ECLI:NL:RBNNE:2018:473

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 januari 2018
Publicatiedatum
13 februari 2018
Zaaknummer
C/17/159287 / KG ZA 18-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van ontruiming in executiegeschil met belangen van kinderen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 30 januari 2018, betreft het een kort geding waarin eiseres, een huurder, verzoekt om schorsing van de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis dat haar verplichtte de woning te ontruimen. De achtergrond van de zaak is dat eiseres sinds februari 2012 een woning huurt van WoonFriesland, maar in de afgelopen periode heeft zij een deel van de huur niet betaald vanwege werkzaamheden aan de woning. De kantonrechter had eerder geoordeeld dat eiseres de huur niet eigenmachtig mocht verminderen en haar is verzocht de woning te ontruimen. Eiseres heeft echter twee dochters, waarvan de belangen in deze zaak zwaarwegend zijn. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in een rapport aangegeven dat er geen kinderbeschermingsmaatregelen nodig zijn, maar de voorzieningenrechter heeft de belangen van de kinderen in overweging genomen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de ontruiming van de woning ingrijpende gevolgen zou hebben voor de kinderen, die behoefte hebben aan stabiliteit en structuur. Daarom wordt de tenuitvoerlegging van het vonnis van 19 december 2017 geschorst, mits eiseres de lopende huur tijdig blijft betalen. WoonFriesland wordt veroordeeld in de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: C/17/159287 / KG ZA 18-15
Vonnis in kort geding van 30 januari 2018
in de zaak van
[eiseres 1],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. H.L. Thiescheffer te Leeuwarden,
tegen
de stichting
STICHTING WOONFRIESLAND,
gevestigd te Heerenveen,
gedaagde,
advocaat mr. D.Y.M. Schuth te Groningen.
Partijen zullen hierna [eiseres 1] en WoonFriesland genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 26 januari 2018,
  • de producties van [eiseres 1] , genummerd 9 tot en met 13,
  • de mondelinge behandeling op 29 januari 2018,
  • de pleitnota van WoonFriesland, met producties A tot en met D,
  • het op mondelinge behandeling door [eiseres 1] overgelegde bewijs van betaling van
€ 613,50 op 27 januari 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres 1] huurt met ingang van februari 2012 van WoonFriesland de woning aan de [adres] , voor de huurprijs van laatstelijk € 612,09 per maand.
2.2.
[eiseres 1] bewoont de woning met haar dochters [Z] (geboren op [Y] ) en [Y] (geboren op [Y] ).
2.3.
In en aan de woning van [eiseres 1] heeft WoonFriesland vanaf maart 2017 werkzaamheden laten uitvoeren. In verband daarmee heeft [eiseres 1] vanaf mei 2017 40% van de huurprijs niet aan WoonFriesland betaald. Bij vonnis van 19 december 2017 heeft de kantonrechter van deze rechtbank onder meer overwogen dat [eiseres 1] niet eigenmachtig de huurprijs mocht verminderen en dat het beroep op huurprijsvermindering verder niet behoefde te worden besproken omdat [eiseres 1] geen tegenvordering had ingesteld. [eiseres 1] is veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur, met rente en kosten, en de huurovereenkomst is ontbonden, met veroordeling van [eiseres 1] om de woning te ontruimen.
2.4.
Op 27 december 2017 heeft de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) rapport uitgebracht van een onderzoek ter beantwoording van de vraag of sprake is van een zodanig ernstig bedreigde ontwikkeling van [Z] en [Y] dat een kinderbeschermingsmaatregel nodig is. Blijkens het rapport is de Raad van mening dat geen maatregel nodig is.
2.5.
Bij exploot van 15 januari 2018 heeft WoonFriesland [eiseres 1] bevolen om de huur, met rente en kosten, te betalen en de woning binnen veertien dagen te ontruimen, onder de aanzegging dat de woning op 31 januari 2018 zal worden ontruimd voor het geval niet aan het bevel zal worden voldaan.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres 1] vordert, kort gezegd, dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, WoonFriesland zal gebieden de tenuitvoerlegging van het vonnis van 19 december 2017 op te schorten, op straffe van verbeurte van een dwangsom, met kosten.
3.2.
WoonFriesland voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
[eiseres 1] wenst de ontruiming van haar woning te voorkomen. De voorzieningenrechter begrijpt dat haar vordering is gericht op schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 19 december 2017. Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de vordering.
Maatstaf
4.2.
In een executiegeschil kan de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van een beslissing schorsen, indien op grond van de omstandigheden van het geval moet worden aangenomen dat het belang bij onverwijlde tenuitvoerlegging van degene die de veroordeling verkreeg, in geen redelijke verhouding staat tot het belang van de veroordeelde om de bestaande toestand te handhaven, al dan niet tot in hoger beroep is beslist. Daarbij kan van betekenis zijn of de beslissing klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust en verder of sprake is van na de beslissing voorgevallen of aan het licht gekomen feiten die kunnen rechtvaardigen dat van de beslissing wordt afgeweken. In het geval hoger beroep is of kan worden ingesteld is mede van belang of in eerste aanleg een gemotiveerde beslissing over de uitvoerbaarverklaring bij voorraad is gegeven. De kans van slagen van een hoger beroep moet in beginsel buiten beschouwing blijven.
Belangen
4.3.
Het uitgangspunt is dat WoonFriesland de bevoegdheid heeft om het vonnis van
19 december 2017 ten uitvoer te leggen en dus om onder meer de woning te ontruimen.
De ontruiming zal echter ook de kinderen van [eiseres 1] raken. Mede gelet op artikel 3 lid 1 van het VN-verdrag inzake de Rechten van het Kind van 20 november 1989 behoren de belangen van de kinderen in overweging te worden genomen. De voorzieningenrechter zal onderzoeken waartoe dat in dit geval leidt.
4.4.
[Z] is [leeftijd] , [Y] [leeftijd] . Uit het uitvoerige rapport van de Raad van 27 december 2017 blijkt dat het kwetsbare meisjes zijn, die behoefte hebben aan structuur en duidelijkheid. Bij [Z] is sprake van een licht verstandelijke beperking en ADHD-problematiek. [Z] heeft psychologische begeleiding vanuit het ziekenhuis te Drachten vanwege haar angsten en het reguleren van frustraties en emoties. Spanning, verdriet en onzekerheid hebben een negatieve invloed op het resultaat van de hulpverlening. [Y] is onzeker, hangt veel aan haar moeder en is gesloten. Uit het rapport blijkt verder dat beide meisjes zich veilig en prettig voelen in de thuissituatie bij hun moeder. Ze hebben bovendien een goed contact met de leerkrachten op hun school, waar ze zich binnen hun mogelijkheden ontwikkelen. Hun moeder heeft de thuissituatie weer op orde en de samenwerking met de hulpverleners loopt goed.
4.5.
In deze situatie zal de ontruiming van de woning ingrijpende gevolgen hebben voor de beide meisjes, ook als waar is dat zij (tijdelijk) elders onderdak kunnen vinden. De veiligheid van de thuissituatie valt weg en ze worden mogelijk gescheiden van hun moeder. Het is bovendien onduidelijk of en hoe lang de bestaande begeleiding en hulpverlening kan worden voortgezet. Ook is het de vraag of de meisjes het contact met hun school kunnen behouden.
4.6.
Onder deze omstandigheden brengen de zwaarwegende belangen van de meisjes mee dat al het mogelijke moet worden gedaan om de ontruiming van de woning te voorkomen. De voorzieningenrechter neemt daarbij mede in aanmerking dat de bodemrechter de omstandigheden niet (ten volle) in zijn oordeel heeft kunnen meewegen omdat het rapport van de Raad na zijn vonnis is uitgebracht.
4.7.
De verplichting om al het mogelijke te doen om de ontruiming van de woning te voorkomen, betreft zowel WoonFriesland als [eiseres 1] . WoonFriesland heeft recht op betaling van de huurprijs en de huurschuld, maar zal van ontruiming moeten afzien als dit haar niet onevenredig benadeelt. Voor [eiseres 1] geldt dat zij moet beseffen dat zij verantwoordelijk is voor de betaling van de huurprijs en de huurschuld en dat de zwaarwegende belangen van de kinderen geen vrijbrief zijn om niet (tijdig) te betalen.
4.8.
Het betalen van de lopende huur is een voorwaarde om ontruiming te voorkomen. Het zou WoonFriesland immers onevenredig benadelen als [eiseres 1] de woning mag blijven bewonen, terwijl zij de lopende huur niet betaalt en de huurschuld toeneemt. Gebleken is dat [eiseres 1] na het vonnis van 19 december 2017 de lopende huur weer betaalt. Volgens haar verklaring ter zitting is ook de huur voor februari 2018 inmiddels aan WoonFriesland overgemaakt. Zij heeft verder verklaard dat zij in staat en bereid is om de lopende huur tijdig te blijven betalen.
4.9.
Wat betreft de achterstallige huur (met rente en kosten) geldt dat WoonFriesland de rechtsmaatregelen kan nemen die de wet haar biedt om betaling van de schuld te verkrijgen. Het wel of niet ontruimen van de woning brengt daarin geen verandering. Het benadeelt WoonFriesland daarom in dat opzicht niet als de ontruiming achterwege blijft. Er is overigens geen reden om de tenuitvoerlegging van het vonnis van 19 december 2017 te schorsen voor zover het de veroordeling tot betaling van de achterstallige huur met rente en kosten betreft.
4.10.
Het voorgaande leidt tot de volgende conclusie. De belangen van partijen en met name die van de kinderen in aanmerking nemend, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van WoonFriesland bij onverwijlde tenuitvoerlegging van de veroordeling tot ontruiming van de woning niet in redelijke verhouding staat tot het zwaarwegende belang van [eiseres 1] en de kinderen bij behoud van hun woning, indien en zo lang [eiseres 1] de lopende huur tijdig betaalt. De voorzieningenrechter zal de tenuitvoerlegging van het vonnis van 19 december 2017, wat betreft de veroordeling tot ontruiming van de woning, daarom schorsen voor zo lang [eiseres 1] de lopende huur tijdig aan WoonFriesland betaalt.
4.11.
De voorzieningenrechter neemt aan dat WoonFriesland vrijwillig aan dit vonnis zal voldoen en ziet dan ook geen reden een dwangsom op te leggen.
4.12.
Hetgeen partijen verder nog ter sprake hebben gebracht, kan onbesproken blijven, omdat dit niet kan leiden tot een andere beslissing.
Proceskosten
4.13.
WoonFriesland zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres 1] worden begroot op:
- dagvaarding € 98,01
- griffierecht 79,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 993,01.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
schorst de tenuitvoerlegging van het vonnis van deze rechtbank van 19 december 2017, voor zover het betreft de veroordeling van [eiseres 1] (onder a.) tot ontruiming van de woning aan de Dollard 140 te Drachten,
5.2.
bepaalt dat de schorsing vervalt op het moment dat [eiseres 1] de aan WoonFriesland verschuldigde, maandelijkse huurprijs niet op tijd betaalt, dat wil zeggen elke termijn niet telkens uiterlijk op de eerste van elke maand,
5.3.
veroordeelt WoonFriesland in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres 1] tot op heden vastgesteld op € 993,01,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Los en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2018 in tegenwoordigheid van de griffier. [1]

Voetnoten

1.type: 780