ECLI:NL:RBNNE:2018:1481

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 april 2018
Publicatiedatum
23 april 2018
Zaaknummer
C/17/160557/KGZA 18-70
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating van een van school verwijderde leerling tot groep 8 na terugkeer

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 23 april 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee ouders, J. en A., en de Stichting voor Openbaar Onderwijs. De ouders vorderden dat hun dochter, die eerder van school was verwijderd, weer zou worden toegelaten tot groep 7 van de school. De school had echter besloten om de leerling in groep 8 te plaatsen, wat de ouders als onterecht beschouwden. De zaak kwam voort uit eerdere spanningen tussen de ouders en de school, die leidden tot een klacht en een verwijderingsbesluit. Na een minnelijke regeling werd de leerling op 3 april 2018 weer toegelaten, maar in groep 8. De ouders stelden dat dit in strijd was met de gemaakte afspraken en dat hun dochter in groep 7 geplaatst moest worden. De voorzieningenrechter overwoog dat de school een zorgvuldige afweging had gemaakt en dat de plaatsing in groep 8b in het belang van de leerling was, gezien haar leerachterstand en de sociale dynamiek in de groepen. De vordering van de ouders werd afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: C/17/160557 / KG ZA 18-70
Vonnis in kort geding van 23 april 2018
in de zaak van

1.J. [eiser] ,

2.
A. [eiser],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. R.J.C. Bindels te Utrecht,
tegen
de stichting
STICHTING VOOR OPENBAAR ONDERWIJS [naam],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. S.G. van der Galiën te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de producties 1 tot en met 19 van [gedaagde]
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[naam leerling] , thans 10 jaar oud, is een leerling van obs [naam school] . Zij zat tot
22 februari 2018 in groep 7b. Obs [naam school] is onderdeel van [gedaagde] .
2.2.
Kort na aanvang van het huidige schooljaar zijn spanningen ontstaan tussen groepsleerkracht [naam groepsleerkracht] , die evenals een andere groepsleerkracht parttime les geeft in groep 7b, en [eiser] Laatstgenoemde heeft op 3 oktober 2017 een klacht tegen de directeur van obs [naam school] ( [naam] ) en tegen [naam groepsleerkracht] ingediend bij de Landelijke Klachtencommissie Onderwijs. [eiser] heeft geklaagd over de wijze waarop [naam groepsleerkracht] [naam leerling] bejegent. Zo maakt [naam groepsleerkracht] volgens [eiser] negatieve opmerkingen over [naam leerling] , zet ze haar voor schut en bedreigt ze [naam leerling] . [naam leerling] zou zich hierdoor gediscrimineerd en onveilig voelen. Voorts heeft [eiser] geklaagd over de wijze waarop de schooldirecteur hun klacht over de leerkracht heeft afgehandeld. In een advies van 14 december 2017 is de Commissie tot het oordeel gekomen dat de klacht ongegrond is. [eiser] heeft tevens aangifte tegen [naam groepsleerkracht] gedaan.
2.3.
Naar aanleiding van de hiervoor onder 2.2. bedoelde spanningen heeft [gedaagde] op 22 februari 2018 een besluit tot verwijdering van [naam leerling] genomen.
