij door misleiding en misbruik van een uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht is gehandeld ten opzichte van [slachtoffer 2] .
Uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat verdachte dusdanig nauw, volledig en bewust met [medeverdachte 1] heeft samengewerkt dat sprake is van medeplegen van mensenhandel ten opzichte van [slachtoffer 2] zoals ten laste gelegd onder 3. primair.
De onder 3. subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid is wel te bewijzen. Verdachte wist waar [medeverdachte 1] zich mee bezig hield; hij heeft haar leren kennen in de prostitutiewereld. Hij wist dat er klanten bij hem thuis kwamen en dat [slachtoffer 2] niet zo vrij was als hij zegt. Verdachte had zicht op de omstandigheden waaronder [slachtoffer 2] verbleef (illegaal, niet bekend met de Nederlandse taal, zonder verblijfsvergunning en paspoort) en wist dat zij in de prostitutie zou gaan werken. Verdachte heeft hierbij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat sprake was van seksuele uitbuiting waarbij [slachtoffer 2] misleid was door [medeverdachte 1] . Er is sprake van dubbel opzet; voorwaardelijke opzet op de mensenhandel en opzet op het ter beschikking stellen van de woning en derhalve kan medeplichtigheid aan mensenhandel voor de sub-onderdelen 1, 3, 4 en 9 worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 1. en 2. ten laste gelegde heeft hij daartoe onder meer het volgende aangevoerd. De verklaringen van [slachtoffer 1] en [partner slachtoffer 1] mogen niet voor het bewijs gebezigd worden omdat zij op belangrijke punten kennelijk leugenachtig zijn en de verdediging niet in de gelegenheid is geweest om [slachtoffer 1] te horen. Uit getuigenverklaringen is verder het beeld naar voren gekomen dat [slachtoffer 1] al langere tijd in Nederland verbleef en al in de prostitutie werkzaam was voordat zij naar de woning van verdachte in [pleegplaats 1] kwam. Verder is uit getuigenverklaringen gebleken dat de inkomsten die [slachtoffer 1] uit de prostitutiewerkzaamheden had in overwegende mate bij [partner slachtoffer 1] terechtkwamen en niet bij verdachte. [slachtoffer 1] is steeds vrij geweest om te gaan en staan waar zij wilde en niet is gebleken zij zich in een kwetsbare, afhankelijke of onvrije positie heeft bevonden. Evenmin is gebleken dat het handelen van verdachte was gericht op de uitbuiting van [slachtoffer 1] .
Ten aanzien van het onder 3. en 4. ten laste gelegde heeft de raadsman onder meer het volgende aangevoerd.
Uit de verklaringen van [slachtoffer 2] blijkt dat zij niet gedwongen in de prostitutie werkzaam was. [slachtoffer 2] heeft maar kort in de woning van verdachte verbleven en niet is gebleken dat sprake was van een uitbuitingssituatie. Dat verdachte zijn woning heeft opengesteld voor [slachtoffer 2] , als vriendin van [medeverdachte 1] , is onvoldoende om te stellen dat zijn handelen was gericht op de uitbuiting van haar. Evenmin kan bewezen worden dat verdachte voordeel heeft genoten van de werkzaamheden van [slachtoffer 2] .
Het oordeel van de rechtbank met betrekking tot het onder 1. en 2. ten laste gelegde
Het gebruik van de verklaringen van [slachtoffer 1]
De rechtbank stelt vast dat de verdediging niet in de gelegenheid is gesteld de belastende getuige [slachtoffer 1] te ondervragen en dat hiervoor geen compensatie mogelijk is. Volgens de gangbare jurisprudentie op dit punt kunnen de door niet-gehoorde getuigen afgelegde verklaringen slechts voor het bewijs gebruikt worden indien de inbreuk op het ondervragingsrecht gerechtvaardigd is en de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde feit in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen dan in de politieverklaring van een niet bevraagde getuige. Bovendien moet dit steunbewijs dan betrekking hebben op die onderdelen van de belastende verklaring die de verdachte betwist.
Ten aanzien van de rechtvaardiging van de inbreuk op het ondervragingsrecht overweegt de rechtbank als volgt. Op 3 februari 2014 heeft de rechter-commissaris het verzoek om [slachtoffer 1] als getuige te horen toegewezen. De officier van justitie heeft op 11 maart 2015 - kort gezegd - bericht dat getuige [slachtoffer 1] in Brazilië verblijft. Hij heeft haar Braziliaanse telefoonnummer meegedeeld. Na raadpleging van de Afdeling Internationale Rechtshulp in Strafzaken (AIRS)
heeft de rechter-commissaris op 5 augustus 2015 de officier van justitie verzocht na te gaan waar [slachtoffer 1] verblijft en medegedeeld dat persoonlijke ID-nummers van getuigen nodig zijn.
Op 13 augustus 2015 deelde de raadsman van [slachtoffer 1] mee dat [slachtoffer 1] volgens een contactpersoon had verklaard dat ze niets meer te maken wil hebben met Nederland. De raadsman had recentelijk geen contact met haar gehad.
