3.2.De verdediging heeft geen verweer gevoerd.
3.3.1.1. Op 1 juli 2011 is de tekst van artikel 36e, tweede lid, Sr gewijzigd. Tot die datum hield deze bepaling, gelezen in samenhang met artikel 36e, eerste lid, Sr, in dat de verplichting kan worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aan degene die is veroordeeld wegens een strafbaar feit, indien die persoon voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van dit strafbare feit of door middel van of uit de baten van soortgelijke feiten of feiten waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de veroordeelde zijn begaan. Sinds 1 juli 2011 is niet langer vereist dat sprake is van soortgelijke feiten of feiten waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd en spreekt artikel 36e, tweede lid, Sr enkel nog over andere feiten, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de veroordeelde zijn begaan. Dit betreft een wijziging van de toepasselijke regels van sanctierecht. In een dergelijk geval dient de rechter op grond van artikel 1, tweede lid, Sr bij verandering van wetgeving na het tijdstip waarop het feit is begaan, de voor de betrokkene gunstigste bepaling toe te passen. Nu de officier van justitie zijn vordering enkel heeft gebaseerd op feiten die zijn gepleegd vóór 1 juli 2011 en de tekst van artikel 36e, tweede lid, Sr, zoals deze vóór 1 juli 2011 luidde, gunstiger is voor de veroordeelde, zal de rechtbank deze oude tekst van de bepaling toepassen.
3.3.1.2. De rechtbank heeft veroordeelde bij vonnis van 13 juni 2017 in de zaak met parketnummer 18/997503-09 veroordeeld ter zake - voor zover in dit kader van belang - het
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.60, tweede lid, van de Wet milieubeheer (hierna: Wm), meermalen opzettelijk begaan door een rechtspersoon, het medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.60, eerste lid, Wm, meermalen opzettelijk begaan door een rechtspersoon, het medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen begaan door een rechtspersoon, en valsheid in geschrift, meermalen begaan door een rechtspersoon.
3.3.1.3. Het openbaar ministerie heeft in de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel zowel transporten van afgewerkte olie betrokken die in de hoofdzaak ten laste zijn gelegd, als transporten die niet ten laste zijn gelegd. De niet ten laste gelegde transporten betreffen één transport per schip (op 25 november 2006) en een zeer groot aantal transporten per tankwagen. Daarnaast geldt dat de rechtbank veroordeelde heeft vrijgesproken van enkele ten laste gelegde transporten, welke door het openbaar ministerie zijn betrokken bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, te weten de transporten per schip van 29 december 2006, 4 februari 2007, 28 augustus 2007, 16 oktober 2008 en 29 oktober 2008, de transporten per tankwagen afkomstig van [medeverdachte organisatie 1] te Elst van 6 en 8 mei 2008, de transporten per tankwagen afkomstig van [organisatie 3] van 27 november 2008 en 9 september 2009, het transport per tankwagen van 10 september 2008 waarvan de afkomst onbekend is en het transport per tankwagen van 13 augustus 2009 dat mogelijk afkomstig is van [medeverdachte organisatie 1] te Elst.
3.3.1.4. De rechtbank zal in haar schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel enkel transporten betrekken die deel uitmaken van de tenlastelegging in de hoofdzaak en ten aanzien waarvan een veroordeling is gevolgd. Daartoe overweegt zij het volgende.
3.3.1.5. Artikel 36e, tweede lid, Sr - zoals dat in de relevante periode gold - biedt, behalve de mogelijkheid tot het ontnemen van voordeel dat is verkregen door middel van of uit de baten van feiten waarvoor de betrokkene is veroordeeld, ook de mogelijkheid tot het ontnemen van voordeel dat is verkregen door middel van of uit de baten van soortgelijke feiten of feiten waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd. Daaraan is de voorwaarde verbonden dat er voldoende aanwijzingen moeten bestaan dat deze (andere) feiten door de veroordeelde zijn begaan. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval ten aanzien van de niet ten laste gelegde transporten die het openbaar ministerie mede ten grondslag heeft gelegd aan zijn berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, niet is voldaan aan dit vereiste.
3.3.1.6. De rechtbank is van oordeel dat zij op basis van het dossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken niet kan vaststellen dat het niet ten laste gelegde transport per schip van 25 november 2006 heeft plaatsgevonden in strijd met de Europese Verordening betreffende de overbrenging van afvalstoffen (hierna: EVOA). De officier van justitie heeft ook niet uiteengezet waaruit volgens hem blijkt dat dit het geval is.