2.4.
[eiser] heeft bezwaar gemaakt tegen voornoemd besluit van 22 februari 2018. Tevens heeft [eiser] een voorlopige voorziening aangevraagd bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank, afdeling bestuursrecht. Partijen hebben ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van de zaak getracht tot een minnelijke regeling te komen. Zij zijn vervolgens enige tijd ná de mondelinge behandeling tot een minnelijke regeling gekomen, welke regeling is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst die op 20 maart 2018 door partijen is ondertekend. In deze vaststellingsovereenkomst is onder meer het volgende bepaald:
[…]
Komen het volgende overeen:
[…]
2. [gedaagde] bepaalt in welke groep van [naam school] [naam leerling] wordt geplaatst. De school zegt toe dat zij [naam leerling] een eerlijke kans op een goede voortzetting van haar schooltijd op [naam school] zal geven en haar zullen behandelen als iedere andere leerling.
[…]
14. Door ondertekening van deze overeenkomst door partijen trekt [gedaagde] het verwijderingsbesluit in. Ouders trekken het bezwaar en het verzoek voorlopige voorzieningen in. [naam leerling] wordt vervolgens vanaf dinsdag 3 april 2018 weer toegelaten op [naam school] .
[…]
16. [gedaagde] zal ouders over de terugkeer van [naam leerling] informeren. Aan ouders zal worden aangegeven:
[gedaagde] en de ouders van [naam leerling] hebben in goed onderling overleg besloten dat [naam leerling] vanaf dinsdag 3 april 2018 weer onderwijs zal volgen op obs [naam school] . Over de terugkeer zijn met elkaar afspraken gemaakt en partijen zijn blij dat [naam leerling] haar schoolcarrière hier voort kan zetten.[…]
2.5.
[naam leerling] is op 3 april 2018 naar school gegaan. Zij is daarbij in groep 8b geplaatst. [naam leerling] is vervolgens binnen een uur van school weggelopen en naar huis gegaan. Zij is tot op heden niet weer op school gekomen.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] veroordeelt om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis, [naam leerling] weer toe te laten tot de (reguliere) lessen en alle andere onderwijsactiviteiten van groep 7 van obs [naam school] ;
II. [gedaagde] veroordeelt om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag dat [gedaagde] (en obs [naam school] ) niet aan de eis onder I. voldoet;
III. althans een zodanige beslissing te nemen als de voorzieningenrechter in goede justitie meent te behoren;
IV. [gedaagde] veroordeelt om binnen zeven dagen na de datum van dit vonnis tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de proceskosten ex artikel 237 Rv e.v., alsmede de nakosten voor een bedrag van € 131,00, dan wel indien betekening van dit vonnis plaatsvindt voor een bedrag van € 199,00, en één en ander - voor het geval voldoening binnen de bedoelde termijn niet plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, vanaf bedoelde termijn voor voldoening tot aan de dag der algehele finale kwijting, althans een zodanig bedrag als de voorzieningenrechter in goede justitie vermeent te behoren.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil en de beoordeling daarvan

