ECLI:NL:RBNNE:2018:4260

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 oktober 2018
Publicatiedatum
23 oktober 2018
Zaaknummer
R 14/898
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • E.Th.M. Zwart-Sneek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen herstelbeschikking in schuldsaneringsregeling met betrekking tot boedelachterstand en afdrachtverplichtingen

Op 23 oktober 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een beschikking gegeven in de zaak van [Saniet], die in een schuldsaneringsregeling verkeert. De zaak betreft een hoger beroep tegen een eerdere beschikking van de rechter-commissaris van 18 juli 2018, waarin de afdrachtverplichtingen van [Saniet] werden aangepast. De rechtbank oordeelde dat [Saniet] niet tijdig hoger beroep had ingesteld tegen de beschikking van 5 oktober 2017, maar dat dit beroep wel ontvankelijk was omdat de herstelbeschikking van 18 juli 2018 niet correct was. De rechtbank concludeerde dat de rechter-commissaris buiten het toepassingsgebied van de wet was getreden door de beschikking te wijzigen zonder de partijen de gelegenheid te geven zich uit te laten. De rechtbank vernietigde de herstelbeschikking en bepaalde dat de oorspronkelijke beschikking van 5 oktober 2017, die de looptijd van de schuldsanering verlengde, in stand blijft, met de implicatie dat de achterstand in boedelafdracht niet hoefde te worden afgelost. Dit besluit werd genomen in het belang van de rechtszekerheid en het vertrouwen dat [Saniet] had in de eerdere beslissingen van de rechter-commissaris.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
Beschikking van 23 oktober 2018
insolventienummer: R 14/898
ex artikel 315 van de Faillissementswet van de rechtbank,
in de schuldsaneringsregeling van
[Saniet] ,
wonende aan de [adres] ,
te [woonplaats] ,
hierna te noemen schuldenaar,
advocaat: mr. R.G. van der Laan te Leiden.

1.Procesverloop

1.1.
Bij vonnis van 28 oktober 2014 heeft de rechtbank [Saniet] , alsmede zijn (thans ex) partner K., toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling met benoeming van eenzelfde bewindvoerder.
1.2.
De rechter-commissaris heeft bij beschikking van 5 oktober 2017 de looptijd van de schuldsaneringsregeling voor [Saniet] verlengd en vastgesteld op 50 maanden te rekenen vanaf de dag van de uitspraak tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling, zodat deze zal eindigen op 28 oktober 2019. In rechtsoverweging 1.2. van de beschikking heeft de rechter-commissaris overwogen dat die verlenging zal geschieden conform de voorwaarden zoals de bewindvoerder die heeft voorgesteld, welk voorstel was vervat in een e-mailbericht van de bewindvoerder van 17 augustus 2017. In het dictum van de beschikking is vermeld:
"bepaalt dat [Saniet] voornoemd vanaf 5 oktober 2017, derhalve gedurende de verlengde looptijd de verplichting heeft om af te dragen."
1.3.
Eveneens op 5 oktober 2017 heeft de rechter-commissaris een beschikking afgegeven met betrekking tot de op K. van toepassing zijnde schuldsaneringsregeling, waarbij eveneens de looptijd is verlengd tot 28 oktober 2019 en waarbij (conform een daartoe strekkend voorstel van de bewindvoerder van 17 augustus 2017) in het dictum is vermeld:
"bepaalt dat K. (..) voornoemd gehouden is zich gedurende de verlengde looptijd aan alle WSNP-verplichtingen te houden die op haar van toepassing zijn;
bepaalt dat de afdracht wordt beperkt tot de helft van de alsdan geldende afdrachtcapaciteit te vermeerderen met de nog nader te bepalen achterstand in boedelafdracht."
1.4.
De beschikking met betrekking tot [Saniet] is twee maal hersteld. Bij (eerste) herstelbeschikking van 12 oktober 2017 heeft de rechter-commissaris bepaald dat in de beschikking van 5 oktober 2017 per abuis een verlenging van 50 maanden is uitgesproken, waar dit 60 maanden had moeten zijn. Het dictum van de beschikking is dienovereenkomstig aangepast, met gelijkblijvende einddatum (28 oktober 2019).
1.5.
Bij e-mailbericht van 3 januari 2018 heeft de bewindvoerder aan [Z] , beschermingsbewindvoerder van [Saniet] (hierna: de beschermingsbewindvoerder) voor zover hier van belang, het volgende bericht:
"Wij bespraken zojuist de beschikking van de rechter-commissaris d.d. 5 oktober 2017 en de daarop volgende herstelbeschikking.De gevolgen van deze beschikkingen zijn:
1) De termijn van de schuldsaneringsregeling wordt verlengd (…) zodat deze termijn eindigt op 28 oktober 2019.
2) Gedurende de verlengde termijn zijn alle uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen onverkort van toepassing.
Anders dan in vergelijkbare beschikkingen heeft de rechter-commissaris niet bepaald dat de in de eerste 36 maanden van de regeling ontstane achterstand moet worden afgelost. Aldus wordt de tekortkoming van de achterstallige boedelafdracht geacht te worden gecompenseerd met de verlenging van de termijn van deze regeling.
Op grond van het voorgaande heb ik de achterstand per 28 oktober 2017 ad € 5.074,63 afgeboekt."
1.6.
