Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.[EISER D] , wonende te [woonplaats] ,
[....], wonende te [woonplaats] ,
1.[EISER H] , wonende te [woonplaats] ,
[....], wonende te [woonplaats] ,
1.De procedure in beide zaken
- de rolbeslissing van 18 mei 2016;
- de akte wijziging van eis en inbreng producties van 15 juni 2016;
- de akte reactie eiswijziging en overlegging producties van NAM van 24 augustus 2016;
- de akte uitlating wijziging van eis van de Staat van 24 augustus 2016;
- het proces-verbaal van de op 22 november 2016 gehouden pleidooizitting;
- de akte uitlating na pleidooi van de Staat van 7 december 2016;
- de antwoordakte van NAM van 21 december 2016;
2.De feiten in beide zaken
, waarvan 95% een of meerdere keren een aardbeving heeft meegemaakt. Dit komt tot uitdrukking in ongerustheid of angst en in aantasting van het woongenot.
3.Het geschil in beide zaken
4.De beoordeling
feitelijkehandelingen die de Staat ten onrechte zou hebben uitgevoerd of nagelaten. Weliswaar wordt hier en daar bepleit dat de minister 'had moeten ingrijpen', maar zonder nadere toelichting, die ontbrak, valt niet in te zien dat daarmee op iets anders is gedoeld dan dat de minister had moeten bewerkstelligen dat uit het Groningenveld geen of minder gas zou worden gewonnen. Pro saldo kwam het door eisers aan de Staat verweten handelen of nalaten in die fase van de procedure dan ook steeds neer op het verwijt dat een verkeerd instemmingsbesluit is genomen, is nagelaten het productieplafond te verlagen dan wel ambtshalve een instemmingsbesluit in te trekken of daaraan striktere voorwaarden te verbinden. In dit verband merkt de rechtbank op dat de door eisers aan de Staat onder de noemer ‘falend toezicht’ gemaakte verwijten ook niet aangemerkt kunnen worden als tekortschieten bij het uitoefenen van toezicht. Onder toezicht moet in dit verband immers worden verstaan: het controleren van de naleving van de voorschriften van een vergunning. Daarop hebben de stellingen van eisers echter geen betrekking.
onder I(onrechtmatig handelen) is ten aanzien van alle eisers toewijsbaar.
onder II, III, IV en V(ter zake immateriële schade) zijn toewijsbaar, behoudens ten aanzien van eisers sub 5, 30, 39, 49, 61, 64, 66, 67, 68, 90, 91 en 100 in de zaak met zaaknummer C/19/109028 ( [EISER D] c.s.) en eiser sub 4 in de zaak met zaaknummer C/19/109680 ( [EISER H] c.s.).
onder VI en VII(ter zake vermogensschade door gemist onstoffelijk voordeel) zijn eveneens toewijsbaar, behoudens ten aanzien van eisers sub 1, 2, 14, 20, 21, 68, 71, 75, 96 en 97 in de zaak met zaaknummer C/19/109028 ( [EISER D] c.s.) en eisers sub 4 en 20 in de zaak met zaaknummer C/19/109680 ( [EISER H] c.s.).
2.260,00(5,0 punten × tarief € 452,00)
1.808,00(4,0 punten × tarief € 452,00)
1.808,00(4,0 punten × tarief € 452,00)