ECLI:NL:RBNNE:2017:538

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 februari 2017
Publicatiedatum
17 februari 2017
Zaaknummer
18/890729-13 en 18/830370-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting door een vertrouwenspersoon in de zorgsector met aanzienlijke financiële schade voor slachtoffers

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 16 februari 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting. De verdachte heeft zich gedurende een aantal jaren voorgedaan als vertrouwenspersoon en administrateur voor verschillende slachtoffers, waaronder cliënten van een zorgboerderij. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte door middel van leugens en misleiding aanzienlijke bedragen heeft afhandig gemaakt van zijn slachtoffers. De verdachte heeft onder andere een cliënt van de zorgboerderij, die zwakbegaafd is, bewogen tot de afgifte van € 11.000,- door te suggereren dat hij hem kon helpen bij zijn woonsituatie. Daarnaast heeft hij een eigenaresse van de zorgboerderij overgehaald om in totaal € 70.000,- te geven voor vermeende verbouwingsplannen, terwijl hij dit geld voor eigen doeleinden heeft gebruikt. Ook heeft hij een bedrag van € 13.750,- van een andere benadeelde partij afhandig gemaakt door te doen alsof hij een hypothecaire lening kon regelen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden en heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte verplicht is om schadevergoeding te betalen aan de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummers 18/860729-13 en 18/830370-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 16 februari 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
2 februari 2017. Tegen de niet verschenen verdachte is verstek verleend.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 18/860729-13
1.
hij in of omstreeks oktober 2011, in elk geval in 2011, te [pleegplaats] ,
althans in de gemeente Leek, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of
door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van
verdichtsels, [slachtoffer1] heeft bewogen tot de afgifte van 11.000 euro, in
elk geval van enig goed,
hebbende verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte, althans
alleen, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of
listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- die [slachtoffer1] ,
waarvan verdachte en/of zijn medeverdachte wist(en) dat deze hulpbehoevend was
en/of gemakkelijk beïnvloedbaar en/of waarmee verdachte en/of zijn
medeverdachte regelmatig contact had(den) in verband met zijn/hun
werkzaamheden voor een zorgboerderij,
gezegd dat verdachte er voor kon zorgen dat die [slachtoffer1] niet bij die
zorgboerderij weg hoefde en/of niet naar een instelling in [plaatsnaam] zou
hoeven gaan, conform de wens van die [slachtoffer1] , althans bij die [slachtoffer1] de
indruk gewekt dat verdachte hem kon helpen bij diens woonsituatie,
en/of dat het daarvoor dan nodig was dat die [slachtoffer1] (tijdelijk) geld ter
beschikking diende te stellen aan verdachte en/of zijn medeverdachte,
en/of
- door de houding en/of wijze van optreden van verdachte jegens die [slachtoffer1]
bij die [slachtoffer1] het vertrouwen gewekt en/of de indruk gewekt dat
verdachte in het belang van die [slachtoffer1] optrad, en/of dat het ging om een
lening, en/of
- ( aldus) zich jegens die [slachtoffer1] voorgedaan als bonafide administrateur
en/of (financieel en/of juridisch) bemiddelaar of zaakwaarnemer en/of
medewerker van die zorgboerderij en/of vertrouwenspersoon en/of hulpverlener
en/of geldlener,
waardoor die [slachtoffer1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2011 tot en met 13 maart 2012, te
[pleegplaats] , althans in de gemeente Leek, in elk geval in Nederland, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk 11.000
euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer1]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan
door misdrijf, te weten als lening en/of als beheerder ten behoeve van J. van
Hoorn dan wel uit onverschuldigde betaling, onder zich had(den),
wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;
2.
hij in of omstreeks de periode van 24 april 2009 tot en met 15 augustus 2012,
te [pleegplaats] , althans in de gemeente Leek, in elk geval in Nederland,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse
hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels, (telkens) [slachtoffer2] heeft bewogen tot
de afgifte van een hoeveelheid geld, te weten (in totaal) 70.000 euro, in elk
geval (telkens) van een hoeveelheid geld,
hebbende verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk
weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met
de waarheid
- zich jegens die [slachtoffer2] (steeds) gepresenteerd als bonafide administrateur
en/of (financieel en/of juridisch) bemiddelaar/adviseur en/of zaakwaarnemer
en/of medewerker en/of vertrouwenspersoon van [slachtoffer2] zorgboerderij " [naam instelling]
" en/of zich voorgedaan als financieel draagkrachtig persoon en/of bij
die [slachtoffer2] het vertrouwen en/of de indruk gewekt dat verdachte serieus
betrokken was en/of zich ten gunste van (nieuwe plannen voor) die
zorgboerderij wilde inzetten, en/of
- bij die [slachtoffer2] (allerlei) plannen en/of voorstellen indiende, waaronder
(ver)bouwplannen, en/of allerlei inkopen en/of bestedingen deed en/of