In het verslag van de bewindvoerder van 10 april 2018 staat, voor zover hier van belang, vermeld:
"Vanwege de in de vorige verslagen geconstateerde tekortkomingen heeft de rechter-commissaris (…) de termijn van deze regeling verlengd (…) zodat de termijn van deze regeling zal eindigen op 28 oktober 2019. De rechter-commissaris heeft voorts bepaald dat de afdrachtplicht tijdens deze verlenging doorloopt.
De rechter-commissaris heeft niet bepaald dat de tijdens de reguliere looptijd ontstane achterstallige boedelafdracht moet worden afgelost. Aldus gaat de bewindvoerder ervan uit dat die tekortkoming is gesanctioneerd met de verlenging en heeft de bewindvoerder de hiervoor genoemde achterstand (€ 5.075,-) afgeboekt."
1.7.
Naar aanleiding van dit verslag heeft de rechter-commissaris de bewindvoerder om nadere toelichting verzocht. Bij e-mailbericht van 7 mei 2018 heeft de bewindvoerder, voor zover hier van belang, de rechter-commissaris als volgt geïnformeerd:
"Deze zaak loopt parallel met het dossier K (…), de (inmiddels) ex-partner van [Saniet] . Beiden zijn tekortgeschoten in de nakoming van de inlichtingenplicht en in de nakoming van de afdrachtplicht. Voor [Saniet] was rapportage ontvangen waaruit blijkt dat de gebrekkige nakoming van de afdrachtplicht hem in mindere mate zou moeten worden toegerekend. Voor K (…) gold die verzachtende omstandigheid niet. Integendeel (…)
In aanmerking genomen (…) kan ik slechts concluderen dat de rechter-commissaris heeft beslist dat verlenging volstaat om de tekortkomingen van [Saniet] te sanctioneren (…)"
1.8.
Bij (tweede) herstelbeschikking van 18 juli 2018 heeft de rechter-commissaris ambtshalve bepaald dat de zinsnede in het dictum van de beschikking van 5 oktober 2017 luidende:
"bepaalt dat [Saniet] vanaf 5 oktober 2017, derhalve gedurende de verlengde looptijd de verplichting heeft om af te dragen. "
dient te worden vervangen voor:
"bepaalt dat [Saniet] vanaf 5 oktober 2017, derhalve gedurende de verlengde looptijd niet langer gehouden is tot reguliere afdracht van zijn inkomen;
bepaalt dat gedurende de verlengde looptijd slechts sprake is van een beperkte afdrachtplicht;
bepaalt dat de beperkte afdrachtplicht wordt beheerst door de voorwaarden die de bewindvoerder daaraan heeft gesteld, welke voorwaarden de rechter-commissaris heeft opgenomen in rechtsoverweging 1.2. van deze beschikking."
1.9.
[Saniet] heeft bij brief van 23 juli 2018 op nader aan te voeren gronden hoger beroep tegen deze beschikking aangetekend. De beschikking is gericht aan het Gerechtshof en door het hof doorgezonden naar de rechtbank. Namens [Saniet] heeft mr. R.G. van der Laan bij brief van 26 juli 2018, per fax ontvangen op 26 juli 2018 en per post op 30 juli 2018, hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechter-commissaris van 18 juli 2018. De rechtbank heeft het verzoekschrift ter terechtzitting van 9 oktober 2018 behandeld. [Saniet] is ter terechtzitting verschenen, vergezeld door mr. P.W.M. Soekhai, kantoorgenoot van mr. Van der Laan. Tevens is verschenen de heer [bewindvoerder schuldsanering] in zijn hoedanigheid van bewindvoerder in de schuldsaneringsregeling van [Saniet] .

