ECLI:NL:RBNNE:2017:4744

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 december 2017
Publicatiedatum
12 december 2017
Zaaknummer
C/17/158376/KGZA-320
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang en onderhoud aan het terrein van de oude steenfabriek te Oostrum

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 13 december 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap Steenfabriek Oostrum B.V. en een gedaagde, die het terrein van de steenfabriek in gebruik heeft. Steenfabriek Oostrum vorderde toegang tot het terrein en de opstallen om onderhoudswerkzaamheden uit te voeren, terwijl de gedaagde zich verzette tegen deze toegang en het uitvoeren van onderhoud. De rechtbank oordeelde dat Steenfabriek Oostrum op basis van de akte van levering uit 2010 recht heeft op toegang tot het terrein en het uitvoeren van onderhoud. De rechtbank stelde vast dat de gedaagde, die het terrein tijdelijk in gebruik heeft, verplicht is om Steenfabriek Oostrum in de gelegenheid te stellen om onderhoud uit te voeren. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde geen redelijke belangen heeft die zich verzetten tegen de toegang en het onderhoud, en dat de gedaagde alle nodige maatregelen moet nemen om toegang te verlenen. De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld tot het verwijderen van obstakels en het verlenen van toegang aan Steenfabriek Oostrum en haar aannemers. Tevens is een dwangsom opgelegd voor het geval de gedaagde niet aan de veroordelingen voldoet. De proceskosten zijn voor de gedaagde.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: C/17/158376 / KG ZA 17-320
Vonnis in kort geding van 13 december 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STEENFABRIEK OOSTRUM B.V.,
gevestigd te Soest ,
eiseres,
advocaat mr. J.A. Abma te Leeuwarden,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. R.H. Knegtering te Leeuwarden.
Partijen zullen hierna Steenfabriek Oostrum en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met de producties 1 tot en met 5,
  • de productie 6 van Steenfabriek Oostrum,
  • de producties 1 tot en met 7 van [gedaagde] ,
  • de mondelinge behandeling op 7 december 2017,
  • de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft na langdurige onderhandelingen in 2010 het terrein en diverse bijbehorende opstallen van de voormalige steenfabriek aan de Tichelwei te Oostrum aan Steenfabriek Oostrum verkocht voor de prijs van € 1.200.000,00. De steenfabriek met oven en schoorsteen en enkele 'haaghuizen' zijn aangewezen als rijksmonument.
2.2.
Bij notariële akte van 30 december 2010 heeft [gedaagde] het terrein en de opstallen aan Steenfabriek Oostrum geleverd. Daarbij is de koopprijs betaald.
2.3.
De akte van levering luidt onder meer:
Artikel 1
1. a. (..)
b. Koper is voornemens om het Verkochte ten behoeve van thans nog niet bekende plannen - waarschijnlijk voor woningbouw, al dan niet voor permanente bewoning - te ontwikkelen.
(..)
2. De Aflevering van het Verkochte aan Koper geschiedt zoals hierna nader in artikel 13.A omschreven. (..) Tot het moment van Aflevering is Koper te allen tijde bevoegd het Verkochte al dan niet samen met derden te betreden. Het bezit en het gebruik van het Verkochte blijft tot de Aflevering exclusief voorbehouden aan Verkoper.
3.a. (..)
c. Koper heeft de bevoegdheid de tot het Verkochte behorende opstallen te onderhouden, doch is daartoe niet verplicht. Omtrent de uitvoering van onderhouds- en/of herstelwerkzaamheden zal, indien en voorzover deze op initiatief van Koper worden uitgevoerd, vooraf door Koper met Verkoper als bezitter van het Verkochte worden overlegd waarbij Koper door Verkoper tenminste ongehinderd in de gelegenheid moet worden gesteld onderhoud te plegen of te laten plegen aan de tot het Verkochte behorende opstallen.
(..)
