ECLI:NL:RBNNE:2018:2006

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 mei 2018
Publicatiedatum
30 mei 2018
Zaaknummer
18/046043-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van portier wegens mishandeling in horecagelegenheid

De rechtbank Noord-Nederland heeft op 29 mei 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 29-jarige man, werkzaam als portier in een café in Leeuwarden. De verdachte werd beschuldigd van meerdere mishandelingen, gepleegd in de uitoefening van zijn functie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voor de mishandeling van [slachtoffer 4] schuldig was, maar sprak hem vrij van de andere ten laste gelegde feiten. De mishandeling vond plaats op 19 februari 2017, toen de verdachte [slachtoffer 4] meermalen tegen de benen schopte terwijl hij hem uit het café probeerde te verwijderen. De rechtbank oordeelde dat het gedrag van de verdachte niet gerechtvaardigd was binnen de grenzen van zijn functie als portier. De rechtbank legde een geldboete op van € 1.000,00, waarbij rekening werd gehouden met de omstandigheden van de zaak, waaronder het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank verklaarde de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk, omdat de mishandelingen niet aan de verdachte waren ten laste gelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/046043-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 mei 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [straatnaam].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 mei 2018. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. Egberts, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 december 2016 te Leeuwarden [slachtoffer 1] heeft mishandeld door hem (hardhandig) tegen de grond te gooien;
2.
hij op of omstreeks 3 februari 2017 te Leeuwarden [slachtoffer 2] heeft mishandeld door bij hem een nekklem aan te leggen en/of door hem tegen zijn rug althans zijn lichaam te trappen;
3.
hij op of omstreeks 19 februari 2017 te Leeuwarden [slachtoffer 3] heeft mishandeld door
(met kracht) in het gezicht althans tegen het hoofd te slaan / stompen;
4.
hij op of omstreeks 19 februari 2017 te Leeuwarden [slachtoffer 4] heeft mishandeld door
hem meermalen althans eenmaal tegen diens be(e)n(en) te schoppen / trappen;
5.
hij op of omstreeks 16 december 2016 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, [slachtoffer 5] heeft mishandeld door hem (hardhandig) op de grond te gooien en/of op hem te gaan zitten en/of (terwijl hij op de grond lag) een klap/stomp in het gezicht te geven en/of (met kracht) een knie in diens nek/hals althans tegen diens hoofd te plaatsen en/of een schop / trap tegen diens rug te geven.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting veroordeling gevorderd voor het onder 1., 2., 3. en 4. ten laste gelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De onder 1. ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) kan worden bewezen op grond van de verklaringen van [slachtoffer 1] en getuige [getuige 1].
De onder 2. ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]) kan worden bewezen op grond van de verklaringen van [slachtoffer 2] en getuige [getuige 2] (hierna: [getuige 2]).
De onder 3. en 4. ten laste gelegde mishandelingen van respectievelijk [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3]) en [slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4]) kunnen worden bewezen op grond van hun beider verklaringen die elkaar voldoende ondersteunen.
Verdachte dient van het onder 5. ten laste gelegde te worden vrijgesproken, nu de betrokkenheid van verdachte bij de mishandeling van aangever [slachtoffer 5] (hierna: [slachtoffer 5]) enkel blijkt uit de verklaring van [slachtoffer 5] zelf en niet wordt ondersteund door enig ander bewijsmiddel.
De onder 1. tot en met 4. ten laste gelegde gedragingen kunnen niet worden gerechtvaardigd door de taak die verdachte als portier had. Een portier mag binnen de grenzen van de redelijkheid optreden, maar voornoemde gedragingen zijn disproportioneel en onrechtmatig.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Alle aangevers en de met hen bevriende getuigen waren onder invloed van (veel) alcohol en mogelijk drugs. Verdachte heeft telkens zijn werk als portier gedaan. Verdachte was uit hoofde van zijn functie bevoegd iemand uit een horecagelegenheid te verwijderen. Hierbij diende hij binnen de grenzen van de redelijkheid te handelen.
Het onder 1. ten laste gelegde kan niet worden bewezen nu uit het proces-verbaal met betrekking tot de camerabeelden van het incident en uit verdachtes eigen verklaring blijkt dat collega-portier [naam] (hierna: [naam]) degene was die [slachtoffer 1] op de grond gooide.
