In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 14 juni 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en eiser, een bedrijf dat werkzaam is in de uitzendsector. De minister had aan eiser boetes opgelegd op grond van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) wegens het laten verrichten van arbeid door een vreemdeling zonder de vereiste tewerkstellingsvergunning. Eiser heeft tegen deze boetes bezwaar gemaakt en beroep ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat er te veel onduidelijkheden in het dossier zijn om met zekerheid te kunnen zeggen dat de vreemdeling die op 22 mei 2014 is aangetroffen, dezelfde persoon is die via eiser werkzaamheden heeft verricht voor een ander bedrijf. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser het voordeel van de twijfel toekomt, omdat de minister niet heeft aangetoond dat er sprake was van een overtreding van de Wav. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de boetes op nihil vastgesteld. Tevens is de minister veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser.