ECLI:NL:RBNNE:2018:2253

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 maart 2018
Publicatiedatum
15 juni 2018
Zaaknummer
6638246
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop van zeilboot door bemiddelaar en uitblijven betaling koopsom

In deze zaak heeft eiser [A], wonende te [woonplaats] in Polen, een kort geding aangespannen tegen de besloten vennootschap [X] BEHEER B.V., vertegenwoordigd door mr. O.A. van Oorschot. De zaak betreft de verkoop van een zeilboot door [X] als bemiddelaar. Eiser heeft de zeilboot in 2016 gekocht voor € 6.500,00 en heeft in 2017 [X] verzocht om de zeilboot te verkopen voor een bedrag tussen de € 15.000,00 en € 16.000,00. [X] heeft de zeilboot echter verkocht voor € 10.000,00 zonder toestemming van [A]. Eiser heeft vervolgens meerdere keren om betaling van de koopsom gevraagd, maar [X] heeft slechts een deel van het bedrag voldaan. Eiser vordert in dit kort geding betaling van het resterende bedrag van € 6.350,35 en een schadevergoeding van € 4.800,00, alsook buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente.

Tijdens de mondelinge behandeling op 7 maart 2018 heeft eiser zijn eis gewijzigd en een bedrag van € 7.500,00 gevorderd, met de mogelijkheid voor [X] om binnen zes weken na het vonnis te betalen en zekerheid te stellen door middel van pandrechten op boten die aan [X] toebehoren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen bezwaar is gemaakt tegen de eiswijziging en dat het spoedeisend belang niet betwist is. De kantonrechter heeft de gewijzigde eis toegewezen en [X] veroordeeld tot betaling van € 7.500,00 aan [A] binnen zes weken, met de verplichting om zekerheid te stellen voor deze betaling.

De kantonrechter heeft ook een dwangsom opgelegd van € 500,00 per dag voor elke dag dat [X] niet aan de veroordeling voldoet, met een maximum van € 10.000,00. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer: 6638246 \ CV EXPL 18-829
vonnis van de kantonrechter ex art. 254 lid 5 Rv d.d. 14 maart 2018
inzake
[A],
wonende te [woonplaats] (Polen),
eiser,
gemachtigde: mr. D.M. Bos,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X] BEHEER B.V.,
handelend onder de naam
FRIESCHE JACHT CENTRALE [vestigingsplaats] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. O.A. van Oorschot.
Partijen zullen hierna [A] en [X] worden genoemd.

1.Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de mondelinge behandeling van het kort geding op 7 maart 2018;
- de ter gelegenheid van de mondelinge behandeling gedane eiswijziging.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 1 augustus 2016 is [A] eigenaar geworden van een in 1974 gebouwde polyester zeilboot van het type LM27 met het bouwnummer 72248 (hierna: de zeilboot). [A] heeft destijds € 6.500,00 voor de zeilboot betaald. De heer [X] (hierna: [X] ) is daarbij namens Friesche Jacht Centrale [vestigingsplaats] als (bemiddelend) verkoper opgetreden.
2.2.
In maart 2017 heeft [A] [X] verzocht te bemiddelen bij de verkoop van de zeilboot. [A] heeft daarbij aangegeven dat hij de zeilboot voor een bedrag van
€ 15.000,00 tot € 16.000,00 wil verkopen. De provisie zou daarbij worden bepaald op een bedrag gelegen tussen de € 1.000,00 en € 2.000,00.
2.3.
[X] heeft de zeilboot met een vraagprijs van € 13.800,00 te koop aangeboden op haar website. Op of rond 3 juni 2017 heeft hij zonder verder overleg met en instemming van [A] de zeilboot verkocht voor een bedrag van € 10.000,00. Ter voldoening van de koopprijs heeft de koper een bedrag van € 3.000,00 aan [X] betaald en een boot van het type Aquanaut 750 ingeruild.
2.4.
Op 30 juni 2017 heeft [X] schriftelijk verklaard dat hij ter zake van de verkoop van de zeilboot op 4 juli 2017 en op 15 september 2017 een bedrag van
€ 3.000,00 respectievelijk € 6.000,00 aan [A] zou voldoen.
2.5.
Op 25 september 2017 heeft [X] aan [A] een bedrag van € 1.999,65 betaald.
2.6.
Bij brief van 28 september 2017 heeft [A] [X] aangemaand tot betaling van een bedrag van € 6.450,35 (de koopsom van € 9.000,00 minus het voldane bedrag van € 1.999,65 en minus een bedrag aan provisie van € 550,00) en een bedrag van
€ 4.800,00 als schadevergoeding, zijnde het verschil tussen de vraagprijs van
€ 13.800,00 en de gerealiseerde koopsom.
2.7.
In een e-mail van 10 oktober 2017 heeft de heer [X sr.] (hierna: [X sr.] ) aan [A] geschreven dat de gerealiseerde koopsom € 9.000,00 bedraagt en dat hij akkoord gaat met betaling van een bedrag van € 6.450,00.
2.8.
Bij e-mail van 20 oktober 2017 heeft [X sr.] aan [A] een nota ten bedrage van € 3.060,00 ter zake van diverse gemaakte kosten gezonden.
2.9.
Bij brief van 2 november 2017 heeft [A] [X] aangemaand tot betaling van het bedrag van € 6.450,00 en daarbij een betalingsvoorstel gedaan.
2.10.
Op 16 november 2017 heeft [X sr.] aan [A] het volgende - voor zover van belang - geschreven:
"Hierdoor laat ik u weten dat ik op dit moment tot mijn grote spijt niet over de financiële middelen beschik om de met u getroffen betalingsregeling correct na te komen. Ik ben wel doende om op korte termijn de benodigde financiële middelen te verkrijgen. Ik houd u uiteraard graag op de hoogte. Ik verwacht u uiterlijk binnen 2 weken nader te kunnen berichten."