Het onder 2. en 3. ten laste gelegde kan niet worden bewezen omdat de verklaringen van aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] onvoldoende worden ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Het onder 4. ten laste gelegde kan niet worden bewezen daar de verklaringen van aangever [slachtoffer 4] onvoldoende wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. [slachtoffer 3] heeft weliswaar ook verklaard dat [slachtoffer 4] door verdachte werd getrapt, maar geeft aan dat dit in de rug was, terwijl aangever het heeft over trappen tegen de benen. Het bij [slachtoffer 4] geconstateerde letsel past niet bij trappen, maar meer bij een worsteling.
Het onder 5. ten laste gelegde kan niet worden bewezen nu verdachte in het geheel niet bij het incident met betrekking tot aangever [slachtoffer 5] betrokken was.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank constateert dat alle ten laste gelegde feiten zien op incidenten die zich voordeden in of bij café [naam café] in Leeuwarden, waar verdachte werkzaam was als portier. De rechtbank zal per feit eerst stilstaan bij de vraag of er voldoende wettig en overtuigend bewijs voor de ten laste gelegde handelingen is. Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of verdachte de betreffende handelingen mocht verrichten in het kader van de uitoefening van zijn werkzaamheden als portier en of zijn gedrag aldus gerechtvaardigd was.
Onder ‘mishandeling’ in de zin van de artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht moet immers worden verstaan het aan een ander toebrengen van lichamelijk letsel of pijn zonder dat daarvoor een rechtvaardigingsgrond bestaat. [1] Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord, dient verdachte te worden vrijgesproken van mishandeling, omdat zijn handelen gerechtvaardigd was.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het onder 1. ten laste gelegde het volgende.
Uit zowel het proces-verbaal met betrekking tot de camerabeelden van café [naam café] van 16 december 2016 als het verhoor van collega-portier [naam] volgt dat [naam] degene was die [slachtoffer 1] op de grond gooide en hem daar hield. Verdachte was - blijkens voornoemde stukken en blijkens zijn eigen verklaring - degene die het op enig moment van [naam] overnam en [slachtoffer 1] op de grond hield tot de politie kwam. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de onder 1. ten laste gelegde mishandeling, bestaande uit het tegen de grond gooien van [slachtoffer 1]. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het onder 2. ten laste gelegde het volgende.
De rechtbank constateert dat uit de verklaringen van [slachtoffer 2] en [getuige 2] kan volgen dat zij beiden veel alcohol hadden gedronken toen [slachtoffer 2] door verdachte uit het café werd gezet. [slachtoffer 2] heeft - kort gezegd - verklaard dat hij door de portier werd geduwd en op enig moment vlak voor de trap op de grond terecht kwam. Hij weet niet hoe hij daar terechtkwam. De portier probeerde hem vervolgens van de trap af te duwen. [slachtoffer 2] rende zelf van de trap af, waarbij verdachte hem in de onderrug trapte. De portier had [slachtoffer 2] stevig vast bij zijn schouder en [slachtoffer 2] probeerde er onderuit te komen.
[getuige 2] heeft - kort gezegd - verklaard dat de portier [slachtoffer 2] om de hals greep in een soort verwurging. Toen [slachtoffer 2] los probeerde te komen, viel hij op de grond. De portier gaf hem toen een schop in zijn rug. Daarna viel [slachtoffer 2] van de trap.
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 2] uit het café wilde zetten en dat [slachtoffer 2] niet mee wilde werken. [slachtoffer 2] was stomdronken. Na herhaaldelijk aandringen pakte verdachte [slachtoffer 2] bij de arm en schouder en begeleidde hij hem naar de trap. Er ontstond een worsteling bij de trap, waarbij [slachtoffer 2] zich vasthield aan de leuning. Tijdens die worsteling kwam [slachtoffer 2] op de trap terecht. Verdachte hield hem wel vast, maar [slachtoffer 2] viel toch een beetje.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij [slachtoffer 2] heeft mishandeld door bij hem een nekklem aan te leggen en door hem tegen de rug of het lichaam te trappen. De rechtbank constateert dat over het aanleggen van een nekklem enkel wordt verklaard door getuige [getuige 2], terwijl [slachtoffer 2] en verdachte hier niet over verklaren. Over het schoppen tegen de rug verklaren zowel [slachtoffer 2] als [getuige 2], maar hierbij valt op dat [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij door verdachte werd geschopt toen hij van de trap rende, terwijl [getuige 2] heeft verklaard dat [slachtoffer 2] bovenaan de trap een schop van verdachte kreeg, waardoor hij van de trap viel. Deze verklaringen vallen moeilijk met elkaar te rijmen en de rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] heeft mishandeld op de wijze zoals ten laste gelegd. Dat [slachtoffer 2] blauwe plekken op zijn benen en rug heeft opgelopen zoals blijkt uit de letselverklaring, maakt dit niet anders, nu dit ook door de worsteling op de trap en/of een val van de trap zou kunnen zijn gekomen.
