ECLI:NL:RBNNE:2018:165
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Bewezenverklaring van poging tot doodslag met ontslag van rechtsvervolging wegens noodweer
Op 22 januari 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De verdachte had op 12 juli 2017 in Groningen met een hakmes in het hoofd van het slachtoffer gestoken, wat leidde tot ernstige verwondingen. Tijdens de rechtszittingen op 17 oktober 2017 en 8 januari 2018 werd de zaak behandeld. De verdachte, bijgestaan door advocaat mr. L.S. Wachters, heeft verklaard dat hij handelde uit zelfverdediging. Het Openbaar Ministerie, vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga, concludeerde dat het primair ten laste gelegde kon worden bewezen, maar dat de verdachte van het medeplegen moest worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de bewijsmiddelen zorgvuldig gewogen en vastgesteld dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij het slachtoffer zou doden. Echter, de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de intentie om het slachtoffer van het leven te beroven. De rechtbank honoreerde het beroep op noodweer, omdat de verdachte handelde uit noodzakelijke verdediging tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding. Hierdoor werd de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging.
De benadeelde partij, het slachtoffer, had een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar werd niet-ontvankelijk verklaard omdat de verdachte niet strafbaar werd gesteld. De rechtbank besloot dat de vordering enkel bij de burgerlijke rechter kon worden ingediend. Het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. J. van Bruggen als voorzitter.