4.1.
De vordering van [eiser] strekt ertoe dat [naam leerling] weer wordt toegelaten tot groep 7 (7a dan wel 7b). Volgens [eiser] heeft [naam school] [naam leerling] in strijd met de door partijen gesloten vaststellingsovereenkomst in groep 8 geplaatst. Weliswaar is in artikel 2 van de vaststellingsovereenkomst opgenomen dat [gedaagde] bepaalt in welke groep van [naam school] [naam leerling] wordt geplaatst, maar omdat nimmer over een plaatsing van [naam leerling] in groep 8 is gesproken - maar alleen over een terugkeer naar haar oude groep 7b, dan wel naar groep 7a - kan deze bepaling volgens [eiser] niet anders worden uitgelegd dan dat daarmee is bedoeld dat het aan [gedaagde] zou worden overgelaten of [naam leerling] in groep 7a dan wel in groep 7b zou worden geplaatst.
4.2.
De voorzieningenrechter overweegt dat op grond van artikel 8 lid 9 onder a van de Wet op het primair onderwijs het onderwijs zodanig wordt ingericht dat leerlingen in beginsel binnen een tijdvak van 8 aaneensluitende schooljaren de school kunnen doorlopen. Uit de in het geding gebrachte schoolgids van [naam school] volgt voorts (onder "vragen aan [naam school] …" vraag 1: "Wat maakt leren op [naam school] uitdagend en uniek?") dat het onderwijs op [naam school] wordt aangepast aan de behoefte van ieder kind en dat dit ten aanzien van een aantal vakken groepsoverstijgend wordt gedaan, waarbij de leerlingen les krijgen op eigen instructieniveau. Dat kan in de eigen klas zijn of voor één of meer vakken bij een andere leerkracht. In de eigen groep of binnen het groepsoverstijgend werken krijgt iedere leerling volgens de schoolgids (onder "vragen aan [naam school] …" vraag 4: "Hoe ziet passend onderwijs er in de praktijk uit?")
de aandacht en ondersteuning die hij of zij nodig heeft. Voorts is in de schoolgids (onder: "Onze groepen") vermeld dat ieder kind in een groep met leeftijdsgenoten komt en dat ieder kind vanuit die groep het onderwijs volgt dat aansluit op zijn of haar behoeften.
4.3.
De voorzieningenrechter overweegt voorts dat in het onderhavige geval sprake is van bijzondere omstandigheden. [eiser] heeft met diverse middelen grote druk uitgeoefend op een groepsleerkracht van groep 7b waarin [naam leerling] tot 22 februari 2018 was geplaatst in de veronderstelling dat deze leerkracht [naam leerling] onheus bejegende. De spanningen met [eiser] hebben geresulteerd in een besluit tot verwijdering van [naam leerling] . Partijen hebben vervolgens in het kader van de bestuursrechtelijke voorlopige voorzieningenprocedure afspraken gemaakt om te komen tot een terugkeer van [naam leerling] naar [naam school] . Daarbij is overeengekomen dat [gedaagde] bepaalt in welke groep van [naam school] [naam leerling] wordt geplaatst. [gedaagde] had, ook in het kader van de goede uitvoering van de overeenkomst, de verantwoordelijkheid om daarbij het belang van [naam leerling] in acht te nemen, maar ook de belangen van de andere leerlingen, de leerkrachten en de school als geheel in de afweging te betrekken.
4.4.
[gedaagde] heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling uiteengezet - onder verwijzing naar een door haar als productie 19 in het geding gebrachte "Toelichting besluit [naam leerling] " - dat een terugkeer van [naam leerling] naar groep 7b niet tot de mogelijkheden behoort. Volgens [gedaagde] heeft de onderhavige situatie een grote impact gehad op de leerkrachten, de leerlingen van groep 7, alsmede op het gehele team. [gedaagde] vreest dat [naam groepsleerkracht] zich ziek zal melden indien [naam leerling] zou worden teruggeplaatst in groep 7b. Bovendien hebben de leerlingen van groep 7b zich volgens [gedaagde] geëmotioneerd getoond door de omstandigheid dat [eiser] een klacht heeft ingediend tegen [naam groepsleerkracht] , alsmede door een bericht van [naam leerling] in de groepsapp van groep 7 dat zij de (bestuursrechtelijke) zaak "gewonnen" heeft. Een plaatsing van [naam leerling] in groep 7a behoort volgens [gedaagde] evenmin tot de mogelijkheden omdat [naam leerling] inmiddels door haar afwezigheid een leerachterstand heeft opgelopen en begeleid moet worden. De leerkrachten van groep 7a zijn twee startende leerkrachten (zij zijn op 5 maart 2018 in deze groep gestart) die een zwangerschapsvervanging uitvoeren, waarbij er bovendien sprake is van een grote groep met veel zorgleerlingen. [gedaagde] heeft om die reden besloten om [naam leerling] in groep 8b te plaatsen, waarbij zij benadrukt dat er van een bevordering geen sprake is maar dat zij volgend schooljaar wederom in deze groep 8b zal worden