De rechter-commissaris heeft op 3 november 2015 meermalen gepoogd telefonisch contact op te nemen met [slachtoffer 1] , hetgeen is mislukt. In januari 2016 zijn het Internationaal Rechtshulp Centrum (IRC) en de liaisonofficier verzocht [slachtoffer 1] te traceren. Op 25 mei 2016 berichtte het IRC dat de contactgegevens van [slachtoffer 1] via de liaisonofficier in Brazilië zijn achterhaald. Op 26 mei 2016 is het rechtshulpverzoek gestuurd naar het IRC. Dit heeft tot op heden geen resultaat opgeleverd.
Gelet op het belang dat een strafzaak binnen een zekere tijd wordt afgedaan enerzijds en de geleverde inspanningen door de rechter-commissaris om de getuige te kunnen horen anderzijds, is de rechtbank - zoals ter terechtzitting van 10 november 2016 meegedeeld - van oordeel dat er voldoende inspanningen zijn geleverd om dat recht te verwezenlijken.
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde feit in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen dan in de politieverklaring van de niet bevraagde getuige, terwijl dat steunbewijs dan betrekking zal moeten hebben op die onderdelen van de belastende verklaring die de verdachte betwist, in casu onder meer de toepassing van dwangmiddelen. Naar het oordeel van de rechtbank is dat het geval. De verklaringen van [slachtoffer 1] worden op de door verdachte betwiste onderdelen in voldoende mate ondersteund door de verklaringen van [partner slachtoffer 1] . De rechtbank constateert dat de verdediging de verklaringen van [partner slachtoffer 1] wel heeft kunnen toetsen middels meerdere verhoren bij de rechter-commissaris.
De rechtbank verwerpt het door de verdediging op dit punt gevoerde verweer en acht de verklaringen van [slachtoffer 1] derhalve bruikbaar voor het bewijs.
De beoordeling van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [partner slachtoffer 1]
De rechtbank stelt vast dat buiten twijfel staat dat [slachtoffer 1] en [partner slachtoffer 1] in de ten laste gelegde periode samen met verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) enige tijd in [pleegplaats 1] hebben gewoond en dat [slachtoffer 1] in deze periode prostitutiewerkzaamheden heeft verricht.
De rechtbank dient kort gezegd de vraag te beantwoorden of [slachtoffer 1] door verdachte middels enig dwangmiddel werd gedwongen om deze werkzaamheden te (blijven) verrichten en derhalve is uitgebuit. De rechtbank constateert dat enkel [slachtoffer 1] en [partner slachtoffer 1] hebben verklaard over dwang. Hun verklaringen komen samengevat op het volgende neer.
In de zomer van 2010 ontmoetten [slachtoffer 1] en [partner slachtoffer 1] [medeverdachte 1] in Brazilië. [medeverdachte 1] hield hun voor dat [slachtoffer 1] in Nederland op haar, [medeverdachte 1] ’s, kinderen kon passen en dat [partner slachtoffer 1] als schilder aan het werk zou kunnen. Hiermee zouden ze beiden € 1.000,00 per maand gaan verdienen. [slachtoffer 1] en [partner slachtoffer 1] stemden hiermee in en regelden paspoorten met door [medeverdachte 1] verstrekt geld. [medeverdachte 1] betaalde vliegtickets naar Nederland voor [slachtoffer 1] en [partner slachtoffer 1] . In augustus 2010 vlogen [slachtoffer 1] en [partner slachtoffer 1] naar Nederland. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] brachten [slachtoffer 1] en [partner slachtoffer 1] van Schiphol naar de woning van verdachte in [pleegplaats 1] . Eenmaal in [pleegplaats 1] bleken er geen kinderen te zijn en moest [slachtoffer 1] nog diezelfde dag aan het werk als prostituée. [slachtoffer 1] en [partner slachtoffer 1] moesten [medeverdachte 1] € 5.000,00 per persoon terugbetalen en [slachtoffer 1] had geen andere mogelijkheid dan in de prostitutie te werken. Bovendien sloeg [medeverdachte 2] [slachtoffer 1] en werden [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] erg boos als [slachtoffer 1] en [partner slachtoffer 1] aangaven het niet met de gang van zaken eens te zijn. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] regelden dat [slachtoffer 1] klanten had en brachten [slachtoffer 1] naar afspraken met klanten. Verdachte heeft haar ook wel eens naar een klant gebracht. [slachtoffer 1] moest haar verdiensten afstaan aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . In oktober 2010 gingen [medeverdachte 1] , [slachtoffer 1] en [partner slachtoffer 1] samen naar een café, alwaar zij een Braziliaanse vrouw ontmoetten. Geconfronteerd met het verhaal van [slachtoffer 1] en [partner slachtoffer 1] gaf deze vrouw aan hen te willen helpen. [slachtoffer 1] en [partner slachtoffer 1] zagen kans om hun paspoorten uit de tas van [medeverdachte 1] te halen en zijn gevlucht. De Braziliaanse vrouw verschafte hun onderdak en hielp hen aan werk. In januari 2012 stapten [slachtoffer 1] en [partner slachtoffer 1] naar de politie om aangifte tegen [medeverdachte 1] te doen.