3.3.1.7. De rechtbank is voorts van oordeel dat zij op basis van het dossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken niet kan vaststellen welke transporten per tankwagen - behalve de ten laste gelegde transporten - hebben plaatsgevonden in strijd met de EVOA-regelgeving. De officier van justitie heeft niet aangegeven welke transporten dit betreft en waaruit volgens hem blijkt dat deze transporten hebben plaatsgevonden in strijd met de EVOA-regelgeving. Hij heeft enkel verwezen naar de ontnemingsrapportage en het ontnemingsdossier. In het ontnemingsdossier zijn bijlagen opgenomen waarin een groot aantal hoeveelheden afgewerkte olie / (flux-)olie is opgesomd dat in de jaren 2008 en 2009 door veroordeelde is ingekocht (bijlagen 119 en 115) en is verkocht (bijlagen 118 en 116). Kennelijk zien deze hoeveelheden op de transporten die volgens het openbaar ministerie hebben plaatsgevonden in strijd met de EVOA-regelgeving. In het ontnemingsrapport is echter slechts in zeer algemene bewoordingen uiteengezet waaruit volgens het onderzoeksteam blijkt dat deze transporten hebben plaatsgevonden in strijd met de EVOA-regelgeving. Daarbij komt dat het aantal ingekochte hoeveelheden afgewerkte olie niet precies overeenkomt met het aantal verkochte hoeveelheden (flux-)olie. Voorts is in de bijlagen ook een zeer groot aantal transporten vermeld dat kennelijk per tankwagen is overgebracht naar [organisatie 1] en (in mindere mate naar) [organisatie 4] , terwijl het proces-verbaal van bevindingen [dossier] -579 (pagina 41 01053 tot en met 41 01089), de getuigenverklaringen en de overige bewijsmiddelen in het dossier in de hoofdzaak zich voor wat betreft de transporten per tankwagen toespitsen op overbrengingen naar [organisatie 2] . Daarnaast is in de bijlagen een groot aantal transporten vermeld dat kennelijk van [organisatie 3] is overgebracht naar het bedrijf van veroordeelde. De rechtbank heeft veroordeelde in de hoofdzaak vrijgesproken van de ten laste gelegde transporten die afkomstig waren van [organisatie 3] omdat de officier van justitie daarover heeft meegedeeld dat hij deze niet zou meenemen (en omdat deze niet zijn overgebracht vanuit Roosendaal en/of Lelystad). Naar het oordeel van de rechtbank dienen daarom ook in het kader van de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel alle transporten afkomstig van [organisatie 3] buiten beschouwing te worden gelaten. Bovendien zitten in het dossier betreffende de hoofdzaak en het ontnemingsdossier (enkele uitzonderingen daargelaten) geen EVOA-vervoersdocumenten of andere (transport)documenten die betrekking hebben op andere transporten per tankwagen dan de ten laste gelegde transporten. Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er ten aanzien van de niet ten laste gelegde transporten onvoldoende aanwijzingen bestaan dat deze hebben plaatsgevonden in strijd met de EVOA-regelgeving.
3.3.1.8. Ten aanzien van de transporten waarvan de rechtbank veroordeelde heeft vrijgesproken geldt dat het vaste rechtspraak is dat deze niet meer ten grondslag kunnen worden gelegd aan de ontnemingsmaatregel (vgl. het arrest van de Hoge Raad van 10 april 2007; ECLI:NL:HR:2007:AY6714). 3.3.1.9. Op grond van de inhoud van wettige bewijsmiddelen is komen vast te staan dat de veroordeelde voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van de strafbare feiten waarvan de rechtbank bewezen heeft verklaard dat deze door veroordeelde zijn gepleegd. Veroordeelde heeft meegewerkt aan het overbrengen van afgewerkte olie naar Duitsland in strijd met de EVOA-regelgeving. Daarom kan het voordeel dat veroordeelde heeft behaald met de verkoop van deze afgewerkte olie naar het oordeel van de rechtbank worden aangemerkt als onrechtmatig verkregen.
Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
3.3.2.1. Ten aanzien van de gekozen methode om het wederrechtelijk verkregen voordeel te berekenen, overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank stelt voorop dat noch in artikel 36e Sr noch in enige andere rechtsregel is bepaald op welke wijze het wederrechtelijk verkregen voordeel dient te worden geschat. Daardoor zijn zowel de rechtbank, als de rapporteurs en het openbaar ministerie in beginsel vrij in de keuze van de berekeningsmethode. Het is aan de rechtbank om te beoordelen of met de gekozen berekeningsmethode kan worden gekomen tot een juiste schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
3.3.2.2. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om het wederrechtelijk verkregen voordeel te schatten op basis van bespaarde kosten. Daartoe overweegt zij dat het (ontnemings)dossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken, onvoldoende aanknopingspunten bieden om vast te stellen welke kosten zijn bespaard doordat veroordeelde de afgewerkte olie niet overeenkomstig de EVOA-kennisgevingen heeft gedestilleerd alvorens deze over te brengen naar Duitsland. Ook de verdediging heeft de rechtbank geen handvaten aangereikt voor het toepassen van een dergelijke alternatieve methode om het voordeel te berekenen. Bovendien is niet aannemelijk geworden dat veroordeelde in de periode van 2006 tot en met 2009 de mogelijkheid had om de afgewerkte olie in overeenstemming met de gedane kennisgevingen en verleende toestemmingen te destilleren. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat uit de memo van [verdachte 1] en de getuigenverklaring van [verdachte 2] ter terechtzitting van 22 november 2016 blijkt dat de reden om de afgewerkte olie zonder voorafgaande bewerking bij veroordeelde over te brengen naar Duitsland erin was gelegen dat de destillatiecapaciteit van veroordeelde werd gebruikt voor andere doeleinden. De rechtbank leidt hieruit af dat veroordeelde in de desbetreffende periode niet de mogelijkheid had om de afgewerkte olie te destilleren. Daarom kan dit naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangemerkt als het meest waarschijnlijke scenario van de hypothetische rechtmatige situatie.
3.3.2.3. De rechtbank is van oordeel dat op basis van de door het openbaar ministerie gehanteerde berekeningsmethode, waarbij het voordeel is berekend op transactiebasis, een aannemelijke schatting kan worden gemaakt van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Daarom zal de rechtbank de hiervoor onder 3.1.4. tot en met 3.1.9. weergegeven berekening van het openbaar ministerie als uitgangspunt nemen voor de berekening van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel uit de voormelde strafbare feiten wordt geschat. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, zal zij daarbij echter enkel de transporten betrekken die deel uitmaken van de tenlastelegging in de hoofdzaak en ten aanzien waarvan een veroordeling is gevolgd.
3.3.2.4. De rechtbank heeft bewezen verklaard dat in het jaar 2006 zes maal een hoeveelheid afgewerkte olie / fluxolie per schip is overgebracht van [medeverdachte organisatie 2] te Lelystad via Farmsum/Delfzijl naar [organisatie 1] te Dollbergen. Voor deze zes transporten heeft veroordeelde van [organisatie 1] blijkens de samengevat weergegeven bewijsmiddelen een bedrag van in totaal € 1.000.718,36 ontvangen. Veroordeelde heeft deze olie ingekocht van [medeverdachte organisatie 2] voor in totaal € 457.661,15.Het totaal van de in rekening gebrachte transportkosten van [schip] bedroeg € 174.730,00en het voor deze zes transporten in rekening gebrachte bedrag bedroeg € 73.783,73.Dit betekent dat 42% van de totaal in rekening gebrachte kosten betrekking heeft op de illegale transporten.
Van de in het jaar 2006 gegenereerde omzet zal de rechtbank de volgende kosten aftrekken:
- kosten inkoop afgewerkte olie € 457.661,15
- transportkosten [schip] € 73.783,73
- overtime [schip]€ 9.694,75
- 42% van huur [tank]€ 16.863,00
- 42% van kosten gasolie [schip]€ 20.002,50
- surveykosten (6 x € 600,00)€ 3.600,00
- loodsgeld (6 x € 279,00)€ 1.674,00
- vaargeld Duitsland (6 x € 2.150,00)€ 12.900,00
- havengelden Groningen Seaports (6 x € 84,19)€ 505,14
---------------
totale kosten € 596.684,27
Op grond van het voorgaande schat de rechtbank het wederrechtelijk voordeel dat veroordeelde heeft verkregen uit de in het jaar 2006 met het [schip] naar Duitsland overgebrachte afgewerkte olie op (€ 1.000.718,36 - € 596.684,27 =) € 404.034,09.