geplaatst. De leerkracht van groep 8b beschikt over goede coachende vaardigheden en heeft zich volgens [gedaagde] positief uitgelaten over een plaatsing van [naam leerling] in deze groep en over het begeleiden van [naam leerling] . Zij kan [naam leerling] de laatste maanden van dit schooljaar goed in beeld krijgen en op deze manier een optimale doorgaande leerlijn tot stand brengen, doordat zij ook volgend schooljaar haar leerkracht wordt. [gedaagde] heeft ten slotte opgemerkt dat er ook in deze groep leeftijdsgenoten van [naam leerling] aanwezig zijn, dat dit een groep is met zeer sociale leerlingen en dat [naam leerling] bij de groepsoverstijgende vakken ook haar oude klasgenoten treft. Ten slotte zitten in groep 8, aldus [gedaagde] , ook leeftijdgenoten en leerlingen met verschillende cognitieve niveaus, omdat elke leerling zijn eigen leerlijn en ontwikkeling volgt, zonder (in de bovenbouw) te doubleren.
4.5.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [gedaagde] op grond van de hiervoor weergegeven uiteenzetting van haar beweegredenen om [naam leerling] in groep 8b te plaatsen en met inachtneming van de Wet op het primair onderwijs en het bepaalde in de schoolgids, een weloverwogen en zorgvuldige afweging heeft gemaakt en te goeder trouw uitvoering heeft gegeven aan haar verantwoordelijkheid en daarmee de vaststellingsovereenkomst tussen partijen. [naam leerling] zal de school op deze wijze in beginsel - zoals in de Wet op het primair onderwijs is bepaald - in 8 aaneensluitende schooljaren kunnen doorlopen, terwijl zij door de leerkracht van groep 8b goed kan worden begeleid bij de door haar opgelopen achterstand en daarmee de aandacht en ondersteuning zal kunnen krijgen die zij nodig heeft. Weliswaar zal de gemiddelde leeftijd van groep 8b waarschijnlijk wat hoger liggen dan die in groep 7, maar [gedaagde] heeft onweersproken gesteld dat er in groep 8b ook kinderen van de leeftijd van [naam leerling] bevinden. De voorzieningenrechter acht voorts een leeftijdsverschil van ongeveer een jaar in het licht van de overige belangen van [naam leerling] maar ook in het licht van de belangen van alle overige betrokken partijen, minder relevant. Als gevolg van het groepsoverstijgend werken is van een plaatsing in een groep van voor [naam leerling] geheel vreemde kinderen bovendien geen sprake.
4.6.
De afspraak tussen partijen dat de school [naam leerling] zal behandelen als iedere andere leerling (artikel 2 van de vaststellingsovereenkomst), wil niet zeggen dat [gedaagde] geen afweging heeft mogen maken zoals zij heeft gedaan om een voor [naam leerling] en de andere betrokkenen passende oplossing te vinden. Het gaat erom dat de bejegening van [naam leerling] in de dagelijkse gang van zaken niet anders is dan de bejegening van andere leerlingen.
4.7.
Weliswaar heeft [gedaagde] niet weersproken dat een plaatsing van [naam leerling] in groep 8b nimmer tussen partijen ter sprake is geweest en dit besluit dus in zekere zin een (voor [eiser] kennelijk: onaangename) verrassing is geweest, ook voor [naam leerling] , maar naar het oordeel van de voorzieningenrechter doet dat aan het voorgaande niet af. Ook voor [eiser] heeft het duidelijk moeten zijn dat [gedaagde] bij haar besluit in welke groep zij [naam leerling] zou plaatsen niet alleen rekening zou dienen te houden met de belangen van [naam leerling] , maar ook met de belangen van overige leerlingen, de leerkrachten en de school als geheel. Bovendien heeft [gedaagde] toegelicht dat zij diverse pogingen heeft gedaan om vóór de terugkeer van [naam leerling] in contact te komen met (de contactpersoon van) [eiser] en haar besluit te bespreken, maar dat dit - in het korte tijdsbestek tot 3 april 2018 - niet is gelukt. Het is begrijpelijk dat [naam leerling] aan de nieuwe situatie moet wennen. Het is zowel de taak van de school als van de ouders om haar daarin te begeleiden. Daaraan kan bijdragen dat de ouders de positieve aspecten benadrukken en de leerkracht van groep 8b, die zich bereid heeft getoond de bijzondere taak op zich te nemen om [naam leerling] weer een veilige plek te geven en haar te begeleiden in haar verdere ontwikkeling, daarin te steunen.
4.8.
Op grond van het voorgaande zal de vordering worden afgewezen.
4.9.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 626,00
- salaris gemachtigde
816,00
Totaal € 1.442,00.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden vastgesteld op € 1.442,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Los en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2018. [1]

Voetnoten

1.82.