Verdachte zal van het ten laste gelegde worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het onder 3. ten laste gelegde het volgende.
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij door een portier werd vastgehouden, terwijl een andere portier op hem afkwam. Laatstgenoemde portier zei: "wat mij slaan" waarna [slachtoffer 3] een klap op zijn hoofd voelde. [slachtoffer 3] ging ervan uit dat de klap werd gegeven door de portier die aangelopen kwam. Deze portier heeft hij later herkend op een foto. Deze foto bleek van verdachte te zijn.
De rechtbank constateert dat [slachtoffer 3] weliswaar de conclusie trekt dat hij door verdachte is geslagen, maar dat hij dat zelf niet heeft waargenomen. Dat verdachte [slachtoffer 3] heeft geslagen, blijkt evenmin uit enig ander stuk in het dossier, noch kan daarvoor steun worden gevonden in de verklaring van verdachte ter terechtzitting. Dit maakt dat de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte de ten laste gelegde mishandeling heeft gepleegd. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het onder 4. ten laste gelegde het volgende.
Vaststaat dat [slachtoffer 4] door verdachte uit het café werd verwijderd en dat verdachte [slachtoffer 4] daarbij naar en van de trap heeft begeleid. [slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij daarbij door verdachte meermalen werd geschopt. De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer 4] onvoldoende wordt ondersteund door de verklaring van [slachtoffer 3], nu zij niet eensluidend verklaren omtrent de plek waar [slachtoffer 4] werd geraakt door de trappen van verdachte. De rechtbank constateert dat [slachtoffer 3] zich achter verdachte bevond en dat het derhalve voor de hand ligt dat hij niet goed kon zien waar [slachtoffer 4] precies werd geraakt. De essentie van de verklaring van [slachtoffer 3] is echter dat [slachtoffer 4] van achteren werd geschopt door verdachte terwijl hij van de trap liep. De rechtbank verwerpt het verweer en zal de verklaring van [slachtoffer 3] bezigen tot het bewijs. Op grond van de verklaringen van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3], alsmede het bij [slachtoffer 4] geconstateerde letsel, stelt de rechtbank vast dat verdachte [slachtoffer 4] heeft getrapt en dat [slachtoffer 4] daarbij pijn en letsel heeft opgelopen.
De vervolgens te beantwoorden vraag is of dit gedrag van verdachte te rechtvaardigen was in het kader van zijn werkzaamheden als portier bij het café.
De wet kent aan een portier weliswaar niet uitdrukkelijk bijzondere bevoegdheden toe voor de uitoefening van zijn taak en werkzaamheden, maar uit hoofde van zijn aanstelling door de rechthebbende is hij bevoegd personen binnen te laten of, als dat nodig is, te verwijderen. Bij het verwijderen van iemand die de orde verstoort moet een portier bevoegd worden geacht personen niet alleen verbaal de toegang te ontzeggen maar hen ook zo nodig aan te raken.
Het geven van een duw kan onder omstandigheden gerechtvaardigd zijn, indien het de grenzen van de redelijkheid niet overschrijdt. [2]
In het onderhavige geval werd [slachtoffer 4] door verdachte naar de trap begeleid. Vervolgens werd [slachtoffer 4] meermalen door verdachte tegen de benen geschopt; zowel bovenaan als halverwege de trap. Het aan de arm meevoeren van een klant teneinde deze uit het café te verwijderen kan als redelijk worden beschouwd. Het vervolgens meermalen - van achteren - schoppen van een klant die van de trap afloopt, is naar het oordeel van de rechtbank onnodig, gevaarlijk en gaat de grenzen van de redelijkheid ver te buiten. De rechtbank ziet dan ook geen enkele rechtvaardiging voor het handelen van verdachte en verwerpt het verweer.
Het onder 4. ten laste gelegde zal derhalve bewezen verklaard worden.