Artikel 13
A. Aflevering
1. Het Verkochte wordt, met inachtneming van het hierna onder 2 bepaalde, afgeleverd en blijft bij Verkoper en/of zijn kinderen - woonachtig in de op de Woonpercelen aanwezige woningen - om niet in gebruik tot twee jaar nadat:
a. de bestemming van de Woonpercelen onherroepelijk zodanig is gewijzigd of er op het huidige bestemmingsplan een onherroepelijke ontheffing is verleend dat de woningen elk blijvend, vrij, onbelemmerd en permanent als zelfstandige woningen kunnen worden bewoond en er in de bestemming geen afhankelijkheid meer is met het Verkochte én uitbreiding van elk van de bestaande op de Woonpercelen aanwezige woningen mogelijk wordt tot vijf en twintig procent (25 %) van de thans bebouwde oppervlakte; en
b. de bestemming van het Verkochte in die zin onherroepelijk is gewijzigd dat de door Koper ontwikkelde plannen kunnen worden gerealiseerd en
c. Koper aan zijn hierna onder B genoemde verplichting (verzelfstandiging woningen op de Woonpercelen) heeft voldaan;
d. Koper aan zijn verplichting tot het verharden van de hierna onder D bedoelde bebouwingsvrije zone heeft voldaan;
e. Koper aan zijn verplichting tot het realiseren van de hierna onder E bedoelde afscheidingen heeft voldaan.
(..).
2.4.
In het voorjaar van 2017 hebben partijen overleg gevoerd over een aantal werkzaamheden die Steenfabriek Oostrum op het terrein en aan de opstallen wilde uitvoeren. Op last van de gemeente Dongeradeel moest asbest dat over het terrein lag verspreid, worden opgeruimd en er moesten werkzaamheden worden uitgevoerd om te voorkomen dat de monumentale schoorsteen zou instorten. Verder wilde Steenfabriek Oostrum de haaghuizen wind- en waterdicht maken. Bij e-mail van 23 maart 2017 heeft [gedaagde] aan Steenfabriek Oostrum onder meer meegedeeld:
Deze afspraken hebben alleen betrekking op de maatregelen die bij de Steenfabriek te Oostrum moeten worden uitgevoerd uit hoofde van de brief met vooraankondiging bestuursdwang van de Gemeente Dongeradeel, te weten de asbestsanering en de consolidatie van de schoorsteenpijp. Concreet betekent dit dat bij andere werkzaamheden nieuwe afspraken moeten worden gemaakt. (..)
Uiteindelijk zullen er meer werkzaamheden en uitvoerigere werkzaamheden moeten worden uitgevoerd, waaronder de restauratie van de schoorsteen en het wind- en waterdicht maken van de haaghuizen. Omdat die werkzaamheden van grotere omvang zullen zijn, zullen we dan nadere afspraken moeten maken over toegangsbeleid, afzettingen en toezicht. Zonder de nadere afspraken zal geen toegang tot het terrein worden verleend.
2.5.
Vervolgens heeft Steenfabriek Oostrum de werkzaamheden laten uitvoeren.
[gedaagde] heeft zich op het standpunt gesteld dat bij de uitvoering van de werkzaamheden afspraken zijn geschonden en hij heeft het terrein afgesloten en de toegang geblokkeerd.
2.6.
Steenfabriek Oostrum wil ook andere onderhouds- en herstelwerkzaamheden aan opstallen laten uitvoeren. Op 27 juni 2017 heeft de aannemer van Steenfabriek Oostrum met partijen een rondgang over het terrein gemaakt en uiteengezet welke werkzaamheden moesten worden verricht en wat daarvoor nodig was. Op 16 oktober 2017 heeft Steenfabriek Oostrum een plan van aanpak voor het onderhoud aan [gedaagde] ter beschikking gesteld

3.Het geschil

3.1.
Steenfabriek Oostrum vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, kort gezegd:
- [gedaagde] zal veroordelen om Steenfabriek Oostrum, derden die haar vergellen en haar aannemers toegang te verlenen tot het terrein en de opstallen van de steenfabriek (vorderingen I en II),
- [gedaagde] zal veroordelen tot verwijdering van obstakels van paden, een stalen silo, alle roerende zaken binnen aangewezen vrije werkruimten rond gebouwen en in een loods (vorderingen III, IV, V en VI),
[gedaagde] zal veroordelen tot betaling van dwangsommen bij niet-nakoming van de eerdergenoemde veroordelingen (vordering VII),
- Steenfabriek Oostrum zal machtigen zich toegang te verschaffen en zaken te verwijderen indien [gedaagde] de veroordelingen niet nakomt en het maximum aan dwangsommen is verbeurd,
met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
De voorzieningenrechter zal de stellingen van partijen hierna bespreken, voor zover die van belang zijn voor de beslissing in deze zaak.

4.De beoordeling

Spoedeisendheid

4.1.