2.De standpunten van partijen

2.1.
Namens [Saniet] is bij verzoekschrift en ter terechtzitting - samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende verklaard. [Saniet] heeft aanvankelijk geen hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 5 oktober 2017 omdat hij zich kon verenigen met het daarin opgenomen dictum, althans zoals dat toen door hem is begrepen. Dat dictum heeft de rechter-commissaris in zijn (tweede) herstelbeschikking van 18 juli 2018 echter op zodanig ingrijpende wijze aangepast, dat [Saniet] daar alsnog bezwaren tegen in wenst te brengen. [Saniet] heeft pas op 23 juli 2018 kennis kunnen nemen van de inhoud van de beschikking zoals die volgens de tweede herstelbeschikking van de rechter-commissaris van 18 juli 2018 dient te worden gelezen en hij heeft dan ook tijdig bij brief van 23 juli 2018, zonder tussenkomst van een advocaat, hoger beroep ingesteld. Dat hoger beroep heeft [Saniet] abusievelijk ingediend bij het Gerechtshof te Leeuwarden, maar deze fout dient hem niet te worden aangerekend. [Saniet] heeft vervolgens op 25 juli 2018 een advocaat benaderd, waarna deze bij brief van
26 juli 2018 bij de rechtbank hoger beroep heeft ingesteld. [Saniet] stelt om deze redenen ontvankelijk te zijn in zijn hoger beroep.
2.2.
[Saniet] voert voorts aan dat hij op grond van de beschikking van 5 oktober 2017 erop mocht vertrouwen dat de ontstane boedelachterstand gedurende de verlengde looptijd niet behoefde te worden afgelost en dat hij slechts gehouden was regulier af te dragen. [Saniet] is daarbij, naast de tekst van de beschikking, mede afgegaan op de mededeling van de bewindvoerder bij e-mail van 3 januari 2018 aan de beschermingsbewindvoerder. [Saniet] heeft dan ook geen betalingen meer verricht om de achterstand in te lopen. Primair stelt [Saniet] zich op het standpunt dat de looptijd is verlengd zonder de verplichting tot het inlopen van de achterstand, waarmee deze is kwijtgescholden. Subsidiair meent [Saniet] dat hij op de mededeling van de bewindvoerder mocht afgaan, zodat er sprake is geweest van gerechtvaardigd vertrouwen aan de kant van [Saniet] .
2.3.
De bewindvoerder refereert zich wat de ontvankelijkheid betreft aan het oordeel van de rechtbank. Wat de gronden van het beroepschrift betreft, stelt de bewindvoerder dat in de beschikking van 5 oktober 2017 de schijn gewekt is dat de achterstand in boedelafdrachten kon worden afgeschreven. De bewindvoerder erkent dat de rechtsoverwegingen in de beschikking verwijzen naar de voorwaarden zoals die door hemzelf zijn gesteld, maar dat is hem toen niet opgevallen omdat hij naar het dictum heeft gekeken. Bovendien is zijn gedachtegang ook logisch omdat er tegelijkertijd een beschikking is gegeven inzake [Saniet] 's ex-partner K. waarin in het dictum expliciet is bepaald dat K. - naast de reguliere afdracht - tevens de boedelachterstand diende af te lossen. Daaraan leidde de bewindvoerder af dat er kennelijk sprake was van verschillende uitkomsten, hetgeen hij ook vond passen bij de verschillende vormen van toerekenbaarheid in beide schuldregelingen. Er was voor hem dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan zijn interpretatie van de beschikking, zodat een eventuele discrepantie tussen de overwegingen en het dictum hem ook niet is opgevallen.