3.3.2.5. De rechtbank heeft bewezen verklaard dat in het jaar 2007 tien maal een hoeveelheid afgewerkte olie / fluxolie per schip is overgebracht van [medeverdachte organisatie 2] te Lelystad via Farmsum/Delfzijl naar [organisatie 1] te Dollbergen en eenmaal een hoeveelheid afgewerkte olie / fluxolie per schip is overgebracht van [medeverdachte organisatie 1] en [onderdeel medeverdachte organisatie 1] te Roosendaal via Farmsum/Delfzijl naar [organisatie 1] te Dollbergen. Voor deze elf transporten heeft veroordeelde van [organisatie 1] blijkens de samengevat weergegeven bewijsmiddelen een bedrag van in totaal € 1.513.227,77 ontvangen. Veroordeelde heeft deze olie ingekocht van [medeverdachte organisatie 2] en [medeverdachte organisatie 1] / [onderdeel medeverdachte organisatie 1] voor in totaal € 978.273,92.Het totaal van de in rekening gebrachte transportkosten van [schip] bedroeg € 398.651,00en het voor deze elf transporten in rekening gebrachte bedrag bedroeg € 129.672,39.Dit betekent dat 33% van de totaal in rekening gebrachte kosten betrekking heeft op de illegale transporten.
Van de in het jaar 2007 gegenereerde omzet zal de rechtbank de volgende kosten aftrekken:
- kosten inkoop afgewerkte olie € 978.273,92
- transportkosten [schip] € 129.672,39
- overtime [schip]€ 5.691,46
- 33% van huur [tank]€ 26.475,90
- 33% van kosten gasolie [schip]€ 54.958,20
- surveykosten (11 x € 600,00)€ 6.600,00
- loodsgeld (11 x € 279,00)€ 3.069,00
- vaargeld Duitsland (11 x € 2.150,00)€ 23.650,00
- havengelden Groningen Seaports (11 x € 86,09)€ 946,99
------------------
totale kosten € 1.229.337,86
Op grond van het voorgaande schat de rechtbank het wederrechtelijk voordeel dat veroordeelde heeft verkregen uit de in het jaar 2007 met het [schip] naar Duitsland overgebrachte afgewerkte olie op (€ 1.513.227,77 - € 1.229.337,86 =) € 283.889,91.
3.3.2.6. De rechtbank heeft bewezen verklaard dat in het jaar 2008 dertien maal een hoeveelheid afgewerkte olie / fluxolie per schip is overgebracht van [onderdeel medeverdachte organisatie 1] te Lelystad via Farmsum/Delfzijl naar [organisatie 1] te Dollbergen en vijf maal een hoeveelheid afgewerkte olie / fluxolie per schip is overgebracht van [medeverdachte organisatie 1] / [onderdeel medeverdachte organisatie 1] te Roosendaal via Farmsum/Delfzijl naar [organisatie 1] te Dollbergen. Volgens het openbaar ministerie heeft veroordeelde van [organisatie 1] voor twintig transporten in totaal een bedrag van € 3.569.765,00 ontvangen. In het dossier zit echter geen overzicht van de bedragen die [organisatie 1] aan veroordeelde heeft betaald voor de in het jaar 2008 per schip ontvangen fluxolie. Ook overigens bevinden zich in het dossier geen bewijsmiddelen waaruit deze bedragen kunnen worden afgeleid, behalve de creditnota's van [organisatie 1] aan veroordeelde d.d. 26 februari 2008 en d.d. 10 november 2008, betreffende de transporten die op 11 februari 2008 en 3 november 2008 bij [organisatie 1] zijn aangekomen. De rechtbank heeft veroordeelde vrijgesproken van het transport van 3 november 2008. De rechtbank zal de creditnota betreffende dit transport echter wel gebruiken om het bedrag te schatten dat [organisatie 1] veroordeelde gemiddeld per kg fluxolie heeft betaald. Daartoe overweegt zij dat uit de beide voormelde creditnota's blijkt dat dit bedrag in de loop van 2008 zeer sterk is gewijzigd, waardoor het baseren van de gemiddelde prijs per kg fluxolie op