Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.Procesverloop
2.Feiten
3.Geschil
4.Beoordeling
€ 145,00
€ 290,00
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak vorderde Waterland Monnickendam B.V. van [gedaagde] betaling van stallingskosten voor een zeilboot die op hun terrein was gestald. De huurovereenkomst tussen Waterland en de zoon van [gedaagde] was beëindigd, maar de boot bleef op het terrein staan. Waterland had [gedaagde] in maart 2016 geïnformeerd over de stallingskosten, maar er was geen prijs afgesproken. In augustus 2016 vroeg [gedaagde] om de kosten, maar Waterland stuurde een factuur die [gedaagde] als bovenmatig beschouwde. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] een redelijke vergoeding verschuldigd was, maar dat Waterland een te hoge vergoeding had geëist. De rechter bepaalde dat [gedaagde] € 2.309,28 moest betalen voor de periode tot 1 november 2016 en € 3,16 per dag voor de periode daarna. Tevens werd Waterland veroordeeld om de boot aan [gedaagde] af te geven na betaling van de stallingskosten. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat beide partijen hun eigen kosten droegen.