voorstelde te doen zogenaamd in het belang van die zorgboerderij, en/of
- ( daartoe) steeds aan die [slachtoffer2] (contant) geld vroeg ten behoeve van een of
meer uitgaven zogenaamd in het belang van die zorgboerderij, en/of
- ( daartoe) in dat kader (ook) aangaf aan die [slachtoffer2] om een (giraal)
geldbedrag op de bankrekening van verdachtes zoon [naam] te storten
omdat verdachte daar toegang toe zou hebben,
waardoor die [slachtoffer2] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 24 april 2009 tot en met 15 augustus 2012,
te [pleegplaats] , althans in de gemeente Leek, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk een hoeveelheid geld, te
weten (in totaal) 70.000 euro, in elk geval (telkens) een hoeveelheid geld,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer3] en/of [slachtoffer2]
en/of [slachtoffer4] en/of de maatschap [naam maatschap] en/of
zorgboerderij [naam instelling] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, welk(e) geldbedrag(en) verdachte tezamen en in vereniging met zijn
medeverdachte, althans alleen, (telkens) anders dan door misdrijf, te weten
als (financieel en/of juridisch) bemiddelaar/adviseur en/of zaakwaarnemer
en/of als medewerker en/of vertrouwenspersoon van die [slachtoffer3] en/of [slachtoffer2]
en/of [slachtoffer4] en/of die maatschap en/of zorgboerderij
en/of (telkens) ten behoeve van een of meer zakelijke (bouw)uitgave(n) en/of
ten gunste van die maatschap en/of zorgboerderij, in elk geval anders dan door
misdrijf, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
hij in of omstreeks maart 2012, althans in de periode van 1 oktober 2011 tot
en met 16 augustus 2012, te [pleegplaats] en/of Hoogezand, althans in de
gemeente(n Leek en/of Hoogezand-Sappemeer, in elk geval in Nederland, met het
oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het
aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of
meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer5]
heeft bewogen tot de afgifte van 13.750 euro, in elk geval van een
hoeveelheid geld, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk
weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met
de waarheid
- zich jegens die [slachtoffer5] voorgedaan als bonafide administrateur en/of
(financieel en/of juridisch) bemiddelaar/adviseur en/of zaakwaarnemer en/of
vertrouwenspersoon en/of werkgever, en/of
- die [slachtoffer5] gezegd dat deze een hypotheek zou kunnen verkrijgen vanwege
de zorgboerderij (waar die [slachtoffer5] werkzaam was), en/of
- die [slachtoffer5] gezegd dat genoemd bedrag de rente en/of aflossing zou zijn
van dat/een hypotheekbedrag, en/of
- die [slachtoffer5] gezegd dat genoemd bedrag aan hem diende te worden afgegeven
ter betaling (vooruit) van rente en/of aflossing van een hypotheek ten gunste
van die [slachtoffer5] ,
waardoor die [slachtoffer5] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 20 maart 2012, althans in maart 2012, in elk geval in de
periode van 1 oktober 2011 tot en met 16 augustus 2012, te [pleegplaats] en/of
Hoogezand, althans in de gemeente(n) Leek en/of Hoogezand-Sappemeer, in elk
geval in Nederland, opzettelijk 13.750 euro, in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [slachtoffer5] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren)/geld verdachte anders dan door
misdrijf, te weten ten behoeve van een hypotheek en/of als rente en/of
aflossing van een hypotheekbedrag ten gunste van die [slachtoffer5] en/of als
(financieel en/of juridisch) bemiddelaar en/of zaakwaarnemer en/of
vertrouwenspersoon en/of werkgever, in elk geval anders dan door misdrijf,
onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Parketnummer 18/830370-15
hij in of omstreeks de periode van 24 mei 2015 tot en met 5 augustus 2015, te
Groningen, meermalen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een)
ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam
en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen
en/of door een samenweefsel van verdichtsels
het [bedrijfsnaam] en/of [slachtoffer6] en/of andere medewerker(s),
heeft bewogen tot het aangaan van een schuld, namelijk een
(hotelkamer)huurovereenkomst, en/of het verlenen van een dienst, namelijk het
gebruikmaken van een hotelkamer en/of de voorzieningen in/van die kamer, en/of
de afgifte van eten en/of drinken, althans consumpties, in elk geval van enig
goed,
hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven -
valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
jegens een of meerdere medewerker(s) van dat [bedrijfsnaam]
- zich voorgedaan als een bonafide hotelgast die de rekening zou kunnen en
willen betalen, en/of
- gezegd dat verdachte in dienst was bij het bedrijf Siemens en/of (tijdelijk)
werkte bij het UMCG-ziekenhuis te Groningen als ICT-specialist, en/of
- gezegd dat verdachte uit Alkmaar kwam en/of graag op rekening wilde
overnachten, en/of
- een of meerdere (onjuiste) factuuradres(sen) in Alkmaar heeft opgegeven,
en/of
- ( daarnaar gevraagd) dat men een foutje had gemaakt bij het factuuradres van
verdachte en/of (vervolgens) een nieuw en/of zogenaamd correct factuuradres
opgegeven,
waardoor dat bedrijf [bedrijfsnaam] en/of die [slachtoffer6] en/of andere
medewerker(s) (telkens) werd(en) bewogen tot en aangaan van die schuld en/of
het verlenen van die dienst en/of tot bovenomschreven afgifte(n).

