ECLI:NL:RBNNE:2017:3858

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 oktober 2017
Publicatiedatum
10 oktober 2017
Zaaknummer
5709723 \ CV EXPL 17-1941
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsrecht en mededelingsplicht in geschil tussen verzekeraar en verzekerde

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 10 oktober 2017, staat de vraag centraal of de verzekeraar, Univé, de verzekeringsovereenkomsten met de gedaagde mocht beëindigen op basis van een vermeende schending van de mededelingsplicht en fraude. De gedaagde, een man van zestig jaar, had in 2013 een inboedel- en aansprakelijkheidsverzekering afgesloten bij Univé. Tijdens de aanvraag had hij relevante informatie over eerdere verzekeringen en claims niet vermeld, wat Univé later ontdekte tijdens een onderzoek naar een schadeclaim. Univé had in 2015 een schadevergoeding van € 3.692,21 uitgekeerd voor waterschade en een claim van € 3.900,-- voor diefstalschade ingediend door de gedaagde. Na onderzoek concludeerde Univé dat de gedaagde zijn mededelingsplicht had geschonden en er een ernstig vermoeden van fraude bestond. Univé beëindigde de verzekeringen en vorderde terugbetaling van de uitgekeerde schade en onderzoekskosten. De gedaagde betwistte de beschuldigingen en voerde aan dat hij door een medewerker van Univé was geholpen bij de aanvraag. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde zijn mededelingsplicht had geschonden en dat er voldoende bewijs was voor fraude. De vorderingen van Univé werden toegewezen, en de gedaagde werd veroordeeld tot betaling van € 500,-- en de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
zaak-/rolnummer: 5709723 \ CV EXPL 17-1941
vonnis van de kantonrechter van 10 oktober 2017
inzake
De naamloze vennootschap
N.V. UNIVE SCHADE SPECIALE ZAKEN,
die gevestigd is in Assen,
eiseres,
gemachtigde: Flanderijn en Bouwman gerechtsdeurwaarders, die kantoor houden in Appingedam,
tegen
[naam gedaagde] ,
die woont in [plaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. S.M. Wolfert, die kantoor houdt in Groningen.
Partijen zullen hierna Univé en [naam gedaagde] worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 25 januari 2017;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie van 11 april 2017;
- de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie van 9 mei 2017;
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie van 4 juli 2017;
- de conclusie van dupliek in reconventie van 1 augustus 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De kantonrechter gaat bij de beoordeling van het geschil uit van de volgende feiten die vaststaan omdat die feiten enerzijds zijn gesteld en anderzijds niet of niet voldoende zijn weersproken, of omdat die feiten blijken uit de in zoverre onweersproken gebleven inhoud van de overgelegde producties.
2.2.
Tussen partijen is in september 2013 een inboedelverzekering en een aansprakelijkheidsverzekering tot stand gekomen.
2.3.
Deze verzekeringen zijn tot stand gekomen door acceptatie van Univé op basis van een door [naam gedaagde] ondertekend aanvraagformulier. Op dat voor formulier wordt vermeld, voor zover hier van belang:
Als u uw mededelingsplicht schendt, kan dat ertoe leiden dat het recht op uitkering wordt beperkt of zelf vervalt. Als u met opzet tot misleiden van Univé heeft gehandeld of Univé bij kennis omtrent de ware stand van zaken de verkering niet zou hebben gesloten, heeft Univé het recht de verzekering op te zeggen.
en boven de ruimte voor ondertekening door de aanvrager:
Lees voor ondertekening van dit aanvraagformulier de toelichting op de reikwijdte van de mededelingsplicht, boven aan het aanvraagformulier.
2.4.
Op het aanvraagformulier worden drie vragen aan de aanvrager gesteld die [naam gedaagde] met "nee" heeft beantwoord:
  • heeft of had verzekeringnemer of (een) andere belanghebbende(n) een inboedelverzekering gehad;
  • heeft u of (een) andere belanghebbende(n) in de afgelopen 5 jaar schade geleden als gevolg van een risico waartegen de aangevraagde verzekering dekking biedt;
  • werd u of (een) andere belanghebbende(en) bij de verzekering in de afgelopen 5 jaar een verzekering geweigerd, opgezegd of onder beperkende voorwaarden voorgesteld.
