Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.[eiser sub 1] ,
2. [eiseres sub 2] ,
3. [eiser sub 3] ,
4. [eiser sub 4] ,
5. [eiser sub 5] ,
6. [eiser sub 6] ,
7. [eiser sub 7] ,
8. [eiser sub 8] ,
9. [eiseres sub 9] ,
10. [eiser sub 10] ,
11. [eiseres sub 11] ,
12. [eiseres sub 12] ,
13. [eiseres sub 13] ,
14. [eiseres sub 14] ,
15. [eiseres sub 15] ,
16. [eiseres sub 16] ,
1.de besloten vennootschap K&P Makelaars B.V.,
2. [gedaagde sub 2] ,
3. [gedaagde sub 3] ,
1.De feiten
Bemiddeling bij handel, huur of verhuur van onroerend goed.
- naast de eerste maand huur en een waarborgsom - een bedrag aan bemiddelingskosten/administratiekosten/contractskosten dienden te betalen. Eisers
sub 1 t/m 3 hebben deze facturen voldaan middels een overschrijving naar [naam werkmaatschappij] .
courtage makelaar", "
makelaars- en contractskosten"of "
agency fee". Eisers sub 4 t/m 16 hebben deze facturen voldaan middels een overschrijving naar [naam bedrijf aanhuurmakelaars B.V.] .
[Schema met persoonsgegevens geanonimiseerd]
2.De vordering
3.Standpunten van partijen
K&P c.s. betwisten dat er sprake is van vereenzelviging, omdat - zo stellen zij - K&P de ondernemersactiviteiten niet heeft voortgezet. Daar waar zowel [naam bedrijf aanhuurmakelaars B.V.] als [naam werkmaatschappij] uitsluitend optraden voor en namens huurders, richt K&P zich op de verhuurders en het beheren en verhuren van woonruimte. Daarnaast stellen K&P c.s. dat het oogmerk tot het benadelen van crediteuren ontbreekt. [eisers c.s.] hadden verzet tegen de liquidatie kunnen aantekenen, dit hebben zij nagelaten. Er is geen sprake van doelbewust benadelen dan wel misleiding. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] betwisten dat zij persoonlijk aansprakelijk kunnen worden gehouden, nu er geen sprake van misbruik van rechtspersonen door [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] . [gedaagde sub 3] betwist overigens dat hij nauw betrokken was bij de bedrijfsvoering van [naam werkmaatschappij] , nu hij daar enkel als werknemer in dienst was. Daarnaast betwisten K&P c.s. dat er sprake was van het dienen van twee heren, nu [naam werkmaatschappij] en [naam bedrijf aanhuurmakelaars B.V.] - kort samengevat - enkel en alleen in het belang van en voor de huurder(s) werkten. Een situatie als in artikel 7:417 BW is derhalve niet aan de orde. Daarnaast is er geen sprake van een onredelijk voordeel. Artikel 7:264 lid 2 BW ziet uitsluitend - zo stellen K&P c.s. - op een voordeel bedongen in de rechtsverhouding tussen de huurder en de verhuurder, dus dit artikel is - nu K&P niet als verhuurder is aan te merken - op de onderhavige situatie niet van toepassing. Tot slot doen K&P c.s. een beroep op verjaring. Zij stellen dat bij artikel 7:417 lid 4 BW (jo. artikel 7:427 BW) een verjaringstermijn van drie jaar geldt. De verjaringstermijn om te kunnen vernietigen bedraagt op grond van artikel 3:52 lid 1 sub d BW drie jaar nadat de bevoegdheid om deze vernietigingsgrond in te roepen aan de huurder(s) ten dienste is komen te staan. Dit betreft - zo stellen K&P c.s. - het moment van het aangaan van de bemiddelingsovereenkomst. K&P c.s. stellen dat de vorderingen van eisers sub 1, 2, 3, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12 en 13 t/m 16 zijn verjaard. Tot slot betwisten K&P c.s. dat [eisers c.s.] buitengerechtelijke incassokosten hebben gemaakt.
4.De beoordeling
[eisers c.s.] leggen aan hun primaire vordering misbruik van identiteit dan wel vereenzelviging ten grondslag. Allereerst zal daarom worden beoordeeld of er in het onderhavige geval sprake is sprake is van misbruik van identiteit dan wel van vereenzelviging tussen
het Rainbow-arrest (HR 13 oktober 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA7480) richtinggevend is. De daarin verwoorde maatstaf is bevestigd in het arrest van de Hoge Raad van 7 oktober 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2285).
[naam bedrijf aanhuurmakelaars B.V.] . Vast staat dat K&P in hetzelfde pand dezelfde werkzaamheden verricht als [naam werkmaatschappij] en [naam bedrijf aanhuurmakelaars B.V.] , waardoor zowel de crediteuren van [naam werkmaatschappij] als [naam bedrijf aanhuurmakelaars B.V.] , onder wie [eisers c.s.] , voor een dichte deur zijn komen te staan.
courtage makelaar', '
makelaarskosten', '
contracts- en administratiekosten' en '
agency fee' naar het oordeel van de kantonrechter moeten worden aangemerkt als loon in de zin van artikel 7:417 lid 4 BW en kwalificeren als bemiddelingskosten. De kantonrechter stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat [eisers c.s.] de door hun gevorderde bedragen ook daadwerkelijk hebben betaald. Derhalve gaat de kantonrechter uit van de juistheid hiervan.