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van de stukken in het dossier gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder parketnummer 18/860729-13 1 primair, 2 primair en
3 primair ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/830370-15 ten laste gelegde.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Parketnummer 18/860729-13
Feit 1 primair
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 13 maart 2012, opgenomen op pagina 82 van het dossier met nummer [nummer] d.d. 5 december 2013, inhoudende als verklaring van [gerechtigde namens slachtoffer1] :
Ik ben namens de benadeelde [slachtoffer1] gerechtigd tot het doen van aangifte. Ik ben boekhouder van de heer [slachtoffer1] , wonende te [pleegplaats] . [slachtoffer1] is zwakbegaafd. Per kwartaal krijgt hij 6.000 euro aan PGB. [slachtoffer1] kon altijd over deze gelden beschikken. Hij is al enkele jaren werkzaam bij een zorgboerderij, genaamd [naam instelling] . Deze is in beheer bij de familie [naam] te [pleegplaats] . Ik heb altijd zijn financiën verzorgd. [slachtoffer1] heeft ook een rekening bij de Rabobank, bankrekeningnummer [nummer]. Eind november 2011 kreeg ik een rekeningoverzicht van de Rabobank. Ik zag toen een overschrijving van 11.000 euro op 31 oktober 2011 naar rekeningnummer [nummer] ten name van [naam] met omschrijving "spoedopdracht appartement [appartementnaam] ". Ik vroeg [slachtoffer1] wat dat te betekenen had en hij zei dat het geld in januari terug kwam. Hij kon geen verklaring geven wat de overschrijving te betekenen had. Ik heb daarop een gesprek met een medewerkster van de Rabobank in [plaatsnaam] gehad. Zij vertelde mij dat [slachtoffer1] met een onbekend persoon langs was geweest. [slachtoffer1] had toen een opdrachtbevestiging ondertekend en de opdracht was uitgevoerd. De man die bij [slachtoffer1] was geweest bleek achteraf [verdachte] . In januari 2012 werd het geld niet teruggestort. Ik heb via de zorgboerderij contact opgenomen met [verdachte] in februari 2012. Ik heb [verdachte] toen gevraagd naar de overschrijving. [verdachte] zei dat het geld niet voor [appartementnaam] was, maar voor de familie [naam] . [verdachte] vertelde mij dat het geld via het PGB weer terug zou komen bij [slachtoffer1] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 22 maart 2012, opgenomen op pagina 87 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer1] :
Ik ben ongeveer 4 jaar werkzaam in zorgboerderij [naam instelling] in [pleegplaats] . Deze wordt beheerd door de familie [naam] . Ik heb begrepen dat ik een uitkering krijg voor het verblijf op de zorgboerderij. Op de zorgboerderij is een man werkzaam die in mijn ogen de administratie doet. Ik ken deze man alleen als [verdachte] . Ik ging veel met [verdachte] om. [verdachte] heeft mij wel eens verteld dat hij verbouwingsplannen had met de zorgboerderij. Eind oktober 2011 waren er plannen dat ik opgenomen zou worden in [plaatsnaam] . [verdachte] wist hiervan en ook dat ik daar niet heen wilde. [verdachte] vertelde mij dat hij een mogelijkheid wist dat ik niet naar [plaatsnaam] hoefde. [verdachte] had daar wel een geldbedrag voor nodig. Hij heeft mij verteld dat hij naar de bank moest om de geldzaken te regelen. Het was zijn idee om naar de Rabobank in [plaatsnaam] te gaan. Hij had mij niet gezegd dat hij geld van mijn rekening ging halen. Ik ben toen, eind oktober 2011, met [verdachte] naar de Rabobank in [plaatsnaam] gegaan. [verdachte] heeft toen gesproken met een medewerkster. Op een gegeven moment kreeg ik een briefje overhandigd. [verdachte] zei dat ik daarop mijn handtekening moest zetten. Ik heb niet gelezen wat er op het briefje stond. Ik vertrouwde [verdachte] voor 100 %. [verdachte] legde uit dat ik het geld weer terug zou krijgen. [verdachte] heeft de geldzaken verder afgehandeld. Ik wist helemaal niet waar het om ging. [verdachte] heeft mij alleen gezegd dat het geld bedoeld was voor een instantie zodat ik niet naar [plaatsnaam] hoefde te gaan. Het geld, 11.000 euro, is nooit teruggestort op mijn rekening.
3. Afschriften bankrekeningnummer [nummer] ( [naam] ), periode januari 2010 tot oktober 2013, opgenomen op pagina 121-132 van voornoemd dossier:
31 oktober 2011: € 11.000,-- van [slachtoffer1] o.v.v. 'appartement [appartementnaam] '
Feit 2 primair
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 16 augustus 2012, opgenomen op pagina 164 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer2] :
Ik ben namens de benadeelde Zorgboerderij [naam instelling] gerechtigd tot het doen van aangifte. De zorgboerderij bestaat uit een maatschap waarin mijn man [slachtoffer3] , mijn zoon [slachtoffer4] en ik zitten. In het begin verzorgden wij kinderen die een weekend op de zorgboerderij kwamen op basis van PGB gelden. Een van deze kinderen was [naam] uit Groningen. Zijn vader, [verdachte] , kwam in die weekenden ook wel eens op de zorgboerderij. Ongeveer 2 jaar geleden kwam [verdachte] bij ons. Hij stelde voor de zorgboerderij uit te breiden. Alles wat hij voorstelde klonk heel goed. Hij vertelde ook dat hij overal papieren voor had. Hij praatte heel mooi. Er is eigenlijk nooit gesproken over geld. [verdachte] vertelde namelijk dat hij voldoende geld voor de plannen had. Hij zou ons het geld lenen en dat zouden wij terugbetalen als de nieuwe zorgboerderij goed liep. Hij vertelde dat hij een zeer grote som geld op een rekening in Zwitserland had staan. Hij heeft geen enkele voorwaarde verbonden aan de lening van het geld aan de maatschap. Over de modernisering was afgesproken dat de varkensstallen zouden worden afgebroken en dat daarop nieuwe appartementen