3.Het oordeel van de rechtbank

De ontvankelijkheid
3.1.
De eerste vraag die ter beantwoording voor ligt is of [Saniet] ontvankelijk is in zijn hoger beroep. Krachtens artikel 315 van de Faillissementswet (Fw) staat gedurende vijf dagen hoger beroep open op de rechtbank tegen alle beschikkingen van de rechter-commissaris. Hieruit volgt dat [Saniet] , indien wordt uitgegaan van de datum van 5 oktober 2017, niet tijdig hoger beroep heeft ingesteld. Vervolgens rijst de vraag of dit antwoord anders luidt daar waar dit beroep zich richt tegen de herstelbeschikking van 18 juli 2018. In geval van een herstelbeschikking dient het volgens artikel 31 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) te gaan om verbetering van een kennelijke rekenfout, schrijffout of andere kennelijke fout, die zich voor eenvoudig herstel leent. Voorts bepaalt lid 1 dat de rechter niet tot verbetering over gaat dan na partijen in de gelegenheid te hebben gesteld zich daarover uit te laten. Artikel 31 lid 4 Rv bepaalt dat tegen de verbetering van een beschikking geen voorziening openstaat. Op basis van vaste jurisprudentie staat die voorziening echter wel open indien de rechter de desbetreffende regels of wetsbepaling ten onrechte heeft toegepast of ten onrechte buiten toepassing heeft gelaten dan wel bij de behandeling van de zaak essentiële vormen heeft verzuimd. Aan een dergelijk verzoek is geen termijn gebonden (vergelijk HR 15 mei 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2656 en Hof Arnhem-Leeuwarden 1 oktober 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:7326).
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat de rechter-commissaris in de herstelbeschikking van 18 juli 2018 buiten het toepassingsgebied van artikel 31 Rv is getreden. Om voor herstel in aanmerking te komen moet de fout - in het licht van de stellingen van partijen - niet voor redelijke twijfel vatbaar zijn en voor derden op het eerste gezicht duidelijk zijn (MvT, Parl. Gesch. Herz. Rv. p. 175). Van een zodanige fout is hier geen sprake. Het dictum is op zich zelf gezien duidelijk en roept geen vragen op die slechts bij nadere bestudering van de overwegingen van de beschikking beantwoord zouden kunnen worden. Een tegenstrijdigheid van het dictum met de inhoud van de beschikking is voor derden dan ook niet aanstonds kenbaar. Dat dit ook voor de bewindvoerder in het geheel niet duidelijk is geweest blijkt uit de verslaglegging van de bewindvoerder en zijn correspondentie met de beschermingsbewindvoerder. Dit acht de rechtbank, gezien de verschillen in het dictum van [Saniet] ten opzichte van K., in het licht van de verschillen in de omstandigheden tussen beide zaken zoals door de bewindvoerder geschetst, ook begrijpelijk. Voorts heeft de rechter-commissaris nagelaten om partijen, althans [Saniet] , in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over het voornemen om een (tweede) herstelbeschikking te geven. Daarvoor bestond des te meer aanleiding, nu het gewijzigde dictum verstrekkende gevolgen zou hebben voor [Saniet] . Voor de vraag of [Saniet] tijdig beroep heeft ingesteld, kan derhalve aangeknoopt worden bij de datum van 18 juli 2018. Dat [Saniet] , op dat moment handelende zonder professionele bijstand, daarbij aanvankelijk de verkeerde instantie heeft benaderd om hoger beroep in te stellen kan hem onder die omstandigheden niet worden nagedragen en doet er niet aan af dat het beroep tijdig is ingesteld, zodat hij in zijn beroep dient te worden ontvangen.
Het beroep
3.3.
Daarmee komt de rechtbank toe aan de inhoudelijke beoordeling. De grief van [Saniet] komt er - kort samengevat - op neer dat hij erop mocht vertrouwen dat de beschikking van 5 oktober 2017 zo begrepen mocht worden dat de looptijd van de schuldsanering werd verlengd met reguliere afdrachtverplichting, maar met kwijtschelding van de reeds ontstane achterstand. Dat vertrouwen is volgens [Saniet] gerechtvaardigd nu de bewindvoerder dit bij mailbericht van 3 januari 2018 aan zijn beschermingsbewindvoerder heeft bevestigd. De beschikking van 18 juli 2018 dient volgens [Saniet] te worden vernietigd met dien verstande dat de beschikking van 5 oktober 2017 in stand blijft, in zoverre dat alsnog komt vast te staan dat deze dient te worden begrepen als [Saniet] dat heeft gedaan.
3.4.
Uit het onder r.o. 3.2. gegeven oordeel dat geen sprake was van een zodanige discrepantie in de beschikking van 5 oktober 2017 dat voor [Saniet] aanstonds kenbaar moet zijn geweest dat het dictum anders diende te worden gelezen dan hij (en ook de bewindvoerder) heeft gedaan, volgt reeds dat de herstelbeschikking dient te worden vernietigd. [Saniet] heeft er gezien de inhoud van het dictum, met daarbij nog de bevestiging van de bewindvoerder, terecht op mogen vertrouwen dat de beschikking diende te worden gelezen zoals de bewindvoerder dat heeft gedaan, te weten dat de achterstallige boedelachterstand niet hoefde te worden afgelost. Voor zover de rechter-commissaris het dictum van zijn beschikking naderhand heeft willen ‘versleutelen’ om alsnog de door de bewindvoerder bij e-mailbericht van 17 augustus 2017 voorgestelde voorwaarden daarin te incorporeren, volgt uit het oordeel van de rechtbank dat ook de desbetreffende overwegingen komen te vervallen. Dit betekent dat de beschikking van 5 oktober 2017 aldus dient te worden begrepen dat [Saniet] gedurende de verlengde looptijd slechts regulier hoeft af te dragen en dat de ontstane boedelachterstand komt te vervallen. Dit leidt tot de volgende beslissing.

4.Beslissing

De rechtbank:
4.1.
vernietigt de herstelbeschikking van de rechter-commissaris van 18 juli 2018;
4.2.
vernietigt de beschikking van de rechter-commissaris van 5 oktober 2017, voor zover de rechter-commissaris daarin in r.o. 1.2. overwogen heeft dat de verlenging geschied conform de voorwaarden zoals de bewindvoerder die heeft voorgesteld;
4.3.
bepaalt dat de beschikking van 5 oktober 2017 - zoals hersteld bij herstelbeschikking van 12 oktober 2017 - voor het overige gehandhaafd blijft.
Deze beslissing is gegeven op 23 oktober 2018 door mr. E.Th.M. Zwart-Sneek, rechter, in aanwezigheid van C. Hitijahubessy, griffier.
cc 093