In deze zaak gaat het om de waardering van een hotelaccommodatie voor de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De heffingsambtenaar van de gemeente Noordenveld heeft op 29 februari 2016 de WOZ-waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 1.339.000 per waardepeildatum 1 januari 2015. Eiseressen, de eigenaar en gebruiker van de accommodatie, hebben bezwaar gemaakt tegen deze waardebepaling en zijn in beroep gegaan nadat hun bezwaren ongegrond waren verklaard. Tijdens de zitting op 13 december 2017 hebben eiseressen een lagere waarde van € 1.199.000 bepleit, terwijl verweerder vasthield aan de vastgestelde waarde. Eiseressen voerden aan dat onvoldoende rekening was gehouden met achterstallig onderhoud en andere negatieve factoren die de waarde zouden beïnvloeden. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder met behulp van een taxatierapport en de huurwaardekapitalisatiemethode aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. De rechtbank oordeelde dat de door eiseressen aangevoerde argumenten niet voldoende onderbouwd waren en dat de waarde niet te hoog was vastgesteld. De beroepen van eiseressen zijn ongegrond verklaard.