zouden verrijzen. [verdachte] vertelde ons dat hij al clientèle had bij [naam instelling] . Deze cliënten zouden zo naar onze zorgboerderij overgeplaatst kunnen worden. [verdachte] had al goederen ingeslagen voor de verbouwing die in Duitsland lagen opgeslagen. Hij wilde contant geld hebben voor de betaling van die goederen. [verdachte] kwam heel betrouwbaar over, ik twijfelde op geen enkele manier. Ik gaf [verdachte] contant geld. Ongeveer anderhalf jaar geleden kwam [verdachte] bij mij en vertelde mij dat hij 44.000 euro nodig had voor het betalen van aangekochte goederen voor de zorgboerderij. Ik heb toen 44.000 euro bij de Rabobank opgehaald en contant aan [verdachte] gegeven. Er staat niets op papier van transacties met [verdachte] . Op een gegeven moment heb ik gezegd dat ik geen geld meer had voor de aankoop van nog meer goederen. [verdachte] gaf aan dat hij veel geld op een bank in Zwitserland had staan en dat wij dat wel konden lenen. Hij vertelde dat hij zelf naar Zwitserland moest reizen om dat geld op te halen. Ik geloofde dat. Het vertrouwen in [verdachte] was groot. Hij nam als het ware de leiding. Na gesprekken met de politie ben ik er achter gekomen dat [verdachte] ons heeft opgelicht.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van (aanvullend) verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 4 december 2013, opgenomen op pagina 173 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer2] :
Er is een keer 10.000 euro en een keer 24.000 euro op de rekening van [naam] overgemaakt op verzoek van [verdachte] omdat [verdachte] zei dat hij dan wel bij het geld kon komen. Het bedrag van 44.500 euro dat op 15 april 2010 is afgeschreven is contant opgenomen en betaald aan [verdachte] voor de aanschaf van bouwmaterialen voor de zorgboerderij.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 7 november 2013, opgenomen op pagina 41 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte (V: Verbalisant en A: verdachte):
Ik heb gewerkt voor zorgboerderij [naam instelling] in de periode van januari 2010 tot juni 2012. Af en toe gaf [slachtoffer2] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer2] ) mij geld. De zorgboerderij moest opgeknapt en verbouwd worden. Toen heb ik wel eens bedragen van [slachtoffer2] ontvangen en daar niet voor gebruikt. Een keer 10.000 en een keer 20.000 euro. Ik zei dat ik dit geld nodig had voor verbouwingskosten en materiaal. Ik heb van dit geld geleefd. Daarna heb ik nog zes of zeven keer geld gekregen, telkens tussen de 1000 en 5000 euro per keer. Ik beken dat ik ze geld afhandig heb gemaakt onder het voorwendsel dat ik het geld zou gebruiken voor de verbouwing. Ik heb het geld bewust voor eigen doeleinden gebruikt. Ik heb misbruikt van hun vertrouwen gemaakt. Ik denk dat het in totaal om 70.000 euro gaat wat ik van [slachtoffer2] en [slachtoffer4] heb gekregen. Ik was degene die het geld vroeg en had er altijd een smoes voor. Ik heb mij schuldig gemaakt aan oplichting. [slachtoffer2] had blindelings vertrouwen in mij. 99 van de 100 keer ging ze mee in mijn voorstellen. Ze zag ook slecht.
Het begon met een woning aan de [straatnaam] te [plaatsnaam] . Ik ben met de makelaar een prijs overeengekomen. Bij de makelaar heb ik mij voorgesteld als [slachtoffer4] . Ik heb mij voorgedaan alsof ik [slachtoffer4] was van de zorgboerderij genaamd [naam instelling] te [pleegplaats] . Ik denk niet dat [slachtoffer2] het koopcontract heeft kunnen lezen, ze had geen loep bij haar. Het initiatief om het huis te kopen was van mij en het koopcontract is door [slachtoffer2] getekend.
V: Wat was uw intentie om het koopcontract te laten tekenen door [slachtoffer2] .
A: Om daar te gaan wonen, niets anders.
Feit 3 primair
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 17 augustus 2012, opgenomen op pagina 212 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer5]
In 2011 kwam ik via de zoon van [verdachte] in contact met hem. In augustus bood [verdachte] mij een baan aan als activiteitenbegeleider op zorgboerderij [naam instelling] in [pleegplaats] . [verdachte] legde uit dat er een nieuw plan was voor het opzetten van een zorgboerderij. [verdachte] wist het verhaal zeer overtuigend te brengen. [verdachte] had verteld dat de zorgboerderij onder [naam instelling] gebracht zou worden. Ik zou bruto 7400 euro per maand kunnen gaan verdienen. Ik trad inderdaad per februari 2012 in dienst bij de zorgboerderij. Ik wilde een nieuwe woning kopen. Ik had alleen nog geen loon ontvangen. [verdachte] zei dat het geld van de zorgboerderij geblokkeerd was. Ik stond inmiddels op het punt een woning te kopen. Omdat het moeilijk is een hypotheek te krijgen, kreeg ik van [verdachte] het aanbod om van de zorgboerderij een hypothecaire lening te krijgen van 500.000 euro. Hiervoor is een brief met voorwaarden opgesteld. Hierin stond onder andere dat ik de rente ieder jaar vooruit moest betalen. Ik ben hiermee akkoord gegaan en heb [verdachte] toen 13.750 euro meegegeven als betaling. [1]
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 7 november 2013, opgenomen op pagina 41 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik heb gewerkt voor zorgboerderij [naam instelling] in de periode van januari 2010 tot juni 2012. De zorgboerderij wist van het contract met [slachtoffer5] . [slachtoffer5] wilde een huis kopen en toen heb ik met een smoesje gezegd dat hij dit via de boerderij kon doen en toen heeft [slachtoffer5] daarvoor aan mij een bedrag betaald. Ik heb die 13000 euro gebruikt voor de kosten van het huis in [plaatsnaam] . Ik heb mij dus schuldig gemaakt aan oplichting.