2.5.
Op de verzekeringen zijn de Algemene Verzekeringsvoorwaarden Univé van toepassing.
2.6.
Art. 4.1.5. van die voorwaarden luidt, voor zover hier van belang:
Wij vergoeden geen schade als u fraudeert. Als wij al schadevergoedingen hebben betaald, moet u deze aan ons terugbetalen. Ook moet u de kosten van onderzoek naar fraude aan ons terugbetalen.(…)
2.7.
Op 28 juli 2015 heeft [naam gedaagde] waterschade geclaimd. Univé heeft in verband met deze claim € 3.692,21 aan [naam gedaagde] uitgekeerd.
2.8.
Op of omstreeks 4 augustus 2015 heeft [naam gedaagde] diefstalschade geclaimd. Daartoe heeft hij gesteld dat uit zijn woning een bedrag ter grootte van € 3.900,-- is gestolen.
2.9.
Univé heeft onderzoek gedaan naar de rechtmatigheid van deze claim. In het van dat onderzoek opgemaakte rapport is neergelegd, voor zover hier van belang:
Uit de database van Stichting CIS en uw verklaring blijkt dat u voorheen verzekerd bent geweest bij Achmea. (…) Uit deze informatie blijkt dat u in de periode 02-11-2010 tot 01-07-2013 verzekerd was bij Achmea met en woongarantverzekering. U heeft bij Achmea 2 keer beroep gedaan op uw woongarantverzekering betreffende inboedelschade. Een waterschadeclaim werd gesloten omdat u niets had ingestuurd en ten aanzien van een diefstal van geld en sieraden uit de woning van op 16 februari 2013 werd € 5.534,00 uitgekeerd. De woongarantverzekering werd door Achmea opgezegd per 1 juli 2013 in verband met wanbetaling. Op 13 augustus 2013 werd u door Achmea een woongarantverzekering geweigerd. Op 4 september 2013 sloot u de inboedelverzekering bij Univé Noord-Nederland zonder opgave van deze historie terwijl hier expliciet naar is gevraagd.
2.10.
Univé heeft uit het onderzoek naar de rechtmatigheid van de claim de conclusie getrokken dat [naam gedaagde] zijn mededelingsplicht bij de totstandkoming van de verzekeringsovereenkomsten heeft geschonden. Univé verkreeg bovendien uit dat onderzoek een ernstig vermoeden van fraude.
2.11.
Bij brief van 29 april 2016 heeft Univé [naam gedaagde] ervan in kennis gesteld dat de verzekeringen van [naam gedaagde] daarom zijn beëindigd.
2.12.
Univé heeft [naam gedaagde] , vergeefs, verzocht en gesommeerd aan haar de uitgekeerde waterschade, vermeerderd met een bedrag van € 726,-- als vergoeding voor gemaakte onderzoekskosten, te vergoeden.

3.Het geschil

in conventie en reconventie
3.1.
Univé vordert in conventie, verkort weergegeven, veroordeling van [naam gedaagde] tot betaling van € 500,--. Daartoe stelt Univé, samengevat weergegeven, dat zij de verzekeringen van [naam gedaagde] heeft mogen beëindigen omdat [naam gedaagde] zijn mededelingsplicht heeft geschonden en er een ernstig vermoeden van fraude bestaat. Univé stelt dat zij als [naam gedaagde] zijn mededelingsplicht niet zou hebben geschonden, zij hem niet of niet onder dezelfde voorwaarden als verzekeringnemer zou hebben geaccepteerd. Univé stelt dat zij in de gegevens omstandigheden op grond van de wet en/of haar algemene voorwaarden recht heeft op vergoeding van wat zij aan [naam gedaagde] heeft uitgekeerd en op een vergoeding van de door haar gemaakte onderzoekskosten. Univé stelt verder dat zij om haar moverende redenen haar vordering wil beperken, maar dat zij al haar rechten reserveert met betrekking tot de invordering van het resterende deel van haar vordering. Univé stelt dat zij haar vordering beperkt om het griffierecht voor [naam gedaagde] te beperken en dat zij met deze procedure aan [naam gedaagde] de ernst van de situatie duidelijk wil maken.