Steenfabriek Oostrum heeft een spoedeisend belang bij haar vorderingen omdat zij ongehinderde toegang tot het terrein en de opstallen van de steenfabriek verlangt om op korte termijn onderhoud uit te voeren.
Recht en plicht
4.2.
Steenfabriek Oostrum wenst vrije toegang tot het terrein en de opstallen van de steenfabriek voor het uitvoeren van onderhoud en het plannen en voorbereiden van werkzaamheden. Zij wil tevens dat er voldoende vrije ruimte is om over het terrein te gaan en te komen en de werkzaamheden aan de opstallen te kunnen uitvoeren. [gedaagde] verzet zich daartegen, onder meer met een beroep op in maart 2017 gemaakte afspraken. [gedaagde] meent dat toegang afhankelijk is van zijn toestemming en alleen met inachtneming van zijn belangen en voorwaarden kan worden verkregen.
4.3.
Uitgangspunt voor de beoordeling van de vraag welk recht Steenfabriek Oostrum op dit punt heeft en waartoe [gedaagde] is gehouden, is de akte van levering van 30 december 2010. Door de levering is Steenfabriek Oostrum eigenaar van de steenfabriek geworden en [gedaagde] tijdelijk bezitter en gebruiker om niet. Het bezit en gebruiksrecht van [gedaagde] staat er niet aan in de weg dat Steenfabriek Oostrum toegang tot de steenfabriek heeft en daar onderhoud mag uitvoeren. Ingevolge artikel 2 van de akte is Steenfabriek Oostrum te allen tijde bevoegd de steenfabriek, al dan niet met derden, te betreden. Ingevolge artikel 3 onder a van de akte is Steenfabriek Oostrum bevoegd de opstallen te onderhouden en is [gedaagde] verplicht om Steenfabriek Oostrum ten minste in de gelegenheid te stellen dat ongehinderd te doen. Over de uitvoering van het onderhoud zal tussen partijen vooraf overleg plaatsvinden. Daarnaast geldt dat partijen zich bij de uitvoering van de overeenkomst jegens elkaar behoren te gedragen overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid.
4.4.
In maart 2017 zijn afspraken gemaakt over het uitvoeren van het door de gemeente afgedwongen opruimen van zwerfasbest en het zogenoemde consolideren van de schoorsteen. [gedaagde] heeft daarbij te kennen gegeven dat ook voor latere werkzaamheden afspraken moeten worden gemaakt (zie 2.4). Er is echter onvoldoende aanleiding om, zoals [gedaagde] kennelijk stelt, aan de afspraken een zo vergaande strekking toe te kennen dat Steenfabriek Oostrum de uitoefening van haar recht op toegang en het uitvoeren van onderhoud voor de toekomst afhankelijk heeft gemaakt van de instemming van [gedaagde] en evenmin dat [gedaagde] de afspraken redelijkerwijs in die zin heeft mogen begrijpen. Het ligt veel meer voor de hand dat de afspraken een uitvloeisel zijn van het overleg dat volgens artikel 3 onder a van de akte voorafgaat aan de uitvoering van werkzaamheden. Het spreekt vanzelf dat uit een dergelijk overleg praktische afspraken kunnen voortvloeien. Maar dat betekent niet dat Steenfabriek Oostrum haar recht op toegang en het uitvoeren van onderhoud alleen zou kunnen uitoefenen indien zij met [gedaagde] overeenstemming weet te bereiken over de voorwaarden waaronder dat recht wordt uitgeoefend. Steenfabriek Oostrum kan niet gehouden worden geacht om steeds alle door [gedaagde] gewenste voorwaarden te aanvaarden, ook als die haar belemmeren in de toegang en de voorgenomen wijze van uitvoering van werkzaamheden zonder dat daarvoor een redelijke grond bestaat. De conclusie is dat er vooralsnog onvoldoende grondslag is om aan te nemen dat [gedaagde] ten aanzien van toegang en onderhoud andere eisen mag stellen dan die voortvloeien uit de akte en uit de redelijkheid en billijkheid.
Feitelijke situatie
4.5.
Op de vele foto's die Steenfabriek heeft overgelegd, is te zien hoe de feitelijke toestand van het terrein en de opstallen is. Die toestand laat zich samenvatten als een opslag van allerhande (oude en defecte) materialen, voertuigen, karren en andere voorwerpen, waarvan niet aannemelijk is geworden dat dezen nog bruikbaar zijn of waarde vertegenwoordigen. [gedaagde] heeft geen foto's of gegevens overgelegd, waaruit blijkt dat dit anders is. Verder is ter zitting duidelijk geworden dat [gedaagde] van het terrein en de opstallen geen ander gebruik maakt dan om daar die spullen te laten staan. Zijn zoons plaatsen op het terrein een of meer hijskranen. De opstallen zijn in (zeer) slechte staat.