Parketnummer 18/830370-15
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 11 augustus 2015, opgenomen in het dossier met nummer PL0100 2015226657 d.d. 8 december 2015, inhoudende als verklaring van [slachtoffer6] :
Ik ben namens de benadeelde [bedrijfsnaam] gerechtigd tot het doen van aangifte. Ik ben werkzaam als projectleider van het bedrijf [bedrijfsnaam] te Groningen. [bedrijfsnaam] valt onder [naam instelling] . Op zondag 24 mei 2015 wilde een ene [verdachte] een hotel kamer boeken voor langere periode. [verdachte] wilde graag op rekening overnachten. [verdachte] gaf op het meldingsformulier de volgende gegevens door: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] . [verdachte] zou wonen aan de [straatnaam] in Alkmaar. Identiteitsnummer: [nummer]
Telefoonnummer [nummer] waarna het meldingsformulier netjes werd ondertekend. Zijn gegevens welke [verdachte] had opgegeven kloppen gedeeltelijk. Zoals zijn identiteitsnummer, adres, telefoonnummers en e-mail adres, kloppen niet. Dit hadden wij niet direct door. De identiteit van [verdachte] hebben we nooit kunnen verifiëren gezien we geen ID kaart of dergelijke onder ogen hebben gehad. Dit is normaal wel de procedure, maar dit is niet gebeurd gezien zijn makkelijke praatjes. [verdachte] geeft op het aanmeldingsformulier aan dat hij voor werk in het hotel verblijft. [verdachte] gaf aan het personeel aan dat hij in dienst is bij Siemens en nu tijdelijk werkt in het UMCG als ICT specialist. Kort nadat [verdachte] in het hotel is getrokken heb ik navraag bij hem gedaan voor een factuur adres. [verdachte] gaf vervolgens een ander factuur adres op, de [straatnaam] in Alkmaar. [verdachte] gaf aan dat hij zelf op de [straatnaam] te Alkmaar woonde. Ook heeft [verdachte] vanaf de intrek in onze hotelkamers genoten van het ontbijt. Dit is een extra service waarvoor je extra moet betalen. Ook deze kosten zouden op factuur betaald worden. Dit adres bleek geen postcode te kennen waarop er weer naar [verdachte] is verzocht om met kloppend factuur adres te komen. [verdachte] had steeds andere smoesjes en praatjes waardoor het steeds werd geloofd. [verdachte] gaf vervolgens als factuur adres op [straatnaam] te Alkmaar. Ook dit adres bleek niet te kloppen, waarna hij het huisnummer veranderde. Uiteindelijk is [verdachte] op zondag 2 augustus 2015 aangesproken door mij dat het factuur adres wederom niet klopte. Gezien dat dit nu al de zoveelste keer is dat het factuur adres niet klopte heb ik ook zijn woonadres na gezocht via Google. Dit bleek eveneens niet te kloppen. Ik heb vervolgens [verdachte] hierop aangesproken. Ik heb vervolgens [verdachte] aangesproken op het adres welke hij had opgeschreven. Ik hoorde dat [verdachte] tegen mij zei dat hij niet op dit adres woonde en dat wij mogelijk een foutje hadden gemaakt. Ik heb hem toen verzocht om zijn adres en identiteitsnummer af te geven waarna hij vervolgens het adres GBA de [straatnaam] te Alkmaar op gaf. Hij gaf toen ook aan dat het gemakkelijker was als hij het een digitaal factuur adres zou geven, dan konden daar wel de facturen heen gestuurd worden. De facturen zouden dan naar [emailadres] gestuurd kunnen worden. Er staat nu een factuur open van meer dan € 2.300,-.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 8 december 2015, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte (V: verbalisant en A: verdachte):
V: Er is aangifte gedaan van fraude/oplichting waarin jij naar voren komt als verdachte. Wat kun je hierover verklaren?
A: Ik kan daarover verklaren dat ik toen dakloos was, mijn uitkering was moeilijk omdat ik geen vast woonadres had. Ik heb toen ongeveer 4 weken in het hotel nog gezeten zonder te betalen.
V: Je hebt van 24 mei 2015 tot en met 6 augustus 2015 gebruikgemaakt van de diensten van hotel: [bedrijfsnaam] , Klopt dit?
A: Als zij dat zeggen, zal dat zo zijn.