enkel de creditnota van het transport van 11 februari 2008 geen betrouwbare uitkomst oplevert. Uit de voormelde creditnota's volgt dat [organisatie 1] veroordeelde voor de transporten van 11 februari 2008 en 3 november 2008 respectievelijk € 131.758,31 en € 215.838,23 heeft betaald. Voorts blijkt uit deze creditnota's dat deze transporten een gewicht hadden van respectievelijk 922.259 kg en 924.847 kg. Uit de samengevat weergegeven bewijsmiddelen blijkt voorts dat de achttien bewezen verklaarde transporten in totaal een gewicht van 16.737.084 kg hadden. De rechtbank gaat er in het kader van de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel van uit dat [organisatie 1] aan veroordeelde voor de andere transporten hetzelfde bedrag per kg fluxolie heeft betaald, als het bedrag dat [organisatie 1] gemiddeld per kg heeft betaald voor de transporten van 11 februari 2008 en 3 november 2008. Dit betekent dat de rechtbank ervan uitgaat dat [organisatie 1] veroordeelde voor de zestien transporten fluxolie in totaal ((€ 347.596,54 / 1.847.106) x 16.737.084 =) € 3.149.658,16 heeft betaald. Veroordeelde heeft deze olie ingekocht van [medeverdachte organisatie 2] en [medeverdachte organisatie 1] [onderdeel medeverdachte organisatie 1] voor in totaal € 2.217.651,29.Het totaal van de in rekening gebrachte transportkosten van [schip] bedroeg € 495.634,00en het voor deze achttien transporten in rekening gebrachte bedrag bedroeg € 221.472,24.Dit betekent dat 45% van de totaal in rekening gebrachte kosten betrekking heeft op de illegale transporten.
Van de in het jaar 2008 gegenereerde omzet zal de rechtbank de volgende kosten aftrekken:
- kosten inkoop afgewerkte olie € 2.217.651,29
- transportkosten [schip] € 221.472,24
- overtime [schip]€ 14.148,24
- 45% van huur [tank]€ 36.103,50
- 45% van kosten gasolie [schip]€ 92.565,90
- surveykosten (18 x € 600,00)€ 10.800,00
- loodsgeld (18 x € 264,00)€ 4.752,00
- vaargeld Duitsland (18 x € 2.150,00)€ 38.700,00
- havengelden Groningen Seaports (18 x € 88,92)€ 1.600,56
------------------
totale kosten € 2.637.793,73
Op grond van het voorgaande schat de rechtbank het wederrechtelijk voordeel dat veroordeelde heeft verkregen uit de in het jaar 2008 met het [schip] naar Duitsland overgebrachte afgewerkte olie op (€ 3.149.658,16 - € 2.637.793,73 =) € 511.864,43.
3.3.2.7. De rechtbank heeft bewezen verklaard dat in het jaar 2009 acht maal een hoeveelheid afgewerkte olie / fluxolie per schip is overgebracht van [medeverdachte organisatie 2] te Lelystad via Farmsum/Delfzijl naar [organisatie 1] te Dollbergen en acht maal een hoeveelheid afgewerkte olie / fluxolie per schip is overgebracht van [medeverdachte organisatie 1] / [onderdeel medeverdachte organisatie 1] te Roosendaal via Farmsum/Delfzijl naar [organisatie 1] te Dollbergen. Voor deze zestien transporten heeft veroordeelde van [organisatie 1] blijkens de samengevat weergegeven bewijsmiddelen een bedrag van in totaal € 1.550.709,82 ontvangen. Veroordeelde heeft deze olie ingekocht van [medeverdachte organisatie 2] en [medeverdachte organisatie 1] / [onderdeel medeverdachte organisatie 1] voor in totaal € 1.220.943,00.Het totaal van de in rekening gebrachte transportkosten van [schip] bedroeg € 309.189,00en het voor deze achttien transporten in rekening gebrachte bedrag bedroeg € 196.134,00.Dit betekent dat 63% van de totaal in rekening gebrachte kosten betrekking heeft op de illegale transporten.
