Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[verdachte],
10 januari 2018, 29 maart 2018, 09 april 2018, 13 juni 2018, 14 juni 2018, 15 juni 2018,
18 juni 2018 en 25 juni 2018.
Rechtbank Noord-Nederland
Op 9 juli 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van de dood van haar dochter [slachtoffer 1] door deze van een balustrade te duwen of te laten vallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende wettig bewijs aanwezig was om de verdachte te veroordelen. De zaak kwam voort uit een incident op 8 juni 2015, waarbij [slachtoffer 1] onderaan de flat werd aangetroffen na een val van de tiende verdieping. De verdachte ontkende betrokkenheid en verklaarde dat haar dochter gewoonlijk om 20.00 uur naar bed ging. De rechtbank heeft verschillende scenario's overwogen, waaronder zelfdoding en een ongeluk, en concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastelegging van moord of doodslag. De deskundigenrapporten gaven geen eenduidige conclusie over de toedracht van de val. De officier van justitie had veroordeling geëist, maar de rechtbank sprak de verdachte vrij, oordelend dat de bewijsvoering niet voldeed aan de eisen van wettigheid en overtuigendheid. De benadeelde partij, de vader van [slachtoffer 1], werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien er geen veroordeling was.