De rechtbank stelt het volgende voorop. Voor het antwoord op de vraag of uit een door verdachte gebezigde leugenachtige mededeling kan worden afgeleid dat de slachtoffers door een samenweefsel van verdichtsels werden bewogen tot afgifte van een goed dan wel het verlenen van een dienst en tot het aangaan van een schuld als bedoeld in art. 326 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), komt het aan op alle omstandigheden van het geval. Tot die omstandigheden behoren de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van de (geheel of gedeeltelijk) onware mededelingen in hun onderlinge samenhang, de mate waarin de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid degene tot wie de mededelingen zijn gericht aanleiding had moeten geven de onwaarheid te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen en de persoonlijkheid van het slachtoffer. [2]
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte zich jegens de eigenares van zorgboerderij [naam instelling] mevrouw [slachtoffer2] en
de heer [slachtoffer1] , een zwakbegaafde cliënt van voornoemde zorgboerderij, heeft voorgedaan als vertrouwenspersoon. Verdachte heeft door zijn houding en wijze van optreden bij voornoemde personen de indruk gewekt dat hij in hun belang optrad waardoor zij hem blindelings vertrouwden. Zo heeft verdachte aangever [slachtoffer1] , van wie verdachte wist dat hij hulpbehoevend was, bewogen tot afgifte van € 11.000,- door tegen [slachtoffer1] te zeggen dat verdachte ervoor kon zorgen dat [slachtoffer1] niet bij de zorgboerderij weg hoefde wanneer [slachtoffer1] een geldbedrag aan verdachte ter beschikking zou stellen. Vervolgens heeft [slachtoffer1] op advies van verdachte en omdat hij hem volledig vertrouwde bij de bank een briefje getekend waarna er € 11.000,- van zijn rekening is afgeschreven.
Voorts heeft verdachte de eigenares van de zorgboerderij bewogen tot afgifte van een bedrag van in totaal - in ieder geval - € 70.000,- door de indruk te wekken dat hij zich ten gunste van de zorgboerderij wilde inzetten door de zorgboerderij uit te breiden. Het geld dat verdachte heeft ontvangen om te gebruiken voor de verbouwing van de zorgboerderij heeft hij steeds bewust voor eigen doeleinden gebruikt.
Ook heeft verdachte aangever [slachtoffer5] bewogen tot afgifte van geld met de smoes dat aangever via de zorgboerderij een hypotheek kon krijgen wanneer de rente van de lening vooruit betaald zou worden aan verdachte. Dit geldbedrag heeft verdachte vervolgens in eigen zak gestoken.
Ten slotte heeft verdachte op rekening overnacht in het hotel [bedrijfsnaam] waarbij hij meerdere onjuiste factuuradressen heeft opgegeven.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat de onder parketnummer 18/860729-13 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde feiten en het onder parketnummer 18/830370-15 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen en dat het handelen van verdachte zich laat kwalificeren als oplichting door een samenweefsel van verdichtsels in de zin van artikel 326, eerste lid, Sr.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder parketnummer 18/860729-13 1 primair, 2 primair en 3 primair en het onder parketnummer 18/830370-15 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18/860729-13
1. primair
hij in oktober 2011 in de gemeente Leek met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels [slachtoffer1] heeft bewogen tot de afgifte van 11.000 euro hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk in strijd met de waarheid
- die [slachtoffer1] ,
waarvan verdachte wist dat deze hulpbehoevend was en/of gemakkelijk beïnvloedbaar en waarmee verdachte regelmatig contact had in verband met zijn werkzaamheden voor een zorgboerderij,
gezegd dat verdachte er voor kon zorgen dat die [slachtoffer1] niet bij die zorgboerderij weg hoefde en niet naar een instelling in Zuidlaren zou hoeven gaan, conform de wens van die [slachtoffer1] en dat het daarvoor dan nodig was dat die [slachtoffer1] (tijdelijk) geld ter beschikking diende te stellen aan verdachte en
- door de houding en wijze van optreden van verdachte jegens die [slachtoffer1] bij die
[slachtoffer1] het vertrouwen gewekt dat verdachte in het belang van die [slachtoffer1] optrad, en dat het ging om een lening, en
- zich jegens die [slachtoffer1] voorgedaan als bonafide administrateur en bemiddelaar en medewerker van die zorgboerderij en vertrouwenspersoon waardoor die [slachtoffer1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2. primair
hij in de periode van 24 april 2009 tot en met 15 augustus 2012 in de gemeente Leek, telkens met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen telkens door een samenweefsel van verdichtsels [slachtoffer2] heeft bewogen tot de afgifte van in totaal 70.000 euro hebbende verdachte telkens met vorenomschreven oogmerk in strijd met de waarheid
- zich jegens die [slachtoffer2] gepresenteerd als bonafide administrateur en/of (financieel en/of juridisch) bemiddelaar/adviseur en/of zaakwaarnemer en/of medewerker en/of vertrouwenspersoon van [slachtoffer2] zorgboerderij [naam instelling] en/of zich voorgedaan als financieel draagkrachtig persoon en bij die [slachtoffer2] het vertrouwen en de indruk gewekt dat verdachte serieus betrokken was en zich ten gunste van nieuwe plannen voor die
zorgboerderij wilde inzetten en
- bij die [slachtoffer2] (allerlei) plannen en/of voorstellen indiende, waaronder (ver)bouwplannen, en/of allerlei inkopen en/of bestedingen deed en/of voorstelde te doen en
- ( daartoe) steeds aan die [slachtoffer2] (contant) geld vroeg ten behoeve van uitgaven zogenaamd in het belang van die zorgboerderij en
- daartoe in dat kader ook aangaf aan die [slachtoffer2] om een (giraal) geldbedrag op de bankrekening van verdachtes zoon [naam] te storten omdat verdachte daar toegang toe zou hebben, waardoor die [slachtoffer2] telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgiften;
3. primair
