In deze zaak gaat het om de beëindiging van een zorgovereenkomst voor ADL-assistentie tussen een ernstig gehandicapte cliënt, aangeduid als [eiser], en de zorginstelling Stichting Fokus. De cliënt, die lijdt aan een hoge dwarslaesie, heeft sinds 1988 ADL-assistentie ontvangen van Fokus. De samenwerking is door de jaren heen onder druk komen te staan door verschillende incidenten en meningsverschillen over de zorgverlening. Fokus heeft op 14 september 2017 aan [eiser] medegedeeld dat de zorgovereenkomst per 1 januari 2018 zou worden opgezegd, omdat de zorgverlening als bezwaarlijk werd ervaren door het team van medewerkers.
In het kort geding vordert [eiser] dat de opzegging van de zorgovereenkomst wordt ingetrokken en dat de zorgverlening wordt voortgezet. Hij stelt dat er geen gewichtige redenen zijn voor de opzegging en dat de zorg essentieel voor hem is. Fokus voert aan dat er wel degelijk gewichtige redenen zijn, waaronder een verstoorde samenwerking en incidenten van verbale agressie van [eiser] naar medewerkers.
De voorzieningenrechter oordeelt dat hoewel er gewichtige redenen zijn voor de opzegging, Fokus niet de vereiste zorgvuldigheid in acht heeft genomen. De rechter oordeelt dat Fokus de zorgovereenkomst moet voortzetten tot 1 april 2018, zodat er voldoende tijd is om alternatieve zorg te regelen. Echter, de specifieke handelingen die [eiser] wenst, zoals darmprikkelen, hoeven niet door Fokus te worden uitgevoerd, omdat deze in strijd zijn met de geldende protocollen. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat ieder zijn eigen kosten draagt.