De rechtbank is met betrekking tot het onder 5. ten laste gelegde - met de officier van justitie en de raadsman - van oordeel dat dit feit niet wettig bewezen kan worden. Enkel [slachtoffer 5] heeft verklaard dat hij door medeverdachte [medeverdachte] en verdachte op de grond werd gegooid en dat verdachte hem hierna in zijn rug trapte. Nu deze verklaring niet wordt ondersteund door enig ander bewijsmiddel, zal verdachte worden vrijgesproken van dit feit.

Bewijsmiddelen

De rechtbank pas met betrekking tot het onder 4. ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 15 mei 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik was op 19 februari 2017 werkzaam als portier bij [naam café] in Leeuwarden. Een jongen wilde niet weggaan. Ik wilde met hem van de trap af en naar buiten toe en hij probeerde zich los te rukken. Ik heb hem vastgehouden en geprobeerd naar beneden te brengen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 21 februari 2017, opgenomen op pagina 243 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017172767 d.d. 18 juli 2017, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 4]:
Op zondag 19 februari 2017 was ik samen [slachtoffer 3] in [naam café] te Leeuwarden.
Ik hoorde de portier zeggen dat ik door moesten lopen. Ik voelde dat hij mij vastpakte bij mijn arm. Ik zei tegen de portier dat ik gewoon mee wilde werken en ik vroeg wat er aan de hand was. Vervolgens voelde ik dat de portier mij in de richting van de trap begeleidde. Ik stond voor de trap. Ik voelde dat ik voorover werd gebogen op het moment dat ik voor de trap stond. Ik rukte mij op een gegeven moment los. Ik pakte de leuning van de trap vast. Dit
deed ik, omdat ik in een onstabiele houding stond en ik wilde het vermijden dat ik van de trap zou vallen. Ik stond nog boven aan de trap en probeerde mezelf weer goed te positioneren. Op dat moment voelde ik dat ik vier of vijf keer van achter tegen mijn rechterbeen schoppen kreeg. Ik voelde pijn bij mijn knieholtes en heb daar ook blauwe plekken. Vervolgens liep ik de trap af naar beneden en halverwege de trap voelde ik dat ik weer op mijn been werd geschopt. Dit voelde wederom als een knie, welke tegen mijn been werd gedrukt. Ik kan de portier als volgt omschrijven: ongeveer twee meter lang, een baard. Ik gaf de genoemde uiterlijke kenmerken door aan een werknemer van [naam café]. Ik zag toen dat de persoon mij de naam [verdachte] opgaf. Ik zag op het Facebook-account van [verdachte] een foto. De persoon op de foto was van de portier die mij had mishandeld.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 21 februari 2017, opgenomen op pagina 161 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3]:
Op zondag 19 februari 2017, te 02.57 uur, kwam ik samen met [slachtoffer 4] aan bij [naam café] te Leeuwarden. Ik zag dat een portier tegenover [slachtoffer 4] stond. Ik zag dat [slachtoffer 4] vervolgens mee liep richting de trap. Vervolgens zag ik dat [slachtoffer 4] minimaal vier schoppen kreeg bovenaan de trap door de portier.
4. Een geneeskundige verklaring, op 23 februari 2017 opgemaakt en ondertekend door T.H. Tan, forensisch arts KNMG en A.E. Brinker, forensisch arts i.o., opgenomen op pagina 172 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudende, als verklaring:
Naam: [slachtoffer 4]
Datum onderzoek: 23 februari 2017
Letselbeschrijving:
Rechter been: a. vlak onder de rechter knieholte is dwars op de knieholte een halve maan-vormige rode huidverkleuring zichtbaar met een breedte van 5 cm en op het dikste punt een dikte van 1.5 cm, passend bij een onderhuidse bloeduitstorting. De 2 punten van de halve maan lijken verbonden te worden door een lijnvormige oppervlakkige huidontvelling, passend bij een ontvelling door een ruw oppervlak of voorwerp,
b. aan de binnenzijde van het rechterbovenbeen, vlak boven de knieholte, zijn twee lijn-vormige rode huidverkleuringen met oppervlakkige huidontvelling zichtbaar met een lengte van 2 cm en een dikte van 4 mm, passend bij een ontvelling door een ruw oppervlak of voorwerp,
c. aan de binnenzijde van het rechterbovenbeen, vlak boven de knieholte, is een ovale blauw-
groene huidverkleuring zichtbaar met een afmeting van 3x4 cm, passend bij een
onderhuidse bloeduitstorting,
d. op de rechterkuit is met de forensische lichtbron een ovale onderhuidse verkleuring
zichtbaar met een afmeting van 7 x 6.5 cm, passend bij een onderhuidse bloeduitstorting.