hij in maart 2012 in de gemeente(n) Leek en/of Hoogezand-Sappemeer met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels
[slachtoffer5] heeft bewogen tot de afgifte van 13.750 euro hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk in strijd met de waarheid
- zich jegens die [slachtoffer5] voorgedaan als bonafide administrateur en/of (financieel en/of juridisch) bemiddelaar/adviseur en/of zaakwaarnemer en/of werkgever en
- die [slachtoffer5] gezegd dat deze een hypotheek zou kunnen verkrijgen vanwege de zorgboerderij (waar die [slachtoffer5] werkzaam was) en
- die [slachtoffer5] gezegd dat genoemd bedrag de rente zou zijn van dat hypotheekbedrag en
- die [slachtoffer5] gezegd dat genoemd bedrag aan hem diende te worden afgegeven ter betaling vooruit van rente van een hypotheek ten gunste van die [slachtoffer5] , waardoor die [slachtoffer5] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
Parketnummer 18/830370-15
hij in de periode van 24 mei 2015 tot en met 5 augustus 2015 te Groningen meermalen met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels
het [bedrijfsnaam] in Stad heeft bewogen tot het aangaan van een schuld, namelijk een
(hotelkamer)huurovereenkomst en het verlenen van een dienst, namelijk het gebruikmaken van een hotelkamer en de voorzieningen in die kamer en de afgifte van eten en/of drinken hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk in strijd met de waarheid jegens meerdere medewerkers van dat [bedrijfsnaam]
- zich voorgedaan als een bonafide hotelgast die de rekening zou kunnen en
willen betalen en
- gezegd dat verdachte in dienst was bij het bedrijf Siemens en tijdelijk werkte bij het UMCG-ziekenhuis te Groningen als ICT-specialist en
- gezegd dat verdachte uit Alkmaar kwam en graag op rekening wilde overnachten, en
- meerdere onjuiste factuuradressen in Alkmaar heeft opgegeven en
- daarnaar gevraagd dat men een foutje had gemaakt bij het factuuradres van verdachte en vervolgens een nieuw en zogenaamd correct factuuradres opgegeven, waardoor dat bedrijf [bedrijfsnaam] werd bewogen tot aangaan van die schuld en het verlenen van die dienst en tot bovenomschreven afgifte(n).
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 18/860729-13
1. primair oplichting;
2. primair oplichting;
3 primair oplichting;
Parketnummer 18/830370-15
oplichting, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 18/860729-13 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/830370-15 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden. Bij de formulering van de strafeis heeft de officier van justitie aangevoerd dat hij gelet op de documentatie van verdachte een gevangenisstraf van 14 maanden een passende reactie vindt. Nu er echter sprake is van overschrijding van de redelijke termijn, welke ook deels aan verdachte zelf kan worden toegerekend, dient de gevangenisstraf van 14 maanden met 2 maanden te worden verminderd. Daarnaast heeft de officier de onder 1, 2 en 3 ad informandum gevoegde feiten meegenomen, welke door verdachte bij de politie zijn erkend.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de door verdachte bij de politie erkende
ad informandum gevoegde feiten, zoals deze onder 1, 2 en 3 op de dagvaarding zijn vermeld en welke feiten hiermee zijn afgedaan.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een aantal jaren schuldig gemaakt aan oplichting. Verdachte is enige tijd werkzaam geweest bij zorgboerderij [naam instelling] waar hij zich ten opzichte van de eigenares en een cliënt van de zorgboerderij op zeer gewiekste wijze heeft gepresenteerd als vertrouwenspersoon door de indruk te wekken dat hij handelde in hun belang. Middels vele leugens heeft verdachte deze slachtoffers grote sommen afhandig gemaakt en heeft hij in naam van de zorgboerderij allerlei inkopen en bestedingen gedaan. Voorts heeft verdachte aangever [slachtoffer5] bewogen tot afgifte van een geldbedrag door hem een lening voor de aankoop van een woning in het vooruitzicht te stellen waarvoor de rente vooruitbetaald diende te worden. Daarnaast heeft verdachte zonder daarvoor te betalen verbleven in een hotel waar hij telkens onjuiste factuur(mail)adressen heeft opgegeven en leugens heeft verteld over zijn tewerkstelling en de redenen voor zijn verblijf in het hotel.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij het door verschillende mensen in hem gestelde vertrouwen bij herhaling op grove wijze heeft geschonden. Verdachte heeft slechts oog gehad voor zijn eigen belangen, hij heeft uit eigen financieel gewin gehandeld en daarbij de slachtoffers herhaaldelijk ernstig gedupeerd. Niet alleen materieel doch ook in levensmogelijkheden en -verwachtingen en daardoor in hun sociaal-psychische welzijn. In geen enkel opzicht heeft verdachte laten blijken de verwerpelijkheid van zijn handelen in te zien, noch heeft hij enige vorm van berouw getoond ten opzichte van zijn slachtoffers terwijl zij ook nu nog kampen met de grote (financiële en immateriële) gevolgen. De rechtbank is van oordeel dat de door verdachte gepleegde feiten een ontwrichtende werking hebben op het economisch verkeer en sociale onrust veroorzaken in de maatschappij, alsmede forse negatieve gevolgen hebben gehad voor meerdere personen hetgeen de rechtbank verdachte zwaar aanrekent.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 5 januari 2017, eerder wegens soortgelijke delicten met politie en justitie in aanraking is geweest.
Gelet op de aard, de ernst en de frequentie van de door verdachte gepleegde feiten en de omvang van de daardoor aan anderen berokkende (financiële) schade dient naar het oordeel van de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf te volgen. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat verdachte van oplichting een levenswijze lijkt te hebben gemaakt. Daarnaast heeft de rechtbank gelet op de proceshouding van verdachte, welke inhield dat hij eerst heeft verzocht om aanhouding van de zaak om zich te kunnen laten bijstaan door een advocaat, maar daarna volledig uit beeld is verdwenen.