[gedaagde] woont elders.
Belang Steenfabriek Oostrum
4.6.
Op grond van de akte van levering heeft Steenfabriek Oostrum recht op vrije toegang tot het terrein en de opstallen en op het uitvoeren van onderhoud. Zij heeft daarbij ook een redelijk belang. De toegang is nodig om werkzaamheden voor te bereiden en om het onderhoud uit te voeren. Het onderhoud is nodig om verder verval van de opstallen te voorkomen. Bovendien is voor een deel van het onderhoud op dit moment subsidie beschikbaar. Aan het belang van Steenfabriek Oostrum doet niet af dat er in de afgelopen jaren geen of weinig activiteiten zijn geweest of geen of weinig onderhoud is gepleegd. Evenmin ontbreekt een redelijk belang indien het mogelijk zou zijn om (een deel van) het onderhoud op een later moment uit te voeren.
Belang [gedaagde]
4.7.
Bij de uitoefening van haar recht op toegang en het uitvoeren van onderhoud moet Steenfabriek Oostrum rekening houden met de gerechtvaardigde belangen van [gedaagde] . Wat gerechtvaardigd is, hangt met name af van de toestand van het terrein en de opstallen, en het gebruik dat [gedaagde] daarvan maakt. Gelet op de feitelijke toestand en het feitelijke gebruik reikt het belang van [gedaagde] bij het terrein en de opstallen niet verder dan om daar zijn spullen te kunnen laten staan. Hij heeft geen redelijk belang om zich te verzetten tegen toegang voor Steenfabriek Oostrum en het uitvoeren van onderhoud. [gedaagde] kan wel een zeker belang hebben bij de wijze waarop de toegang plaatsvindt en de wijze waarop het onderhoud wordt uitgevoerd. Dat belang kan onder meer zijn gelegen in het afsluiten van het terrein bij vertrek, het voorkomen van schade aan wat nog van waarde is en het beletten dat hij zonder redelijke grond bezwarende maatregelen moet nemen om de uitvoering van de werkzaamheden mogelijk te maken. In het licht hiervan zal de voorzieningenrechter nagaan of Steenfabriek Oostrum bij de geëiste maatregelen voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van [gedaagde] .
Toegang
4.8.
[gedaagde] moet op grond van de akte van levering toestaan dat Steenfabriek Oostrum, al dan niet met derden, toegang heeft tot het terrein en de opstallen. Er zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd of aannemelijk geworden die rechtvaardigen dat [gedaagde] de gevraagde toegang aan voorwaarden of beperkingen kan onderwerpen. Hij zal dus al het nodige moeten doen om ervoor te zorgen dat Steenfabriek Oostrum, de derden die haar (vertegenwoordigers) vergezellen en haar aannemers te allen tijde onbelemmerde toegang hebben. Daartoe behoort het verstrekken van de sleutels en het opheffen van blokkades. Voor zover [gedaagde] er belang bij heeft om te voorkomen dat ook anderen toegang tot het terrein en de opstallen kunnen krijgen, kunnen partijen daarover redelijke afspraken maken. Het is niet aannemelijk dat Steenfabriek Oostrum daaraan niet wil meewerken. Aan de toewijzing van de vorderingen die betrekking hebben op het verlenen van toegang (I en II), staat dat in elk geval niet in de weg.
4.9.
Het gevorderde verbod om sloten te vervangen, is overbodig. [gedaagde] moet immers alle sloten verwijderen en verwijderd houden, behalve de sloten waarvan hij een sleutel aan Steenfabriek Oostrum heeft gegeven. Hij kan dus geen slot vervangen zonder afgifte van een sleutel aan Steenfabriek Oostrum.
Onderhoud
4.10.
Op grond van de akte van levering moet [gedaagde] ten minste Steenfabriek Oostrum in de gelegenheid stellen het onderhoud ongehinderd uit te voeren. Steenfabriek betoogt, met verwijzing naar het plan van aanpak (zie 2.6) dat het daarvoor nodig is dat paden worden vrijgemaakt en er werkruimte is rondom de opstallen. Verder moet een stalen silo worden verplaatst omdat die de doorgang blokkeert en moet een loods worden ontruimd.