Van de in het jaar 2009 gegenereerde omzet zal de rechtbank de volgende kosten aftrekken:
- kosten inkoop afgewerkte olie € 1.220.943,00
- transportkosten [schip] € 196.134,00
- overtime [schip]€ 21.609,00
- 63% van huur [tank]€ 37.942,00
- 63% van kosten gasolie [schip]€ 57.388,00
- surveykosten (16 x € 600,00)€ 9.600,00
- loodsgeld (16 x € 307,00)€ 4.912,00
- vaargeld Duitsland (16 x € 2.150,00)€ 34.400,00
- havengelden Groningen Seaports (16 x € 88,92)€ 1.423,00
------------------
totale kosten € 1.584.351,00
Op grond van het voorgaande schat de rechtbank het wederrechtelijk voordeel dat veroordeelde heeft verkregen uit de in het jaar 2009 met het [schip] naar Duitsland overgebrachte afgewerkte olie op (€ 1.550.709,82 - € 1.584.351,00 =) nihil.
3.3.2.8. De rechtbank heeft bewezen verklaard dat in het jaar 2008 zes maal een hoeveelheid afgewerkte olie / fluxolie per tankwagen is overgebracht van [medeverdachte organisatie 2] te Lelystad via Farmsum/Delfzijl naar [organisatie 2] te Duisburg. Voor deze zes transporten heeft veroordeelde van [organisatie 2] blijkens de samengevat weergegeven bewijsmiddelen een bedrag van in totaal € 27.982,39 ontvangen. Veroordeelde heeft vijf van deze zes hoeveelheden olie ingekocht van [medeverdachte organisatie 2] voor in totaal € 17.277,71.Uit het dossier blijkt niet voor welk bedrag veroordeelde de zesde hoeveelheid olie heeft ingekocht. Gelet op de bedragen die zijn gefactureerd voor de overige transporten, zal de rechtbank er - in het voordeel van veroordeelde - van uitgaan dat veroordeelde voor dit transport € 4.500,00 heeft betaald. Hieruit volgt dat de rechtbank ervan uitgaat dat veroordeelde voor de zes transporten in totaal (€ 17.277,71 + € 4.500,00 =) € 21.777,71 heeft betaald aan [medeverdachte organisatie 2] . Uit de samengevat weergegeven bewijsmiddelen blijkt dat het totale gewicht van deze zes transporten 153.920 kg betrof. Uitgaande van een transportprijs van € 37,00 per ton, bedroegen de transportkosten van deze zes transporten in totaal (153,92 x € 37,00 =) € 5.695,04. Op grond van het voorgaande schat de rechtbank het wederrechtelijk voordeel dat veroordeelde heeft verkregen uit de in het jaar 2008 per tankwagen naar Duitsland overgebrachte afgewerkte olie op (€ 27.982,39 - € 21.777,71 - € 5.695,04 =) € 509,64.
3.3.2.9. De rechtbank heeft bewezen verklaard dat in het jaar 2009 vier maal een hoeveelheid afgewerkte olie / fluxolie per tankwagen is overgebracht van [medeverdachte organisatie 2] te Lelystad via Farmsum/Delfzijl naar [organisatie 2] te Duisburg. Voor deze vier transporten heeft veroordeelde van [organisatie 2] blijkens de samengevat weergegeven bewijsmiddelen een bedrag van in totaal € 13.752,68 ontvangen. Veroordeelde heeft deze vier hoeveelheden olie ingekocht van [medeverdachte organisatie 2] voor in totaal € 8.895,09.Uit de samengevat weergegeven bewijsmiddelen blijkt dat het totale gewicht van deze vier transporten 110.680 kg betrof. Uitgaande van een transportprijs van € 37,00 per ton, bedroegen de transportkosten van deze vier transporten in totaal (110,68 x € 37,00 =) € 4.095,16. Op grond van het voorgaande schat de rechtbank het wederrechtelijk voordeel dat veroordeelde heeft verkregen uit de in het jaar 2008 per tankwagen naar Duitsland overgebrachte afgewerkte olie op (€ 13.752,68 - € 8.895,09 - € 4.095,16 =) € 762,43.
3.3.2.10. Dit leidt tot de volgende berekening van het totale door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel:
scheepstransporten 2006 € 404.034,09
scheepstransporten 2007 € 283.889,91
scheepstransporten 2008 € 511.864,43
scheepstransporten 2009 nihil
wegtransporten 2008 € 509,64
wegtransporten 2009 € 762,43
------------------
totaal € 1.201.060,50
3.3.2.11. De rechtbank komt aldus tot het oordeel dat de veroordeelde € 1.201.060,50 voordeel heeft genoten.