Linker been: op de achterzijde van het linker bovenbeen is een ovale rode huidverkleuring zichtbaar met een afmeting van 5.5 x 2.5 cm, passend bij een onderhuidse bloeduitstorting.
Conclusie:
De geconstateerde letsels kunnen zijn ontstaan op het moment zoals betrokkene heeft verklaard. De geconstateerde letsels kunnen passen bij de toedracht zoals betrokkene heeft verklaard.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 4. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 19 februari 2017 te Leeuwarden [slachtoffer 4] heeft mishandeld door hem meermalen tegen diens benen te schoppen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
4. Mishandeling.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1., 2., 3. en 4. ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 160 uren, subsidiair 80 dagen vervangende hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor matiging van de gevorderde werkstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 17 april 2018, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een mishandeling. Verdachte werkte als portier in een café. Toen hij - op de eerste verdieping van het pand - een klant uit het café wilde verwijderen, begeleidde hij hem richting de trap. Toen de klant zich bovenaan de trap verzette, schopte verdachte hem meermalen tegen de benen, zowel bovenaan als halverwege de trap. De klant hield hier diverse blauwe (en rode) plekken aan over.
Door aldus te handelen heeft verdachte niet alleen de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden, maar ook het vertrouwen geschaad dat men in een portier, als bewaker van de veiligheid, zou moeten kunnen hebben.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte door de vervolging wegens de ten laste gelegde feiten niet meer werd ingezet bij het betreffende café. Hierdoor is zijn inkomen aanzienlijk verminderd. Verdachte heeft schulden.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Het LOVS geeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van mishandeling, enig letsel ten gevolge hebbend, een geldboete ter hoogte van € 750,00.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf houdt de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening met het tijdsverloop en de gevolgen die deze stafzaak reeds voor verdachte heeft gehad, alsmede met de ingrijpende gevolgen die deze veroordeling voor verdachte zal hebben. Verdachte zal hierdoor namelijk de komende jaren geen toestemming krijgen om beveiligingswerkzaamheden te verrichten. De rechtbank houdt tevens rekening met het feit dat verdachte zich als portier nu eenmaal begeeft in een grijs gebied, waarbinnen geen officiële bevoegdheden zijn vastgelegd, maar hij wel geconfronteerd wordt met en dient op te treden tegen lastige klanten (die veelal onder invloed van alcohol zijn).
De rechtbank houdt in het nadeel van verdachte rekening met het feit dat hij als (ervaren) portier beter had moeten weten en handelen in het onderhavige geval. In plaats daarvan is hij zijn boekje ver te buiten gegaan.
Dit rekent de rechtbank verdachte temeer aan nu hij reeds in 2014 een schriftelijke waarschuwing namens de korpschef van de politie had ontvangen in verband met het feit dat in een relatief korte periode drie keer aangifte tegen hem was gedaan met betrekking tot door hem tijdens zijn werk als portier uitgeoefend geweld. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat deze waarschuwing, maar ook de vervolging wegens de ten laste gelegde feiten, voor hem geen reden zijn geweest zijn manier van optreden aan te passen, hetgeen de rechtbank zorgelijk vindt.
Alles overwegend acht de rechtbank een geldboete ter hoogte van € 1.000,00 een passende straf. De rechtbank heeft acht geslagen op het feit dat verdachte reeds schulden heeft, maar een werkstraf is naar het oordeel van de rechtbank niet aan de orde gelet op de genoemde oriëntatiepunten en de andere hiervoor genoemde omstandigheden.

Benadeelde partijen

[slachtoffer 6]heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, gelet op het feit dat de mishandeling van [slachtoffer 6] niet aan verdachte is ten laste gelegd. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[slachtoffer 7]heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, gelet op het feit dat de mishandeling van [slachtoffer 7] niet aan verdachte is ten laste gelegd. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[slachtoffer 2]heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 23, 24c en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1., 2., 3. en 5. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 4. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
betaling van een
geldboete ten bedrage van € 1.000,00(zegge: duizend euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 6] in haar vordering niet ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 7] in haar vordering niet ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde:
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] in haar vordering niet ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Vlietstra, voorzitter, mr. A.H.M. Dölle en mr. M.B. de Wit, rechters, bijgestaan door mr. C.L. van der Woude, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 mei 2018.

Voetnoten

1.HR 5 juli 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ6690.
2.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden d.d. 12 maart 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:CA1622.