Voor enig vergelijk heeft de rechtbank gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 14 maanden een passende reactie vormt. De rechtbank stelt vast dat er sprake is van undue delay nu verdachte al op 6 november 2013 voor de feiten is aangehouden en in verzekering is gesteld. De behandeling van de strafzaak is eerst aangebracht op 26 juni 2015, en deels daardoor niet binnen twee jaar afgerond, waarbij een fors tijdsverloop niet alleen op het conto van verdachte kan worden geschreven. Gelet hierop zal de rechtbank de gevangenisstraf van 14 maanden met 2 maanden verminderen en aan verdachte een gevangenisstraf van 12 maanden opleggen.

Benadeelde partijen

[slachtoffer1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 18/860729-13 1 primair ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
[slachtoffer2] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 18/860729-13 2 primair ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
[slachtoffer5] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 18/860729-13 3 primair ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
[slachtoffer7] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ad informandum bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
[slachtoffer9] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ad informandum bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
[slachtoffer8] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 18/830370-15 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van [slachtoffer1] wordt toegewezen tot een bedrag van € 11.000,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer2] heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering tot een bedrag van € 70.000,- wordt toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard.
Met betrekking tot de vordering van [slachtoffer5] heeft de officier van justitie gevorderd dat een bedrag van € 13.750,- wordt toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vorderingen van [slachtoffer8] en [slachtoffer7] worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer9] heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering wordt toegewezen tot een bedrag van € 15.000,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard.
Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 18/860729-13
(Feit 1 primair) Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer1] door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 11.000,-. De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. [slachtoffer1] wordt in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard. Dit deel kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. Aanhouding van de zaak voor nadere onderbouwing van dit onderdeel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding ten gevolge hebben.
(Feit 2 primair) Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer2] door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 70.000,-. De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
De benadeelde partij wordt in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard. Dit deel kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. Aanhouding van de zaak voor nadere onderbouwing van dit onderdeel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding ten gevolge hebben.
(Feit 3 primair) Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer5] door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 13.750,-. De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
De benadeelde partij wordt in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard. Dit deel kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. Aanhouding van de zaak voor nadere onderbouwing van dit onderdeel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding ten gevolge hebben.
(Ad informandum gevoegd feit 2) Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer7] is de rechtbank van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden. Deze schade staat in zodanig verband met het door verdachte erkende en door de rechtbank bij de strafoplegging meegewogen ad informandum gevoegde feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
(Ad informandum gevoegd feit 3) Met betrekking tot de vordering van [slachtoffer9] is de rechtbank van oordeel dat aan de benadeelde door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 15.000,-. Deze schade staat in zodanig verband met het door verdachte erkende en door de rechtbank bij de strafoplegging meegewogen ad informandum gevoegde feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. Nu er geen rechtstreeks verband bestaat tussen het overige deel van de vordering en het door verdachte erkende en door de rechtbank bij de strafoplegging meegewogen ad informandum gevoegde feit, wordt het overige deel van de vordering afgewezen.
Parketnummer 18/830370-15
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer8] constateert de rechtbank dat op grond van het uittreksel van de Kamer van Koophandel de geldigheid van de machtiging niet kan worden vastgesteld. De rechtbank zal daarom bepalen dat deze benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk is, zodat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht, waarbij de rechtbank heeft overwogen dat aanhouding van de zaak een onevenredige belasting van het strafproces ten gevolge zou hebben.
De rechtbank acht daarnaast, voor zover de vorderingen zijn toegewezen, oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 24c, 36f, 57 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder parketnummer 18/860729-13 1 primair, 2 primair en 3 primair en het onder parketnummer 18/830370-15 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de (eventuele) uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Vorderingen van de benadeelde partijen
Parketnummer 18/860729-13
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 11.000,- (zegge: elfduizend euro). Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer1] voor het overige in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer1] te betalen een bedrag van € 11.000,- (zegge: elfduizend euro) bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 90 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 11.000,- materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer2] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 70.000,- (zegge: zeventigduizend euro). Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer2] voor het overige in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer2] te betalen een bedrag van € 70.000,- (zegge: zeventigduizend euro) bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 351 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 70.000,- materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer2] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer5] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 13.750,- (zegge: dertienduizend zevenhonderdvijftig euro).
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer5] voor het overige in zijn vordering
niet-ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer5] te betalen een bedrag van € 13.750,- (zegge: dertienduizend zevenhonderdvijftig euro) bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 103 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 13.750,- materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer5] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer7] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 3.767,- (zegge: drieduizend zevenhonderd zevenenzestig euro).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer7] , te betalen een bedrag van € 3.767,- (zegge: drieduizend zevenhonderd zevenenzestig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 47 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 3.767,- aan materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer7] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer9] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 15.000,- (zegge: vijftienduizend euro).
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer9] voor het overige wordt afgewezen.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer9] , te betalen een bedrag van € 15.000,- (zegge: vijftienduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 110 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 15.000,- aan materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer9] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer8] in haar vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.B. Holsink, voorzitter, mr. F. de Jong en
mr. R.J.L. Timmer, rechters, bijgestaan door mr. A.C. Fennema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 februari 2017.

Voetnoten

1.Vanaf pagina 218 opgenomen in het dossier met nummer [nummer] d.d. 5 december 2013 de bijlagen bij de aangifte te weten het arbeidscontract en de schriftelijke bevestiging dat verdachte € 13.750,- in ontvangst heeft genomen van aangever [slachtoffer5] .
2.HR 15 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ8600.