De rechtbank constateert dat op basis van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [partner slachtoffer 1] het wettige bewijs voor het ten laste gelegde zou kunnen worden geleverd. De rechtbank stelt echter vast dat het dossier - naast de stellige en consequente ontkenning van verdachte - ook sterke aanwijzingen voor een andere gang van zaken bevat. De rechtbank bespreekt in dit verband een aantal punten.
Met betrekking tot de eerste kennismaking van [slachtoffer 1] en [partner slachtoffer 1] met [medeverdachte 1] hebben [slachtoffer 1] en [partner slachtoffer 1] verklaard dat deze plaatsvond in Brazilië. De rechtbank constateert echter dat zowel [medeverdachte 1] als [getuige 3] (hierna: [getuige 3] ) hebben verklaard dat deze ontmoeting (niet in Brazilië maar) in [pleegplaats 2] plaatsvond. [medeverdachte 2] heeft eveneens verklaard dat hij [slachtoffer 1] en [partner slachtoffer 1] voor het eerst leerde kennen in [pleegplaats 2] ; dit was in september of oktober 2010 in een bar waar hij met [medeverdachte 1] had afgesproken. Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] en [partner slachtoffer 1] via [medeverdachte 1] heeft leren kennen omstreeks november 2010 en dat zij toen woonachtig waren in [pleegplaats 2] . Verdachte heeft [slachtoffer 1] en [partner slachtoffer 1] uit [pleegplaats 2] opgehaald en hen samen met [medeverdachte 1] naar zijn woning in [pleegplaats 1] gebracht.
Ten aanzien van het vluchten met behulp van een Braziliaanse vrouw overweegt de rechtbank dat [slachtoffer 1] en [partner slachtoffer 1] bij de politie telkens hebben verklaard dat zij de naam van deze vrouw niet wilden noemen. [partner slachtoffer 1] heeft uiteindelijk bij zijn laatste verhoor bij de rechter-commissaris verklaard dat hij enkel weet dat de vrouw [naam] heet. Nieuw onderzoek van de politie naar een Braziliaanse vrouw met de [naam] heeft niets opgeleverd en derhalve valt het verhaal met betrekking tot de vlucht niet te controleren.
De rechtbank constateert bovendien dat [getuige 3] en [getuige 4] (hierna: [getuige 4] ) hebben verklaard dat [slachtoffer 1] en [partner slachtoffer 1] samen - zelfstandig - in een woning in [plaats] woonden.
Met betrekking tot de werkzaamheden van [slachtoffer 1] hebben onder meer [medeverdachte 1] , [getuige 3] en [getuige 4] verklaard dat [slachtoffer 1] zowel voor als na de periode dat zij in [pleegplaats 1] verbleef in de prostitutie heeft gewerkt. Dit blijkt naar het oordeel van de rechtbank eveneens uit getapte telefoongesprekken van [slachtoffer 1] uit 2011.
Het voor of na de ten laste gelegde periode (blijven) werken in de prostitutie door een slachtoffer staat in beginsel niet in de weg aan een bewezenverklaring van gedwongen prostitutie. In het onderhavige geval doet het (blijven) werken in de prostitutie naar het oordeel van de rechtbank wel afbreuk aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] en [partner slachtoffer 1] , nu zij telkens hebben ontkend dat [slachtoffer 1] al in de prostitutie had gewerkt en bleef werken.
Gelet op voorgaande opsomming heeft de rechtbank niet de overtuiging gekregen dat [slachtoffer 1] op de door haar en [partner slachtoffer 1] beschreven wijze door verdachte (en/of zijn medeverdachte(n)) is gedwongen tot - kort gezegd - het verrichten van prostitutiewerkzaamheden en het afstaan van haar verdiensten. Nu voor een bewezenverklaring van alle ten laste gelegde sub-onderdelen van het mensenhandelartikel 273f lid 1 van het Wetboek van Strafrecht is vereist dat sprake is van (oogmerk van) uitbuiting en/of dwang, zal de rechtbank verdachte integraal vrijspreken van het onder 1. en 2. ten laste gelegde.
Het oordeel van de rechtbank met betrekking tot het onder 3. en 4. ten laste gelegde

1. Vaststelling van de feiten ten aanzien van [slachtoffer 2] .

[slachtoffer 2] leerde [medeverdachte 1] kennen in [plaats] , Brazilië, en raakte bevriend met haar. In 2008 ging [slachtoffer 2] op bezoek bij [medeverdachte 1] in Nederland. In augustus 2011 belde [medeverdachte 1] naar [slachtoffer 2] om te vragen of [slachtoffer 2] iemand wist om op [medeverdachte 1] 's kinderen te passen in Nederland. [betrokkene] (hierna: [betrokkene] ) werd hiervoor benaderd en zij stemde toe om naar Nederland te komen. Een maand voordat [betrokkene] naar Nederland zou gaan, belde [medeverdachte 1] [slachtoffer 2] weer. Ze wilde dat [slachtoffer 2] ook (voor drie maanden) naar Nederland zou komen. [slachtoffer 2] zou in Nederland als manicure of oppas kunnen werken. [1] [2]
[medeverdachte 1] betaalde en regelde de vliegtickets voor [slachtoffer 2] en [betrokkene] . [3] [slachtoffer 2] moest [medeverdachte 1] € 1.000,00 terugbetalen voor het vliegticket. [4] [5] In november 2011 vlogen [slachtoffer 2] en [betrokkene] samen naar Frankfurt.