3.2.
[naam gedaagde] voert verweer en concludeert in conventie tot niet-ontvankelijkheid van Univé, althans tot afwijzing van de vorderingen. Daartoe voert [naam gedaagde] aan, samengevat weergegeven, dat hij een man op leeftijd is die niet of onvoldoende in staat is zelf digitaal een verzekering af te sluiten en dat hij daarom bij het aanvragen van zijn verzekeringen door Univé is geholpen. [naam gedaagde] stelt dat een medewerker van Univé de door hem gegeven antwoorden onjuist heeft verwerkt in het aanvraagformulier. [naam gedaagde] betwist dat hij Univé met opzet heeft misleid. [naam gedaagde] betwist ook dat hij heeft gefraudeerd. [naam gedaagde] vordert in reconventie, verkort weergegeven, een met dwangsommen versterkte veroordeling van Univé tot herstel van de woon- en aansprakelijkheidsverzekering en verwijdering van zijn vermelding uit het CIS en Externe Verwijzingsregister. [naam gedaagde] vordert verder veroordeling van Univé tot nakoming van de polis en betaling van zijn schade van € 3.900,--.
3.3.
Univé voert in reconventie verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [naam gedaagde] , althans tot afwijzing van zijn vorderingen, kosten rechtens. Daartoe voert Univé aan, samengevat weergegeven, dat nergens uit blijkt dat de medewerker van Univé die behulpzaam is geweest bij het invullen van het aanvraagformulier, de antwoorden van [naam gedaagde] onjuist heeft verwerkt. Univé voert in dit verband aan dat [naam gedaagde] zijn daarop gerichte stelling ook niet concreet maakt door aan te geven wat dan onjuist zou zijn verwerkt. Univé stelt dat [naam gedaagde] het formulier hoe dan ook zelf heeft ondertekend en dat de leeftijd van [naam gedaagde] , die ten tijde van die ondertekening zestig jaar oud was, daarbij niet van belang is. Univé stelt dat zij ten tijde van de aanvraag van de verzekeringen wel een controle bij het CIS heeft uitgevoerd, maar dat op dat moment geen registratie van [naam gedaagde] bleek. Univé stelt dat zij ten tijde van de acceptatie daarom niet bekend was of kon zijn met de feiten op grond waarvan zij, waren deze wel bekend geweest, de verzekeringsovereenkomsten niet of niet onder dezelfde voorwaarden met [naam gedaagde] had gesloten. Univé voert verder aan dat [naam gedaagde] wel degelijk heeft gefraudeerd. Zij wijst er in dit verband op dat [naam gedaagde] wisselende en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over de bedragen die uit zijn woning zouden zijn gestolen. Volgens Univé verklaarde [naam gedaagde] aanvankelijk dat het ging om bedragen van zijn dochter er schoondochter die aan hem in bewaring waren gegeven. Univé stelt dat [naam gedaagde] op deze verklaringen terugkwam op het moment dat zijn claim werd onderzocht. Volgens Univé heeft [naam gedaagde] toen verklaard dat het zou gaan om aan zijn dochter en schoondochter verstrekte leningen die aan hem zouden zijn afgelost. Enig bewijs van het bestaan van die leningen of de aflossingen daarop heeft [naam gedaagde] echter niet bijgebracht. Univé stelt verder dat zij [naam gedaagde] nooit of niet onder dezelfde voorwaarden had geaccepteerd als verzekerde als het inlichtingenformulier juist was ingevuld en dat zij door het niet geven van informatie haar de mogelijkheid is ontnomen om de risico's bij het aangaan van een verzekeringsovereenkomst met [naam gedaagde] , goed in te schatten.

4.De beoordeling

in conventie en reconventie
4.1.
