Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.Het procesverloop
2.De overwegingen
3.De beslissing
- bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek niet meer in behandeling zal worden genomen.
- beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoekers,
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 11 oktober 2017, hebben verzoekers een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. P.G. Wijtsma in een lopende procedure met zaaknummer LEE 16/4063 WLZ. Dit verzoek is ingediend op 11 september 2017, maar de rechter heeft op 12 september 2017 schriftelijk medegedeeld niet in de wraking te berusten. De wrakingskamer heeft eerder, op 9 februari 2016, al beslist dat eerdere wrakingsverzoeken van verzoekers niet in behandeling zouden worden genomen, omdat deze niet waren onderbouwd met concrete feiten die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trokken.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de verzoekers in hun huidige wrakingsverzoek geen nieuwe concrete feiten hebben aangedragen die de onpartijdigheid van de rechter zouden kunnen aantasten. De rechtbank oordeelt dat verzoekers onvoldoende hebben gesteld om in hun verzoek tot wraking te kunnen worden ontvangen. Gezien de eerdere wrakingsverzoeken en de beslissingen die daarop zijn genomen, mocht van verzoekers worden verwacht dat zij met duidelijke argumenten zouden komen, in plaats van vage beschuldigingen zoals "vanwege het structureel beschadigen van het gezin".
De rechtbank heeft daarom besloten om het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk te verklaren en de procedure in de hoofdzaak met zaaknummer LEE 16/4063 WLZ voort te zetten in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. Tevens is bepaald dat een volgend wrakingsverzoek niet meer in behandeling zal worden genomen.