Op het vliegveld van Frankfurt werden zij opgehaald door verdachte en [medeverdachte 3] en naar [pleegplaats 1] gebracht. [6] [7] In [pleegplaats 1] verbleven [slachtoffer 2] en [betrokkene] in de woning van verdachte.
Na enkele weken gaf [medeverdachte 1] aan dat er geen werk als manicure voor [slachtoffer 2] was en dat ze bezig was met de site [website] . [8] [medeverdachte 1] zei dat [slachtoffer 2] moest werken of weggaan. [9] [medeverdachte 1] praatte op [slachtoffer 2] in, waarna [slachtoffer 2] instemde om in de prostitutie te gaan werken. [medeverdachte 1] ontving de helft van de verdiensten van [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] moest van het verdiende geld het vliegticket terugbetalen. [slachtoffer 2] werkte één à twee weken in de escort vanuit [pleegplaats 1] en ging daarna in de prostitutie in [pleegplaats 3] werken. Verdachte trad op als chauffeur voor escortafspraken van [slachtoffer 2] vanuit [pleegplaats 1] . [10] [11] Het is zo’n 6 of 7 keer voorgekomen dat [slachtoffer 2] na afloop van het klantbezoek het geld aan [medeverdachte 1] gaf in de auto in het bijzijn van verdachte. [slachtoffer 2] betaalde verdachte niet voor de ritten en heeft nooit gezien dat verdachte geld daarvoor ontving. [12] [slachtoffer 2] en [medeverdachte 1] kregen ruzie omdat [slachtoffer 2] het werk in de prostitutie in [pleegplaats 3] niet wilde doen. [slachtoffer 2] wilde niet zoveel werken als [medeverdachte 1] besliste. [13]
Eind 2011 verhuisden [medeverdachte 1] en [slachtoffer 2] naar de woning van medeverdachte [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4] ) in [pleegplaats 3] . [medeverdachte 1] had daar een kamer voor hen geregeld. [14]
[medeverdachte 1] had een advertentie met erotische foto's van [slachtoffer 2] aangemaakt op [website] [15] [16] en nam de telefoon aan als klanten belden. [17]

2. Vaststelling dwangmiddelen

Voor bewezenverklaring van de aan verdachte onder 3. ten laste gelegde sub-onderdelen 1., 3., 4., en 9. van lid 1, art. 237f Sr is vereist dat sprake is van toepassing van dwangmiddelen.
Aan de hand van bovengenoemde feiten en omstandigheden en op hieronder uiteen te zetten wijze komt de rechtbank tot het oordeel dat [slachtoffer 2] door de dwangmiddelen misleiding, misbruik van een uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie is aangeworven, vervoerd, gehuisvest (sub 1), bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (sub 4), en bewogen anderen te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met een derde (sub 9).
2.1
Misleiding
Met betrekking tot het dwangmiddel misleiding overweegt de rechtbank dat [medeverdachte 1] [slachtoffer 2] naar Nederland heeft laten komen onder het voorwendsel dat zij hier zou kunnen werken als manicure of oppas, alsmede dat [medeverdachte 1] toen [slachtoffer 2] in Nederland was al na enkele weken heeft aangegeven dat er geen werk voor [slachtoffer 2] was en dat [slachtoffer 2] wel in de prostitutie kon gaan werken. De rechtbank constateert dat [medeverdachte 1] al jaren in Nederland woonde. [medeverdachte 1] heeft verklaard [18] dat zij aan geld kwam door hairextensions te plaatsen of als ze een relatie had, door geld van haar partner te krijgen. Als dit niet lukte, ging ze in de prostitutie werken. Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 1] er zelf niet in is geslaagd om - zonder verblijfs- en werkvergunning - in Nederland een inkomen te verwerven in de schoonheidsbranche. Van concrete feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat [medeverdachte 1] reden had te denken dat de situatie voor [slachtoffer 2] anders zou zijn en dat zij daadwerkelijk werk als manicure of oppas zou kunnen vinden en daaruit voldoende inkomsten zou kunnen verwerven is niet gebleken.
Integendeel, de rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 1] uit eigen ervaring wist dat [slachtoffer 2] hoogstwaarschijnlijk in een situatie zou komen te verkeren zonder inkomsten en zonder zicht op ander werk dan prostitutie.
De rechtbank wijst in dit verband ook op de verklaring van [betrokkene] [19] waarin zij aangeeft dat [medeverdachte 1] regelt dat vrouwen naar Europa komen om - in [medeverdachte 1] 's woorden - "programma te doen", wat wil zeggen zich te prostitueren.