Univé heeft de verzekeringsovereenkomsten met [naam gedaagde] gesloten op basis van de informatie die [naam gedaagde] haar door middel van het aanvraagformulier heeft verstrekt. Naar later is komen vast te staan, is op dat aanvraagformulier relevante informatie voor het bepalen van het te verzekeren risico, niet vermeld. Dat komt voor rekening en risico van [naam gedaagde] , die het formulier heeft ondertekend en die, voordat hij dat heeft gedaan, kennis heeft genomen of had behoren te nemen van de mededelingen die op het aanvraagformulier worden over zijn mededelingsplicht. Bijzondere feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel kunnen leiden, zijn door [naam gedaagde] niet gesteld noch overigens gebleken.
4.2.
Voor zover [naam gedaagde] tot zijn verweer aanvoert dat hij "een man op leeftijd is", voert hij een verweer dat zonder nadere toelichting die door hem niet is gegeven, onbegrijpelijk is. Waarom van [naam gedaagde] , die ten tijde van het aanvragen van zijn verzekeringen nog maar zestig jaar oud was, minder mag worden verwacht en gevergd dan van een ander, ontgaat de kantonrechter.
4.3.
Voor zover [naam gedaagde] tot zijn verweer aanvoert dat Univé zelf maar de risico's had moeten inschatten door raadpleging van het CIS-register, miskent [naam gedaagde] dat op hem een plicht lag te spreken, waar hij ervoor heeft gekozen om te zwijgen. Waar de informatieplicht van [naam gedaagde] aanving, eindigde de onderzoeksplicht van Univé. Univé mocht zonder meer vertrouwen op de juistheid van de mededelingen die [naam gedaagde] op het aanvraagformulier heeft gedaan.
4.4.
Met Univé is de kantonrechter bovendien van oordeel dat aan de feitelijke gegevens die aan het onderzoeksrapport kunnen worden ontleend, zonder meer een vermoeden kan worden ontleend dat [naam gedaagde] heeft gefraudeerd. De verklaringen van [naam gedaagde] over de vermeende diefstal zijn niet consistent en op wezenlijke onderdelen innerlijk tegenstrijdig. De kantonrechter acht de verklaringen van [naam gedaagde] daarom ongeloofwaardig.
4.5.
Aan de ongeloofwaardigheid van de verklaringen van [naam gedaagde] mag het gevolg worden verbonden dat van [naam gedaagde] mocht worden gevergd dat hij concrete gegevens ter onderbouwing van de door hem gestelde feitelijke gang van zaken had aangedragen en dat wanneer hij dat heeft nagelaten, het ervoor moet worden gehouden dat hij de door Univé gestelde fraude onvoldoende heeft betwist en er voor bewijslevering geen plaats is (vgl. HR 8 juli 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0664, NJ 1992, 713, r.o. 3.4.).
4.6.
[naam gedaagde] heeft op geen enkele wijze een onderbouwing gegeven voor de door hem getelde feitelijke gang van zaken. Hij heeft daarom de gestelde fraude onvoldoende betwist en hij zal niet tot het leveren van (tegen)bewijs worden toegelaten.
4.7.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat [naam gedaagde] zijn mededelingsplicht heeft geschonden en zich schuldig heeft gemaakt aan fraude.
4.8.
Op grond van de wet en/of de toepasselijke algemene voorwaarden, heeft Univé recht op vergoeding van de uitgekeerde schade en de door haar gemaakte onderzoekskosten. Dit brengt met zich dat de vorderingen van Univé zullen worden toegewezen. De vorderingen in reconventie zullen worden afgewezen.
4.9.
[naam gedaagde] zal als de in conventie en reconventie in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de op de gebruikelijke wijze te begroten proceskosten. De proceskostenveroordeling in reconventie zal niet uitvoerbaar bij voorraad kunnen worden verklaard, omdat hierom niet door Univé is verzocht.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
1. veroordeelt [naam gedaagde] tot betaling van € 500,-- vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag, gerekend vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag waarop volledige betaling volgt,
2. veroordeelt [naam gedaagde] in de proceskosten die tot op heden aan de zijde van Univé worden begroot op € 99,21 aan explootkosten, € 117,-- aan griffierecht en € 120,-- aan salaris gemachtigde,
3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
4. wijst de vorderingen af,
5. veroordeelt [naam gedaagde] in de proceskosten die tot op heden aan de zijde van Univé worden begroot op € 120,--.
Aldus gewezen door mr. B.R. Tromp, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 oktober 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.
c BRT/569