Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[gedaagde 2],
1.De procedure
- de dagvaarding,
- de producties van de zijde van [gedaagde 2] ,
- de mondelinge behandeling,
- de pleitnota van [gedaagde 2] .
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
633,00
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Nederland is behandeld, vorderde de curator van BSB Staalbouw B.V. de afgifte van een container die in het bezit was van [gedaagde 2]. De curator stelde dat de container op grond van artikel 60 lid 2 van de Faillissementswet (Fw) aan hem moest worden afgegeven, zonder dat [gedaagde 2] voorafgaande betaling van opslagkosten kon eisen. De rechtbank oordeelde dat het spoedeisend belang van de curator voldoende was, omdat hij de container snel nodig had voor de verkoop van de goederen die erin zaten. De rechtbank constateerde dat partijen het erover eens waren dat de container aan de curator moest worden afgegeven, maar dat er onenigheid bestond over de voorwaarden waaronder dit zou gebeuren, met name over de betaling van opslagkosten door [gedaagde 2].
De voorzieningenrechter oordeelde dat het niet aannemelijk was dat [gedaagde 2] recht had op voorafgaande betaling van opslagkosten, aangezien artikel 60 lid 2 Fw bepaalt dat de schuldeiser met een retentierecht het goed aan de curator moet afgeven. De rechtbank concludeerde dat [gedaagde 2] de container zonder recht of titel onder zich had en dat hij geen retentierecht kon inroepen. De vordering van de curator tot afgifte van de container werd toegewezen, met de bepaling dat [gedaagde 2] de container twee werkdagen na aankondiging door de curator moest afgeven. Tevens werd [gedaagde 2] veroordeeld in de proceskosten, omdat hij grotendeels in het ongelijk was gesteld. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af.