Ook uit de verklaring [20] van verdachte blijkt dat [medeverdachte 1] meerdere vrouwen naar Nederland heeft gehaald die vervolgens in de prostitutie terechtkwamen.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank het naar Nederland halen van [slachtoffer 2] als onderdeel van een zich herhalend patroon waarbij [medeverdachte 1] Braziliaanse vrouwen naar Nederland laat komen met het doel om hen in de prostitutie te laten werken.
Door [slachtoffer 2] desondanks voor te houden dat zij, [slachtoffer 2] , in Nederland ander werk dan prostitutiewerk kon gaan doen om in haar onderhoud te voorzien, heeft [medeverdachte 1] [slachtoffer 2] naar het oordeel van de rechtbank misleid.
2.2
Misbruik van uit feitelijke omstandigheden voorvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie
Met betrekking tot het dwangmiddel misbruik van een kwetsbare positie geldt dat dit begrip in lid 6 van artikel 237f Sr inmiddels is gedefinieerd in die zin dat daaronder mede wordt begrepen “een situatie waarin een persoon geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze heeft dan het misbruik te ondergaan.” De rechtbank is van oordeel dat aan voornoemd bestanddeel ook ten tijde van het ten laste gelegde deze betekenis toekwam.
Met betrekking tot het dwangmiddel misbruik van uit feitelijk overwicht voorvloeiend overwicht geldt blijkens de wetsgeschiedenis [21] dat, waar het de prostitutie betreft, dit misbruik kan worden verondersteld indien de prostitué(e) in een situatie verkeert of komt te verkeren die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostitué(e) in Nederland pleegt te verkeren. Daarbij kan onder meer worden gedacht aan schulden, aangegaan om de reis naar Nederland te betalen. De afbetalingsverplichting kan van dien aard zijn dat de betrokkene gedwongen is zich te blijven prostitueren. Meer in het algemeen kan worden gesteld dat het niet kunnen beschikken over eigen financiële middelen als een uitbuitingssituatie moet worden aangemerkt. De omstandigheid dat de prostitué(e) niet kan beschikken over haar paspoort of dat haar visum is verlopen, brengt de betrokkene eveneens in de hier bedoelde afhankelijke situatie. In de wetsgeschiedenis wordt voorts opgemerkt dat vrijwilligheid ontbreekt, indien de prostitué(e) niet of slechts in verminderde mate de mogelijkheid heeft een bewuste keuze te maken met betrekking tot het al dan niet voortzetten van zijn of haar relatie met de exploitant.
In de jurisprudentie [22] wordt uit deze wetsgeschiedenis afgeleid dat, indien zich die laatste situatie voordoet degene die de betrokkene tot prostitutie heeft gebracht niet een beroep erop kan doen dat zijn opzet niet erop gericht was dat de betrokkene zich heeft overgegeven aan prostitutie als gevolg van (het gebruik van) het overwicht dat uit de desbetreffende feitelijke verhoudingen voortvloeide. Wel zal degene die betrokkene in de prostitutie heeft gebracht zich bewust moeten zijn van de relevante feitelijke omstandigheden van de betrokkene waaruit het overwicht op betrokkene voortvloeit, dan wel verondersteld moet worden voort te vloeien, in die zin dat tenminste voorwaardelijk opzet ten aanzien van die omstandigheden bij hem aanwezig moet zijn en uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid. Uit de omstandigheid dat het slachtoffer illegaal in Nederland verblijft, volgt dat een afhankelijke positie - door de wetgever als een uitbuitingssituatie aangemerkt - mag worden verondersteld.
Voor het bewijs van door "misbruik" handelen is toereikend dat de dader zich bewust moet zijn geweest van de relevante feitelijke omstandigheden van de betrokkene waaruit het overwicht voortvloeit, dan wel verondersteld moet worden voort te vloeien, in die zin dat tenminste voorwaardelijk opzet ten aanzien van die omstandigheden bij hem aanwezig moet zijn. Datzelfde geldt voor gevallen waarin sprake is van een kwetsbare positie van het slachtoffer.
De rechtbank constateert dat [medeverdachte 1] [slachtoffer 2] onder valse voorwendselen naar Nederland heeft gehaald, dat [slachtoffer 2] in Nederland geen verblijfsvergunning had, dat zij geen legaal inkomen in Nederland kon verwerven en dat zij geen Nederlands of Engels sprak. De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 2] dientengevolge in hoge mate afhankelijk was van [medeverdachte 1] die wel de Nederlandse taal sprak, al lange tijd in Nederland woonde en hier in tegenstelling tot [slachtoffer 2] huisvesting en inkomsten had. In het bijzonder voor inkomsten en huisvesting was [slachtoffer 2] afhankelijk van [medeverdachte 1] . Voorts constateert de rechtbank dat [slachtoffer 2] een schuld bij [medeverdachte 1] had in verband met het terugbetalen van het vliegticket, dat [medeverdachte 1] bepaalde wanneer [slachtoffer 2] moest werken en dat [slachtoffer 2] de helft van haar verdiensten aan [medeverdachte 1] moest afstaan. Deze omstandigheden maken naar het oordeel van de rechtbank dat er sprake was van een situatie waarin zij geen andere reële keuze had dan in de prostitutie te gaan werken en dat haar situatie niet gelijk was aan de omstandigheden waarin een mondige prostitué(e) in Nederland pleegt te verkeren. [slachtoffer 2] verkeerde aldus in een uitbuitingssituatie.