[naam bedrijf aanhuurmakelaars B.V.] stond, dat [eisers c.s.] geen gegevens van de verhuurder bekend zijn gemaakt en dat zij enkel in aanmerking konden komen voor de woningen door zich bij respectievelijk [naam werkmaatschappij] dan wel [naam bedrijf aanhuurmakelaars B.V.] als woningzoekende aan te melden. Dit impliceert naar het oordeel van de kantonrechter dat er sprake is van dienen van twee heren als bedoeld in artikel 7:417 lid 4 BW. Dat K&P heeft aangevoerd dat zowel [naam werkmaatschappij] als [naam bedrijf aanhuurmakelaars B.V.] verschillende werkzaamheden voor en in het belang van [eisers c.s.] heeft verricht - hetgeen overigens op de comparitie door [eisers c.s.] is betwist - doet aan het voorgaande niet af nu niet, althans volstrekt onvoldoende, is gebleken dat die werkzaamheden niet ook in het belang van de verhuurder zijn geweest. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat er sprake is van een nietig beding, dat zowel [naam werkmaatschappij] als [naam bedrijf aanhuurmakelaars B.V.] geen bemiddelingskosten in rekening hadden mogen brengen en dat voornoemde er toe leidt dat [eisers c.s.] de bemiddelingskosten onverschuldigd hebben betaald.
- behalve de vordering van eiser sub 4 - zijn verjaard. K&P c.s. stellen dat er in het onderhavige geval op grond van artikel 7:417 lid 4 BW (jo. artikel 7:427 BW) sprake is van een verjaringstermijn van drie jaar. K&P c.s. stelt namelijk dat een beroep op artikel 7:417 lid 4 BW leidt tot vernietigbaarheid op grond van artikel 3:40 lid 2 BW, ten gevolge waarvan het betaalde bedrag - overigens pas vanaf het moment van vernietiging - onverschuldigd is betaald. De verjaringstermijn om te kunnen vernietiging bedraagt - zo stellen K&P c.s. - op grond van artikel 3:52 lid 1 sub d BW drie jaar, nadat de bevoegdheid om deze vernietigingsgrond aan de huurder ten dienste is komen te staan. [eisers c.s.] stellen daarentegen dat de verjaringstermijn vijf jaar bedraagt, nu er sprake is van een nietig beding en een handeling tot vernietiging niet meer nodig is. De kantonrechter volgt [eisers c.s.] en neemt als uitgangspunt dat er een verjaringstermijn van vijf jaar geldt, nu - zoals hiervoor reeds is geoordeeld - artikel 7:264 BW van toepassing is hetgeen heeft geleid tot nietigheid. De kantonrechter zal hierna per eiser afzonderlijk beoordelen of er sprake is van verjaring.
d.d. 20 maart 2015 te hebben ontvangen. Nu - zoals hiervoor is overwogen - de verjaringstermijn vijf jaar betreft, is de uiterlijke stuitingsdatum 20 december 2017. K&P c.s. hebben niet betwist dat zij de door de gemachtigde van [eisers c.s.] verzonden brief
d.d. 17 november 2017 hebben ontvangen, derhalve is de verjaring door deze brief gestuit. Nu het verjaringsverweer geen doel treft, zal de vordering van eiser 1 worden toegewezen.
17 november 2017, dan wel de dagvaarding van 28 december 2017. Derhalve is de vordering niet verjaard en kan de vordering van eiser 2 worden toegewezen.
26 november 2014. K&P c.s. stellen dat de verjaringstermijn is gaan lopen vanaf de intentieverklaring aangegaan op 11 november 2014. De kantonrechter oordeelt dat - daarbij in het midden latend of de verjaringstermijn is gaan lopen vanaf de intentieverklaring
d.d. 11 november 2014 dan wel het moment van betaling d.d. 26 november 2014 - de verjaring hoe dan ook gestuit is, immers de brief van 17 november 2017 is binnen de verjaringstermijn van vijf jaar door K&P c.s. ontvangen. Deze vordering is derhalve evenmin verjaard. De vordering van eiser 6 kan daarom worden toegewezen.
d.d. 5 november 2014 dan wel het moment van betaling d.d. 11 november 2014 - de verjaring hoe dan ook gestuit is, immers de brief van 17 november 2017 is binnen de verjaringstermijn van vijf jaar door K&P c.s. ontvangen. Deze vordering is derhalve evenmin verjaard. De vordering van eiser 8 en 9 kan daarom worden toegewezen.
8 oktober 2013. K&P c.s. erkennen dat zij de brief van 17 november 2017 hebben ontvangen. Nu dit binnen de verjaringstermijn van vijf jaar valt, is de vordering van eiser 10 tijdig gestuit en dus niet verjaard. De vordering van eiser 10 kan daarom worden toegewezen.
5.BESLISSING
20 december 2013 tot de dag der algehele voldoening, alsmede een bedrag van € 182,78 inclusief BTW aan buitengerechtelijke incassokosten;
24 november 2014 tot de dag der algehele voldoening, alsmede een bedrag van € 163,17 inclusief BTW aan buitengerechtelijke incassokosten;
23 september 2014 tot de dag der algehele voldoening, alsmede een bedrag van € 164,71 inclusief BTW aan buitengerechtelijke incassokosten;
26 november 2014 tot de dag der algehele voldoening, alsmede een bedrag van € 150,22 inclusief BTW aan buitengerechtelijke incassokosten;