Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.Het verzoek
ernstigemate kan worden verweten, zodat hij aanspraak heeft op een transitievergoeding. Daarbij dient volgens [verzoeker] mee te wegen dat hij zich niet heeft verrijkt met de gelden van BV Sport, hij inmiddels hulp heeft gezocht en zich laat behandelen voor zijn stoornissen en verslaving, dat hij schuldbewust is en een begin heeft gemaakt om de schade aan BV Sport te vergoeden. Ook dient de impact die het gebeuren heeft (gehad) op zijn gezin mee te wegen.
4.Het verweer en het (voorwaardelijke) tegenverzoek
5.De beoordeling
dezelfde instantiewordt vernietigd. De Hoge Raad heeft het niet mogelijk geacht dat aan de kantonrechter verzocht wordt de ontbinding van de arbeidsovereenkomst uit te spreken, óók voor het geval de appel- of verwijzingsrechter, anders dan de kantonrechter, oordeelt dat het ontslag op staande voet ten onrechte is gegeven en hij de werkgever veroordeelt de arbeidsovereenkomst te herstellen (art. 7:683 lid 3 BW). Dat zou namelijk leiden tot een beperking van de beslissingsruimte van de appel- of verwijzingsrechter, in het geval zou worden geoordeeld dat er geen einde is gekomen aan de arbeidsovereenkomst (zie r.o. 3.13.1 van de Mediant-beschikking). Dit maakt dat er in de onderhavige procedure, waarin is geoordeeld dat het ontslag op staande voet stand houdt, niet tevens en tezelfdertijd nog plaats is voor een voorwaardelijk verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, ingesteld voor het geval in hoger beroep de arbeidsovereenkomst wordt hersteld. Dit betekent dat de kantonrechter het voorwaardelijk ontbindingsverzoek zal afwijzen.