Uit de verklaringen van verdachte blijkt dat hij op de hoogte was van het feit dat [slachtoffer 2] uit Brazilië kwam, dat zij geen Nederlands of Engels sprak, dat zij geen legaal inkomen in Nederland kon verwerven en dat zij in de illegale prostitutie werkte. Ook wist verdachte dat [medeverdachte 1] voor huisvesting van [slachtoffer 2] bij hem had gezorgd en dat [medeverdachte 1] (escort)afspraken voor [slachtoffer 2] maakte. De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat [slachtoffer 2] na klantbezoeken het verdiende geld aan [medeverdachte 1] gaf, in de auto in het bijzijn van verdachte.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich bewust was van de kwetsbare positie van [slachtoffer 2] en van de relevante feitelijke omstandigheden van [slachtoffer 2] waaruit het overwicht van [medeverdachte 1] voortvloeide, in die zin dat bij hem tenminste voorwaardelijk opzet ten aanzien van die omstandigheden aanwezig is geweest. Door [slachtoffer 2] onder deze omstandigheden toch te (blijven) huisvesten en naar escortafspraken te (blijven) brengen, heeft verdachte het naar het oordeel van de rechtbank mogelijk gemaakt dat (opzettelijk) misbruik werd gemaakt van [slachtoffer 2] 's kwetsbare positie.
3. Uitbuiting en oogmerk van uitbuiting
Uit de wettekst van sub-onderdelen 1 en 6 van lid 1, artikel 237f Sr volgt dat voor bewezenverklaring van deze sub-onderdelen is vereist dat sprake is van (oogmerk van) uitbuiting. Uit de jurisprudentie [23] volgt dat de in de sub-onderdelen 3 en 4 omschreven gedragingen eveneens alleen strafbaar zijn indien zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld. Uitbuiting moet derhalve worden aangemerkt als een impliciet bestanddeel van deze sub-onderdelen.
Ten aanzien van de term uitbuiting overweegt de rechtbank als volgt. In lid 2 van artikel 237f Sr is bepaald dat onder uitbuiting in ieder geval uitbuiting in de prostitutie valt. De Hoge Raad [24] heeft inzake overige arbeidsuitbuiting geoordeeld dat niet in algemene termen is te beantwoorden wanneer sprake is van uitbuiting en dat dit antwoord sterk is verweven met de omstandigheden van het geval. Hierbij komt in elk geval betekenis toe aan de aard en duur van de tewerkstelling, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het (economisch) voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald.
De rechtbank is van oordeel dat bij de beantwoording van de vraag of sprake is van uitbuiting, ook als het gaat om gedwongen prostitutie, enige betekenis toekomt aan het (economisch) voordeel dat wordt behaald of beoogd. De rechtbank ziet het profiteren van de werkzaamheden van een ander als één van de wezenlijke elementen van uitbuiting. Gelet op de aard van het werk en de inbreuk op de lichamelijke integriteit kan ingeval van gedwongen prostitutie evenwel al bij een zeer gering behaald of beoogd (economisch) voordeel de conclusie worden getrokken dat sprake is van uitbuiting.
Ten aanzien van het oogmerk van uitbuiting overweegt de rechtbank dat hiervoor is vereist dat het handelen van verdachte (of medeverdachte), naar hij of zij moet hebben beseft, als noodzakelijk en dus door hem gewild gevolg meebracht dat de ander werd of zou kunnen worden uitgebuit. [25]
Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat [slachtoffer 2] er met toepassing van dwangmiddelen toe is gebracht om zich te prostitueren. De aard van deze werkzaamheden maakt dat deze een grote - zo niet de grootst mogelijke - inbreuk op haar persoon en lichamelijke integriteit voor haar met zich meebracht. Bovendien was haar bewegingsvrijheid in die zin beperkt dat zij elk moment gebeld kon worden en beschikbaar moest blijven voor prostitutiewerkzaamheden. Ten aanzien van het behaalde economisch voordeel constateert de rechtbank dat [slachtoffer 2] de helft van haar verdiensten aan [medeverdachte 1] moest geven.
Het op deze wijze financieel voordeel behalen uit werkzaamheden die door een ander in de prostitutie worden verricht, terwijl er sprake is van dwang zoals de rechtbank hiervoor reeds heeft overwogen, leidt tot uitbuiting als bedoeld in artikel 273f Sr.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat sprake was van uitbuiting van [slachtoffer 2] door [medeverdachte 1] . De rechtbank is voorts van oordeel dat uit hetgeen hiervoor is overwogen tevens voortvloeit dat ten aanzien van [medeverdachte 1] ook het oogmerk van uitbuiting kan worden vastgesteld.
4. Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat uit de jurisprudentie [26] blijkt dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Deze kwalificatie is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Bij de vorming van het oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat verdachte dusdanig nauw en bewust met [medeverdachte 1] heeft samengewerkt dat sprake is van medeplegen van mensenhandel. Zijn bijdrage aan het delict is daartoe van onvoldoende gewicht.
De onder 3. subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid is wel te bewijzen. Voor een bewezenverklaring van mensenhandel moet komen vast te staan dat zowel sprake is van misbruik en/of uitbuiting als van (voorwaardelijk) opzet op de tenlastegelegde deelneming daaraan. [27] Zoals hiervoor is overwogen verkeerde [slachtoffer 2] in een uitbuitingssituatie. Verdachte was zich bewust van de kwetsbare positie van [slachtoffer 2] en van de relevante feitelijke omstandigheden van [slachtoffer 2] waaruit het overwicht van zowel [medeverdachte 1] als verdachte voortvloeide, in die zin dat bij hem tenminste voorwaardelijk opzet ten aanzien van die omstandigheden aanwezig is geweest. De rechtbank heeft hiervoor voorts vastgesteld [medeverdachte 1] heeft gehandeld met het oogmerk van uitbuiting en dat [slachtoffer 2] ook daadwerkelijk is uitgebuit door [medeverdachte 1] . Zij heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan mensenhandel.
Verdachte heeft bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat sprake was van seksuele uitbuiting waarbij [slachtoffer 2] misleid was door [medeverdachte 1] en waarbij misbruik werd gemaakt van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en een kwetsbare positie. Er is sprake van dubbel opzet; voorwaardelijke opzet op de mensenhandel en opzet op het gelegenheid verschaffen tot en behulpzaam zijn bij dat delict, door zijn woning ter beschikking te stellen en het rijden naar klanten.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank medeplichtigheid aan alle onder 3. subsidiair laste gelegde sub-onderdelen van mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 2] bewezen, met uitzonderzondering van het onder B, sub 3, ten laste gelegde. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte op het moment dat hij [slachtoffer 2] van het vliegveld in Frankfurt heeft afgehaald en van Duitsland naar Nederland heeft vervoerd enige vorm van wetenschap had van de omstandigheid dat [slachtoffer 2] seksueel zou gaan worden uitgebuit.
De rechtbank acht evenmin het onder 4. ten laste gelegde te bewijzen, nu verdachte geen voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer 2] . Verdachte heeft geen huur gekregen voor haar verblijf in zijn woning en tegenover het escort rijden stond slechts een vergoeding voor benzine.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 3. subsidiair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
[medeverdachte 1] in de periode van 1 november 2011 tot 1 januari 2012, te [pleegplaats 1] en elders in Nederland en in Duitsland (Frankfurt) en in Brazilië,
een ander, genaamd [slachtoffer 2] , roepnaam [slachtoffer 2]
A. (sub 1)
door misleiding en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie, heeft geworven, vervoerd en gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 2] en
C. (sub 4)
met een van de onder A. genoemde middelen, heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten en
D. (sub 9)
een ander, te weten die [slachtoffer 2] met een van de onder A. genoemde middelen, heeft bewogen die [medeverdachte 1] te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met of voor een derde
immers heeft die [medeverdachte 1] :
- die [slachtoffer 2] verteld dat er geen werk voor die [slachtoffer 2] als manicure gevonden kon worden en
- die [slachtoffer 2] verteld dat zij in de prostitutie kon werken en dat zij het geld zouden delen en dat die [slachtoffer 2] het geld voor het vliegticket moest terug betalen en
- topless foto's van die [slachtoffer 2] gemaakt en een advertentie op de website [website] geplaatst, waarin die [slachtoffer 2] zich aanbood voor het verlenen van seksuele diensten tegen betaling en
- een gedeelte van het door die [slachtoffer 2] verdiende geld door die [slachtoffer 2] laten afstaan en
- tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat zij moest werken of weg moest gaan
- afspraken met klanten voor prostitutie voor die [slachtoffer 2] gemaakt en
- die [slachtoffer 2] naar klanten voor prostitutie gebracht,
terwijl die [slachtoffer 2] de Nederlandse taal onvoldoende beheerste en onbekend was in Nederland en bijna niemand in Nederland kende en niet over eigen huisvesting en inkomsten in Nederland beschikte en illegaal in Nederland verbleef en aldus bewerkstelligd dat die [slachtoffer 2] van die de [medeverdachte 1] afhankelijk was;
bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in de periode van 1 november 2011 tot 1 januari 2012, te [pleegplaats 1] en elders in Nederland, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft en opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- zijn, verdachtes, woning ter beschikking te stellen voor onderdak en prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer 2] en
- die [slachtoffer 2] te vervoeren naar klanten voor prostitutie.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
3. subsidiair Medeplichtigheid aan mensenhandel, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van hetgeen hij te bewijzen acht wordt veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft - voor het geval de rechtbank tot strafoplegging zal overgaan - betoogd dat de lange duur van de strafzaak dient te worden verdisconteerd in de hoogte van de straf.