4.11.
Niet valt in te zien dat de wijze waarop het onderhoud wordt uitgevoerd, en dus ook het plan van aanpak, is onderworpen aan de instemming van [gedaagde] en evenmin dat dit plan moet voorzien in alle nog uit te voeren werkzaamheden. Het plan geeft [gedaagde] vooralsnog voldoende inzicht in de wijze waarop het nu voorgenomen onderhoud zal worden uitgevoerd. Wat betreft de afzonderlijke maatregelen geldt het volgende.
4.12.
De eis dat de paden worden vrijgemaakt zodat de opstallen goed bereikbaar zijn met voertuigen en materialen, is zonder twijfel gerechtvaardigd. De essentie is dat de paden zodanig worden vrijgemaakt dat voertuigen ongehinderd doorgang hebben. Het is dus niet zo dat bij elk losliggend plankje al dwangsommen worden verbeurd, zoals [gedaagde] vreest.
4.13.
[gedaagde] moet wel een redelijke termijn hebben om de van hem verlangde maatregelen te nemen. Een termijn van vijf dagen na betekening van dit vonnis voor het vrijmaken van alle paden kan te kort zijn, gelet op wat er allemaal op het terrein ligt. Steenfabriek Oostrum heeft ter zitting verklaard dat een ruimere termijn aanvaardbaar is, behalve wat betreft de bereikbaarheid van de schoorsteen. Ter behoud van subsidieaanspraken is het nodig om op korte termijn met het werk aan de schoorsteen aan te vangen. De voorzieningenrechter zal hiermee rekening houden bij de formulering van de beslissing.
4.14.
Het spreekt vanzelf dat er rond de gebouwen ruimte moet zijn om het werk te kunnen uitvoeren. Een vrije ruimte van vijf meter rond de gevels is niet onredelijk. Een dergelijke marge komt ook tegemoet aan de vrees die [gedaagde] zegt te hebben voor beschadiging van zijn spullen, welke waarde ook aan die spullen kan worden toegekend. Er is verder geen aanleiding om aan te nemen dat een marge van vijf meter hem meer benadeelt dan een marge van drie meter, zoals hij wenst, gelet op het gebruik dat hij van het terrein maakt. Voor [gedaagde] brengt het vrijmaken van paden en werkruimte verder niet méér mee dan dat hij zijn spullen op het terrein moet verplaatsen, of naar eigen keus, afvoeren. Dat is niet onredelijk bezwarend.
4.15.
Op een van de foto's is te zien dat een stalen silo belet dat een van de opstallen bereikbaar is met groot materieel. Het is een redelijke eis dat die silo wordt verplaatst, gelet op de plicht van [gedaagde] om Steenfabriek Oostrum in de gelegenheid te stellen het onderhoud ongehinderd te (laten) plegen, het belang van Steenfabriek Oostrum om het onderhoud met behulp van groot materieel (in plaats van 'met de hand', zoals [gedaagde] suggereert) te kunnen doen en het weinige dat [gedaagde] moet doen om dat mogelijk te maken. Zijn zoon kan immers met diens aanwezige kraan de silo op eenvoudige wijze verplaatsen.
4.16.
Evenmin onredelijk is de eis dat de loods moet worden ontruimd. Niet voldoende weersproken is immers dat het dak waterdicht moet worden gemaakt en dat de spullen die in de loods staan, in een naastgelegen loods kunnen worden geplaatst.
4.17.
Voor het werk aan de schoorsteen wenst de aannemer om veiligheidsredenen gebruik te maken van het platte dak, dat daartoe moet worden verstevigd. Ook als het werk via de waterkant zou kunnen worden uitgevoerd, wil dat niet zeggen dat dit op die wijze moet gebeuren. [gedaagde] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de keuze van de aannemer onredelijk is en evenmin dat het gebruik van het platte dak voor hem onredelijk bezwarend is.
4.18.
De conclusie is dat er geen voldoende zwaarwegende belangen van [gedaagde] zijn die zich verzetten tegen de wijze waarop Steenfabriek Oostrum het onderhoud wil laten uitvoeren. De vorderingen die betrekking hebben op het verwijderen van roerende zaken (III, IV, V en VI) zijn daarom in beginsel toewijsbaar.
Dwangsom
4.19.
Steenfabriek Oostrum heeft voldoende belang om nakoming door [gedaagde] te verzekeren door een aanspraak op dwangsommen. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt zoals hierna volgt.