3.De vorderingen

3.1.
[A] heeft gevorderd dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [X] veroordeelt:
1. om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan hem te betalen een bedrag van
€ 6.350,35, dan wel tot betaling - althans de afgifte aan [A] - van de door [X] verkregen koopsom;
2. om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan hem te betalen een bedrag van
€ 4.800,00 dan wel om [X] te veroordelen om de waarde van de zeilboot (€ 13.800,00) aan hem te vergoeden verminderd met hetgeen [X] reeds aan hem heeft voldaan;
3. tot betaling van buitengerechtelijke kosten en de wettelijke handelsrente en de kosten van deze procedure.
3.2.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van het kort geding heeft [A] zijn eis als volgt gewijzigd:
(althans) de vordering op € 7.500,00 te bepalen en gedaagde in staat te stellen - binnen zes weken na dagtekening van het vonnis - de vordering te voldoen en gedaagde te gelasten afdoende zekerheid te stellen - bij een of meerdere pandrechten - en binnen twee dagen na dagtekening van het vonnis op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 voor elke dag dat gedaagde daarmee in gebreke blijft en met compensatie van de proceskosten.
3.3.
[X] heeft geen verweer gevoerd tegen de eiswijziging.
3.4.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Bevoegdheid en toepasselijk recht
4.1.
De kantonrechter is op grond van artikel 4 lid 1 van de herschikte Brussel I-verordening bevoegd om van de zaak kennis te nemen. Het is niet in geschil dat in deze zaak het Nederlandse recht van toepassing is.
Eiswijziging
4.2.
Ten aanzien van de eiswijziging stelt de kantonrechter vast dat hiertegen door [X] geen bezwaar is gemaakt. Bij de verdere beoordeling van het geschil zal derhalve worden uitgegaan van de gewijzigde vorderingen.
Spoedeisend belang
4.3.
Het spoedeisend belang is niet betwist, zodat de kantonrechter daarvan uitgaat.
Vergoeding en zekerheidstelling
4.4.
Namens [X] is ter zitting in het kader van de vaststelling van de wederzijdse rechten en verplichtingen, een schadevergoeding van € 7.500,00 aangeboden, te betalen binnen een termijn van ongeveer zes weken, onder verstrekking van zekerheid voor de betaling door het vestigen van pandrechten op twee boten die eigendom zijn van [X] . [A] heeft dat aanbod aanvaard en zijn eis dienovereenkomstig gewijzigd. Tegen de gewijzigde eis is vervolgens geen verweer gevoerd. In hetgeen aldus is overeengekomen, ligt besloten dat partijen een tot zekerheidsstelling verplichtende contractuele verbintenis met elkaar zijn aangegaan (vergelijk Hoge Raad 28 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO4930). De kantonrechter zal de gewijzigde eis daarom toewijzen.
4.5.
De kantonrechter zal de gevorderde dwangsom beperken, zoals in het dictum zal worden vermeld.
Proceskosten
4.6.
De kantonrechter zal de proceskosten tussen partijen compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.Beslissing

De kantonrechter:
rechtdoende in kort geding
5.1.
veroordeelt [X] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting binnen zes weken na dit vonnis € 7.500,00 aan [A] te betalen;
5.2.
gelast [X] om binnen twee dagen na dit vonnis afdoende zekerheid te stellen voor de betaling van het bedrag van € 7.500,00 door middel van het vestigen van een of meerdere pandrechten op aan [X] toebehorende boten;
5.3.
veroordeelt [X] om aan [A] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor elke dag dat [X] niet aan de in 5.2 uitgesproken veroordeling voldoet, met een maximum van € 10.000,00;
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. W.J.J. Los, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 maart 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 613.