Verder dient rekening te worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, in het bijzonder zijn hogere leeftijd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het over hem opgemaakte reclasseringsrapport, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van twee weken schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan mensenhandel. Het slachtoffer, een jonge Braziliaanse vrouw, is daarbij onder het valse voorwendsel dat zij in Nederland zou kunnen gaan werken als manicure of oppas, bewogen om naar Nederland te komen. In Nederland is haar door de pleger van de feiten verteld dat er geen werk als manicure of oppas voor haar te vinden was en is zij gedwongen om in de prostitutie te gaan werken.
Het slachtoffer dat zich in Nederland in een situatie bevond waarin zij om meerdere redenen afhankelijk was van de pleger van de feiten, kon zich niet aan deze werkzaamheden onttrekken en kon niet voorkomen dat zij (een deel van) de verdiensten daaruit moest afstaan. Verdachte heeft meegewerkt aan het huisvesten van het slachtoffer en aan het vervoeren van haar naar klanten en heeft hiermee deze seksuele uitbuiting van het slachtoffer mede mogelijk gemaakt.
Dit zijn ernstige strafbare feiten. Mensenhandel waarbij het slachtoffer in de prostitutie wordt gebracht, is een vergaande vorm van uitbuiting waarbij de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer ondergeschikt worden gemaakt aan de zucht naar geldelijk gewin van de uitbuiter. De psychische gevolgen van dergelijke uitbuiting kunnen voor een slachtoffer, zo is algemeen bekend, groot zijn.
De rechtbank heeft gelet op de beperkte periode gedurende welke verdachte hierbij betrokken was, de beperkte rol van verdachte en de lange duur tussen de feiten en de berechting.
De rechtbank heeft ook gelet op de omstandigheid dat verdachte, die inmiddels de leeftijd van 71 jaren heeft bereikt, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld. Verder heeft verdachte twee kunstheupen waardoor hij lichamelijke beperkingen ondervindt.
Gelet op het voorgaande en op de omstandigheid dat zij tot een beperktere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, komt de rechtbank tot een lagere straf dan gevorderd en zal de rechtbank de taakstraf geheel voorwaardelijk opleggen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 48, 57 en 273f van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. primair en subsidiair, 2., 3. primair en 4. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 3. subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 50 uren onbetaalde arbeid.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 25 dagen zal worden toegepast.
Bepaalt dat deze taakstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. B.I. Klaassens en mr. M.B. de Wit, rechters, bijgestaan door W. Brandsma en mr. C.L. van der Woude, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 december 2016.
Mr. Klaassens en Brandsma zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] d.d. 12 juni 2012, pagina 2583 e.v., map 6.
2.Het proces-verbaal van verhoor van [betrokkene] d.d. 26 november 2013, pagina 2883 e.v., map 7.
3.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 5 februari 2014, pagina 1690 e.v., map 4.
4.Het proces-verbaal van verhoor van [betrokkene] d.d. 26 november 2013, pagina 2883 e.v., map 7.
5.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] d.d. 12 juni 2012, pagina 2583 e.v., map 6.
6.Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] d.d. 18 augustus 2013, pagina 1818 e.v., map 4.
7.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 5 februari 2014, pagina 1690 e.v., map 4.
8.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2] d.d. 30 november 2012, pagina 2594 e.v., map 6.
9.De vertaling van het verhoor van [slachtoffer 2] door de Bundespolizeidirektion d.d. 26 november 2012, pagina 2731 e.v., map 6.
10.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2] d.d. 30 november 2012, pagina 2594 e.v., map 6.
11.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2] d.d. 4 december 2012, pagina 2601 e.v., map 6.
12.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2] door de rechter-commissaris d.d. 30 april 2015.
13.Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] d.d. 14 september 2013, pagina 1877 e.v., map 4.
14.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2] d.d. 4 december 2012, pagina 2601 e.v., map 6.
15.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2] door de rechter-commissaris d.d. 30 april 2015.
16.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 maart 2013, pagina 757 e.v., map 2.
17.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 5 februari 2014, pagina 1690 e.v., map 4.
18.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 6 februari 2014, pagina 1707 e.v., map 4.
19.Het proces-verbaal van verhoor van [betrokkene] d.d. 26 november 2013, pagina 2883 e.v., map 7.
20.Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] d.d. 14 september 2013, pagina 1877 e.v., map 4.
21.Kamerstukken II 1988-1989, 21 027, nr. 5, p. 3 e.v.
22.HR 5 februari 2002, LJN AD5235, NJ 2002, 546, HR 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI7099.
23.HR 24 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3309, HR 5 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:554.
24.HR 27 oktober 2009, LJN BI7099 (Chinese Horeca).
25.HR 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI7099 (Chinese Horeca).
26.HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474, NJ 2015/390.
27.HR 9 juni 2016, ECLI:NL:HR:2015:1504.