Proceskosten
4.20.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Steenfabriek Oostrum worden vastgesteld op:
- dagvaarding € 80,42
- griffierecht 618,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.514,42.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen 2 dagen na betekening van dit vonnis:
- Steenfabriek Oostrum en derden die haar (vertegenwoordigers) vergezellen, ongehinderd, voortdurend en te allen tijde toegang te verlenen tot het terrein en de opstallen, zoals omschreven in de akte van levering,
- alle sloten op het toegangshek van dat terrein te verwijderen en verwijderd te houden, behoudens de sloten waarvan Steenfabriek Oostrum van [gedaagde] een sleutel heeft ontvangen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om binnen 2 dagen na betekening van dit vonnis toegang te verlenen aan door Steenfabriek Oostrum gecontracteerde aannemers, waaronder Bouwbedrijf Visser Dokkum B.V. tot het terrein en de opstallen voor het daaraan verrichten van herstel- en onderhoudswerkzaamheden zoals opgenomen in het onder 2.6 vermelde plan van aanpak;
5.3.
verbiedt [gedaagde] om de uitvoering van die herstel- en onderhoudswerkzaamheden te (doen) (ver)hinderen of te (doen) belemmeren;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] om de paden die in de aan dit vonnis gehechte bijlage van het plan van aanpak groen zijn gemarkeerd, geheel vrij te maken en te houden en wel zodanig, dat auto's, busjes, kraanwagens, vrachtauto's en dergelijke ongehinderd doorgang hebben op deze paden,
- voor zover de paden leiden tot de schoorsteen: binnen 5 dagen na betekening van dit vonnis,
- voor het overige: binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] om binnen 5 dagen na betekening van dit vonnis de stalen silo, op de aan dit vonnis gehechte bijlage van het plan van aanpak aangegeven met nummer 2, te verwijderen en verwijderd te houden;
5.6.
veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis vrije werkruimten van ten minste vijf meter breed, gemeten haaks vanuit de buitenmuren van de opstallen, vrij te maken en te houden op de plaatsen die op de aan dit vonnis gehechte bijlage van het plan van aanpak zijn aangeduid met nummers 1, 3, 4 en 5;
5.7.
veroordeelt [gedaagde] om binnen 21 dagen na betekening van dit vonnis de loods die op de aan dit vonnis gehechte bijlage van het plan van aanpak is aangeduid met nummer 8 te ontruimen en ontruimd te houden totdat Steenfabriek Oostrum aan [gedaagde] heeft meegedeeld dat de in het plan van aanpak op pagina 3 onder 'ad B' vermelde werkzaamheden zijn uitgevoerd;
5.8.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Steenfabriek Oostrum van een dwangsom van € 2.500,00 voor elke dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde] de veroordelingen en verboden die hiervoor onder 5.1 tot en met 5.7 zijn gegeven, niet nakomt, met een maximum van € 150.000,00;
5.9.
machtigt Steenfabriek Oostrum, voor het geval het maximum aan dwangsommen is verbeurd en [gedaagde] een of meer veroordelingen niet is nagekomen, datgene te doen wat [gedaagde] heeft nagelaten, met name:
- om zich en door haar gecontracteerde aannemers toegang te verschaffen tot het terrein onder de voorwaarde dat na betreding en vertrek het toegangshek weer wordt afgesloten met het slot waarvan Steenfabriek Oostrum van [gedaagde] een sleutel heeft ontvangen of, indien dit slot defect is, met een kwalitatief gelijkwaardig slot onder afgifte van een sleutel daarvan aan [gedaagde] ,
- om de obstakels en roerende zaken die zich op de onder 5.4 bedoelde paden en binnen de onder 5.6 bedoelde vrije werkruimten bevinden, alsmede de onder 5.5 bedoelde silo te verplaatsen naar een willekeurige vrije ruimte op het terrein,
- om alle roerende zaken die zich in de onder 5.7 bedoelde loods bevinden, te verplaatsen naar de naastgelegen loods;
5.10.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Steenfabriek Oostrum tot op heden vastgesteld op een bedrag van € 1.514,42, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.11.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten die na dit vonnis ontstaan, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met de kosten van betekening van dit vonnis, te weten een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de kosten van het exploot van betekening, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.12.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.13.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Los en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 13 december 2017, in tegenwoordigheid van de griffier. [1]

Voetnoten

1.type: 780